ECLI:NL:GHARL:2023:10905

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
21-000175-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank met aanvulling naar aanleiding van standpunten OM in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 januari 2022. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie tegen het vonnis waarin de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling op de gronden naar aanleiding van de standpunten van het openbaar ministerie. Het hof oordeelt dat de verklaring van de broer van de aangeefster, de brief van de psycholoog en het medische verslag onvoldoende steunbewijs bieden voor de tenlastelegging. De verklaringen en bewijsmiddelen zijn in onderling verband beschouwd niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Daarom is de verdachte integraal vrijgesproken en zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000175-22
Uitspraak d.d.: 27 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 januari 2022 met parketnummer 16-125433-19 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 13 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van de aan hem onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en bepaling dat vervangende hechtenis wordt toegepast indien niet wordt voldaan aan de betalingsverplichting.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Korver, naar voren is gebracht.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank:
  • de verdachte ter zake van de aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten integraal vrijgesproken;
  • de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaard.
Het gerechtshof verenigt zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het gerechtshof, in verband met de door het openbaar ministerie in hoger beroep ingenomen standpunten, daar een aanvulling op aanbrengt. Daarom dient het vonnis met aanvulling van gronden te worden bevestigd.
Aanvulling naar aanleiding van de door het openbaar ministerie ingenomen standpunten
Het openbaar ministerie heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verklaring van [persoon 1] , de broer van aangeefster, als steunbewijs kan gelden. [persoon 1] heeft uit eigen waarneming verklaard over de gemoedstoestand van aangeefster en daarbij emoties waargenomen die in rechtstreeks verband kunnen worden gebracht met de tenlastegelegde gedragingen.
Voorts heeft het openbaar ministerie betoogd dat in de als bijlage 5 bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde brief, waaruit blijkt dat een psycholoog verdeeld over acht sessies traumatherapie aan aangeefster heeft gegeven, ondersteuning biedt voor de verklaring van aangeefster, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1095).
Tevens wijst het openbaar ministerie op het bij bijlage 3 bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde medische verslag van [naam instelling] van 13 november 2020, opgesteld door arts [naam arts] , waarin (meermalen) op basis van eigen waarnemingen van die arts een duidelijk en rechtstreeks verband wordt gelegd tussen gedragsverandering(en) bij [benadeelde 1] en de behandelingen die zij hiervoor heeft ondergaan en het seksueel misbruik.
Het gerechtshof overweegt dat de verklaring van aangeefster op specifieke punten niet wordt ondersteund door de verklaring van haar broer [persoon 1] . [persoon 1] heeft aangegeven dat hij een keer in de zomer van 2018 op de camping bij [benadeelde 1] waarnam dat zij “die hele dag verdrietig, echt heel verdrietig” was. Na aandringen gaf [benadeelde 1] aan dat dit was omdat zij bang was op de boerderij “omdat [verdachte] dingen gaat doen". Behalve de zeer algemeen geformuleerde reden voor de emoties die door [persoon 1] bij zijn zus zijn waargenomen, acht het hof, gelet op het moment en de inhoud van deze verklaring, onvoldoende aannemelijk geworden dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de waargenomen emoties en de tenlastegelegde gedragingen.
Daarnaast is het gerechtshof van oordeel dat de brief van de psycholoog onvoldoende steunbewijs oplevert voor het tenlastegelegde. Uit de brief van de psycholoog blijkt geheel niet van een verband tussen de in die brief genoemde behandelingen en het misbruik waarover [benadeelde 1] heeft verklaard.
Met betrekking tot het standpunt dat het gevoegde medische verslag van [naam instelling] door arts [naam arts] steunbewijs bevat, is het gerechtshof van oordeel dat dat verslag qua waarnemingen zeer summier is. Daarnaast biedt het verslag geen toereikende basis voor de stelling dat de bij [benadeelde 1] waargenomen gedragsverandering heeft te gelden als rechtstreeks uitvloeisel van het tenlastegelegde. In het verlengde daarvan overweegt het gerechtshof dat de jurisprudentie waarnaar het openbaar ministerie verwijst, zaken betreffen waarin beduidend meer steunbewijs aanwezig was.
Ook als het gerechtshof de verklaring van [benadeelde 1] en de drie bewijsmiddelen die het openbaar ministerie in zijn appelschriftuur en ter zitting van het gerechtshof heeft aangedragen in onderling verband beschouwt, acht het gerechtshof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan.
Nu het gerechtshof op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, zal het gerechtshof het vonnis in stand laten. Dit brengt met zich dat het door de raadsman gedane voorwaardelijke verzoek tot het houden van een schouw geen bespreking behoeft.

BESLISSING

Het gerechtshof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 27 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.