ECLI:NL:GHARL:2023:11076

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
21-002872-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Overijssel inzake drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1971, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor drugshandel en wapenbezit. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het rekening heeft gehouden met procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. Deze afspraken zijn gemaakt om een passende straf te bepalen, waarbij de verdachte heeft ingestemd met een gevangenisstraf van 30 maanden en een geldboete van € 500.000,00. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door grote hoeveelheden hennep en hasjies te verhandelen, evenals het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte heeft op grote schaal softdrugs aangeboden via darkmarkets en het darkweb, wat een ernstige ondermijning van de rechtsorde met zich meebrengt. Het hof heeft de verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen voorwerpen bevestigd en de teruggave van andere voorwerpen gelast. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002872-22
Uitspraak d.d.: 20 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 14 juni 2022 met parketnummer 08-963522-19 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn (voor mr. F.A.G.M. Landerloo waarnemende) raadsman, mr. E.E.W.J. Maessen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest. De op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 10, 11, 13 tot en met 19, 41 tot en met 58, 61, 125 tot en met 130, 134 en 145 tot en met 155 zijn door de rechtbank verbeurdverklaard. Het op de beslaglijst onder 144 genoemde voorwerp is onttrokken aan het verkeer. Met betrekking tot de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 9, 12, 20 tot en met 40, 59, 60, 62 tot en met 124, 131 tot en met 133 en 135 tot en met 143 heeft de rechtbank de teruggave aan verdachte gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 mei 2017 tot en met 13 november 2018, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk - buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of - (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijke aanwezig heeft gehad van een of meer (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjies, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of hasjies zijn de (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;2.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te [plaats 2] , [gemeente] , een wapen van categorie III, onder 1 en/of munitie van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten - een pistool (merk FN-Herstal/Baby) kaliber 6,35mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden, en/of - vijfentwintig, althans één of meer, kogelpatronen van kaliber 6,35mm br. (merk Sellier & Bellot),en/of - negenentwintig, althans één of meer, kogelpatronen van kaliber 6,35mm br. (merk Rheinisch-Westfalische Sprengstoff A.G., voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te [plaats 2] , [gemeente] , een of meer (wapen)s van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en/of munitie, te weten een pepperspraypistool (merk Piexon Jetprojector JPX) en/of twee, althans een of meer, navulcontainers (merk Piexon Jetprojector JPX), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloos makende, traan verwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Procesafspraken

Procesafspraken in eerste aanleg
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in eerste aanleg heeft de rechtbank een ondertekende overeenkomst met procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte ontvangen. De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat de op de procesafspraken gebaseerde straf zoals geëist door de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft de procesafspraken terzijde geschoven en heeft beslist als hiervoor is samengevat.
Procesafspraken in hoger beroep
Voorafgaand aan de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal laten weten (opnieuw) met de verdediging in gesprek te zijn over de afdoening van de straf- en ontnemingszaak van verdachte en dat partijen beogen te komen tot procesafspraken. Op 1 december 2023 heeft het hof de ondertekende overeenkomst met procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte ontvangen. Op verzoek van de advocaat-generaal zijn de procesafspraken op de regiezitting van 6 december 2023 besproken.
Het afdoeningsvoorstel houdt voor wat de strafzaak betreft in dat:
  • de verdachte geen nadere onderzoekswensen indient;
  • de verdachte geen bewijsverweren voert en reeds ingediende onderzoekswensen zal intrekken indien en nadat het hof te kennen heeft gegeven voornemens te zijn de procesafspraken te volgen;
  • de verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • de verdachte een bedrag van € 500.000,00 stort op een door het Centraal Justitieel Incassobureau daartoe aan te wijzen locatie, indien en nadat het hof de overeenkomst inhoudende de procesafspraken heeft bevestigd;
  • de verdachte het geld zelf zal storten;
  • de verdachte verklaart betalingsbereid te zijn en in staat te zijn tot betaling;
  • de verdachte bij een eventuele gijzeling in de executiefase geen draagkrachtverweer te zullen voeren;
  • de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
  • het Openbaar Ministerie zal overgaan tot opheffing van de ten laste van verdachte gelegde conservatoire beslagen, indien de betaling van € 500.000,00 en het bedrag in de ontnemingszaak zijn voldaan;
  • het Openbaar Ministerie ter terechtzitting een strafeis van 30 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 500.000,00 zal vorderen;
  • het beslag wordt afgedaan conform de bij de procesafspraken gevoegde bijlage, met dien verstande dat:
o de onder 12 genoemde auto met kenteken [kenteken] niet zal worden teruggegeven;
o de onder 59 genoemde muntenverzameling niet zal worden teruggegeven;
o de onder 135 tot en met 142 genoemde hoeveelheden goud niet zullen worden teruggegeven;
  • het Openbaar Ministerie de verdachte niet zal vervolgen ter zake van witwassen ten aanzien van de geldbedragen die hij in het kader van de overeenkomst zal storten;
  • de verdachte (indien het hof in de strafzaak arrest wijst conform deze overeenkomst) verklaart dat hij binnen een maand na aanschrijving door het Centraal Justitieel Incassobureau zal voldoen aan de betalingsverplichting die voortvloeit uit dit arrest;
  • de verdachte ermee instemt dat een afschrift van de overeenkomst aan het Centraal Justitieel Incassobureau wordt verstrekt.
Beoordeling van de procesafspraken
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de procesafspraken en de totstandkoming daarvan door beide partijen bevestigd en toegelicht. Daarbij is aan de orde gekomen dat de verdachte in de concrete omstandigheden van de voorliggende zaak vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het voorliggende afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Omdat de procesafspraken op basis van vrijwilligheid en op basis van wederkerigheid tot stand zijn gekomen en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep in aanwezigheid van zijn raadsman meermalen ondubbelzinnig heeft aangegeven zich volledig te kunnen vinden in de gemaakte procesafspraken en daarmee akkoord te gaan, komen deze afspraken voor een beoordeling door het hof in aanmerking.
Het hof stelt voorop dat het geen partij is bij de procesafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie en daaraan ook niet gebonden is. Daarnaast geldt dat aan de verplichting die op de strafrechter rust om te beslissen op de in artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering genoemde vragen niet wordt afgedaan door de omstandigheid dat door het Openbaar Ministerie en de verdediging een afdoeningsvoorstel is overgelegd (vgl. HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252). Het hof zal voornoemde vragen – met inachtneming van de procesafspraken – achtereenvolgens bespreken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Hijop een of meer tijdstip(pen)inof omstreeksde periode van 29 mei 2017 tot en met 13 november 2018, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of eldersin Nederland, tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen, (telkens)opzettelijk – buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of – (in de uitoefening van een beroep of bedrijf)heeftgeteeld en/of bereid en/ofbewerkten/of verwerkten/of verkocht en/of afgeleverden/of verstrekten/of vervoerd,in elk geval opzettelijke aanwezig heeft gehad van een of meer (grote)hoeveelheden hennep en/ofhasjies,in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of hasjieszijn de (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;2.
hij opof omstreeks2 april 2019 te [plaats 2] , [gemeente] , een wapen van categorie III, onder 1 en/ofmunitie van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten – een pistool (merk FN-Herstal/Baby) kaliber 6,35mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van eengeweer, revolver en/ofpistool, en/of– vijfentwintig,althans één of meer,kogelpatronen van kaliber 6,35mm br. (merk Sellier & Bellot), en/of – negenentwintig, althans één of meer,kogelpatronen van kaliber 6,35mm br. (merk Rheinisch-Westfalische Sprengstoff A.G.), voorhanden heeft gehad;
3.
hij opof omstreeks2 april 2019 te [plaats 2] , [gemeente] , eenof meer (wapen)svan categorie II, onder 6 van de Wet wapens en/ofmunitie, te weten een pepperspraypistool (merk Piexon Jetprojector JPX) en/oftwee,althans een of meer,navulcontainers (merk Piexon Jetprojector JPX), zijnde(een)voorwerp(en)bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloos makende, traan verwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft conform de procesafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 500.000,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsman en de verdachte hebben het hof gevraagd de vordering van de advocaat-generaal (en daarmee de procesafspraken) te volgen. De verdachte heeft verklaard zich ervan bewust te zijn dat hij – indien het hof de procesafspraken volgt – terug moet naar de gevangenis en heeft ondubbelzinnig verklaard hiermee in te stemmen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich gedurende anderhalf jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in en de export van verdovende middelen. De verdachte bood onder de naam [gebruikersnaam] op grote schaal softdrugs aan via zogenoemde darkmarkets en het darkweb.
Over de hele wereld konden klanten meerdere soorten softdrugs bij [gebruikersnaam] bestellen. Het verkopen, verpakken en verzenden van de verdovende middelen gebeurde op een georganiseerde en professionele wijze. De verdovende middelen werden via de reguliere post verzonden naar het buitenland. Hierbij werden willekeurige retouradressen opgegeven om de identiteit van de afzenders te verhullen. Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee wapens, kogelpatronen en navulcontainers.
Het spreekt voor zich dat het exporteren en handelen in verdovende middelen een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent. Het is algemeen bekend dat
verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze
middelen. Door willekeurige retouradressen te gebruiken werden ook onschuldige burgers en bedrijven betrokken bij de handel. Dat verdachte ook over wapens beschikte, versterkt het beeld dat handel in verdovende middelen vaak gepaard gaat met andere, ook zwaardere
vormen van criminaliteit.
Het hof is gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een forse geldboete passend en geboden is. Nu de vordering van de advocaat-generaal van een gevangenisstraf in combinatie met een hoge geldboete in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aan verdachte gemaakte verwijten en zijn rol in het geheel, zal het hof voor wat betreft de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf aansluiten bij het afdoeningsvoorstel. Hierbij betrekt het hof dat met onderhavige procesafspraken een (ruimschootse) overschrijding van de redelijke termijn (en nader onderzoek in hoger beroep) vermeden kan worden. Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete heeft het hof toepassing gegeven aan artikel 12 van de Opiumwet, nu de waarde van de zaken waarmee of met betrekking tot welke de feiten zijn begaan hoger is dan het vierde gedeelte van het maximum van de geldboete op die feiten gesteld. Daarom is een geldboete binnen de naast hogere categorie opgelegd. Het hof heeft tevens rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 500.000,00 passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden afgedaan conform de bij de procesafspraken gevoegde beslaglijst, met dien verstande dat het beslag dat rust op de goederen met nummers 12, 59, 127 tot en met 130, 135 tot en met 142 en 145 tot en met 155 dient te worden opgeheven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden afgedaan conform de vordering van de advocaat-generaal (en daarmee overeenkomstig de gemaakte procesafspraken).
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de op de (aan dit arrest gehechte) beslaglijst onder 10, 13 tot en met 19, 41 tot en met 58, 61, 125, 126, en 134 genoemde voorwerpen verbeurd verklaard dienen te worden. Ten aanzien van deze goederen geldt dat het bewezenverklaarde onder 1 met behulp daarvan is begaan.
Ten aanzien van het in de beslaglijst onder 144 genoemde wapen geldt dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het hof zal het wapen daarom onttrekken aan het verkeer.
Het hof zal de teruggave van de onder 1 tot en met 9, 20 tot en met 40, 60, 62 tot en met 124, 131 tot en met 133 en 143 genoemde voorwerpen gelasten. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave.
Ten slotte zal het hof het beslag op de onder 12, 59, 127 tot en met 130, 135 tot en met 142 en 145 tot en met 155 van de beslaglijst genoemde goederen conform de vordering van de advocaat-generaal opheffen, zodat de getaxeerde waarde of de opbrengst van voornoemde goederen in de executiefase kan worden verrekend met de betalingsverlichting ter zake van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 12 van de Opiumwet, de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500.000,00 (vijfhonderdduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst onder 10, 13 tot en met 19, 41 tot en met 58, 61, 125, 126, en 134 genoemde voorwerpen.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: het op de beslaglijst onder 144 genoemde voorwerp.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de beslaglijst onder 1 tot en met 9, 20 tot en met 40, 60, 62 tot en met 124, 131 tot en met 133 en 143 genoemde voorwerpen.
Heft ophet beslag dat rust op de goederen met nummers 12, 59, 127 tot en met 130, 135 tot en met 142 en 145 tot en met 155 van de beslaglijst.
Aldus gewezen door
mr. K. Gilhuis, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. Th.C.M. Willemse, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. Maris, griffier,
en op 20 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.