In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 januari 2022. Het hoger beroep was ingesteld door de officier van justitie tegen het vonnis waarin de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling op de gronden naar aanleiding van de standpunten van het openbaar ministerie. Het hof oordeelt dat de verklaring van de broer van de aangeefster, de brief van de psycholoog en het medische verslag onvoldoende steunbewijs bieden voor de tenlastelegging. De verklaringen en bewijsmiddelen zijn in onderling verband beschouwd niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Daarom is de verdachte integraal vrijgesproken en zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard.