In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende de verkoop van een horecapand. [appellant] stelde dat er op 25 of 26 februari 2021 een koopovereenkomst tot stand was gekomen, terwijl [geïntimeerde] dit betwistte en stelde dat er slechts oriënterende gesprekken hebben plaatsgevonden. De rechtbank had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, wat [geïntimeerde] in incidenteel appel aanvecht. Het hof oordeelt dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling. Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank over de proceskostencompensatie en veroordeelt [appellant] in de proceskosten, maar stelt deze op nihil. De uitspraak bevestigt dat partijen niet in een zodanige verhouding tot elkaar zijn gekomen dat het afbreken van de onderhandelingen door [geïntimeerde] onaanvaardbaar zou zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de proceskostenveroordeling, die wordt aangepast.