ECLI:NL:GHARL:2023:10720

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.322.312
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ontbinding huwelijk door overlijden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot echtscheiding. De vrouw, die in eerste aanleg de rechtbank had verzocht om de echtscheiding uit te spreken, is op 2 augustus 2023 overleden. Dit heeft geleid tot de vraag of de man, die in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank, nog belang heeft bij zijn verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk door het overlijden van de vrouw is ontbonden, conform artikel 1:149 lid a van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek tot echtscheiding.

De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de rechtbank Midden-Nederland, waar de echtscheiding op 2 november 2022 werd uitgesproken. De man was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2023 werd duidelijk dat de vrouw inmiddels was overleden, wat de rechtsgang beïnvloedde. De advocaten van beide partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij de man zijn verzoek handhaafde, maar de vrouw geen belang meer had bij de procedure.

Het hof heeft uiteindelijk besloten de bestreden beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot echtscheiding. Het hof oordeelde dat het inschakelen van een deskundige niet meer relevant was, gezien de omstandigheden. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.312
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 525410)
beschikking van 19 december 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C. Simmelink te Maarssen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 februari 2023;
- het verweerschrift met een producties;
- de bijlagen 6 en 7 van de man (journaalbericht van 31 maart 2023);
- een journaalbericht van mr. Ter Avest van 14 september 2023;
- een journaalbericht van mr. Simmelink van 11 oktober 2023 met een brief van dezelfde datum;
- een brief van mr. Ter Avest van 16 oktober 2023;
- een journaalbericht van mr. Simmelink van 30 oktober 2023 met een brief van dezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1976 te [plaats1] met elkaar gehuwd.
3.2
Op 7 juni 2018 heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland de vrouw
onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand. Bij beschikking van 21 mei 2019 heeft dit hof die beschikking van 7 juni 2018 bekrachtigd.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 augustus 2019 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Bij beschikking van 28 juli 2020 heeft dit hof die beschikking van 20 augustus 2019 vernietigd en het verzoek van de vrouw om de echtscheiding uit te spreken alsnog afgewezen, omdat de vrouw het hof had bericht dat zij instemt met het alsnog afwijzen van het verzoek tot echtscheiding.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 2 november 2022 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken nevenvoorzieningen te treffen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap.
4.2
De man is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en komt hiervan in hoger beroep.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking onder zaaknummer 525410 te vernietigen en het verzoek van de vrouw tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
4.3
De vrouw voert verweer en verzoekt het hof het verzoek van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Mr. ter Avest heeft het hof bij journaalbericht van 14 september 2023 bericht dat de vrouw op 2 augustus 2023 is overleden.
5.2
Mr. Simmelink heeft het hof bij brief van 11 oktober 2023 laten weten dat door het overlijden van de vrouw het huwelijk van partijen inmiddels is ontbonden. Zij zal aanvullend reageren als de man zich nader heeft uitgelaten over het verdere vervolg van deze procedure.
5.3
Bij brief van 16 oktober 2023 heeft mr. Ter Avest gesteld dat ten gevolge van het huwelijk van de vrouw het huwelijk tussen partijen is ontbonden en de man daarom geen belang meer heeft bij de onderhavige procedure. Het hof dient de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek, dan wel subsidiair zijn verzoek af te wijzen. De procedure zou ook kunnen komen te vervallen. De man heeft wel belang bij een beschikking in deze procedure, omdat hij zijn rechten als echtgenoot indien noodzakelijk tegen derden moet kunnen inroepen. De man trekt zijn procedure daarom niet in. Verder geeft mr. Ter Avest het hof in overweging om in het belang van de rechtsontwikkeling te overwegen dat het hof ter zitting op 11 april 2023 heeft beslist dat zal worden overgegaan tot het inschakelen van een deskundige.
5.4
Mr. Simmelink heeft het hof bij brief van 30 oktober 2023 tot slot laten weten dat hij het eens is met de stelling van mr. Ter Avest dat er geen belang meer is. Primair dient de man niet-ontvankelijk te worden verklaard, subsidiair moet het verzoek van de man worden afgewezen. De man kan met de akte van overlijden van de vrouw en zijn registratie in de Basisregistratie Personen alle erfrechtelijke aangelegenheden regelen.
Het heeft volgens mr. Simmelink geen toegevoegde waarde dat het hof nu nog een overweging zal opnemen in een beschikking over het inschakelen van een deskundige, omdat het hof voor het overlijden van de vrouw nog geen tussenbeschikking op dit punt heeft gegeven. Er is geen onderzoek tot stand gekomen en dit onderzoek kan ook niet meer worden verricht.
5.5
Het hof stelt vast dat de vrouw in eerste aanleg de rechtbank heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar overige verzoeken. De man is het niet eens met de echtscheiding en heeft daarom hoger beroep ingesteld. Het gaat in deze procedure in hoger beroep om het belang van de vrouw bij haar verzoek om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
Omdat de vrouw op 2 augustus 2023 is overleden en het huwelijk daardoor is ontbonden (artikel 1:149 lid a van het Burgerlijk Wetboek) heeft de vrouw geen belang meer bij haar inleidend verzoek tot echtscheiding. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en de vrouw alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot echtscheiding.
5.6
Het hof zal geen deskundige benoemen die zou moeten onderzoeken of de vrouw nog wel in staat was om haar wil te bepalen ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding, omdat de uitkomst van dat onderzoek niet meer relevant is voor de beslissing van het hof. Niet valt in te zien dat een onderzoek van de wilsbekwaamheid van de vrouw in deze concrete zaak van belang kan zijn voor de rechtsontwikkeling.
5.7
Het hof beslist als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank van Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 november 2022 en opnieuw beschikkende;
verklaart de vrouw alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Feunekes en W.D. Kolkman, bijgestaan door de griffier, en is op 19 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.