ECLI:NL:GHARL:2023:10671

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
200.323.770/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toestemming voor reisdocumenten voor minderjarige kinderen in alimentatieprocedure

In deze zaak heeft de moeder, in het kader van een door de vader gestarte alimentatieprocedure, zelfstandige tegenverzoeken ingediend om toestemming van de vader te verkrijgen voor het aanvragen van nieuwe reisdocumenten voor hun kinderen. De moeder beroept zich op het belang van de kinderen en de geschillenregeling van artikel 1:253a BW. Het hof oordeelt echter dat er een aparte rechtsgang is gecreëerd voor dergelijke kwesties, zoals vastgelegd in de artikelen 34 e.v. van de Paspoortwet. Deze wet biedt een specifieke regeling die voorrang heeft boven de algemene regeling van artikel 1:253a BW, wat betekent dat de moeder niet de juiste procedure heeft gevolgd.

De vader had eerder de rechtbank verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, maar de moeder heeft deze procedure benut om via zelfstandige tegenverzoeken de medewerking van de vader te verkrijgen. Het hof stelt vast dat de ouders ontkennen de eerder afgegeven reisdocumenten in hun bezit te hebben en dat de moeder de identiteitskaarten en het paspoort van de kinderen als vermist heeft opgegeven. Het hof concludeert dat de moeder om haar doel te bereiken, alsnog de rechter op grond van de Paspoortwet om vervangende toestemming zal moeten vragen. Het hof wijst het verzoek van de moeder af, maar bespreekt ter zitting mogelijke oplossingen, waarbij de vader bereid is mee te werken aan de afgifte van nieuwe identiteitsbewijzen voor de kinderen.

Uiteindelijk vernietigt het hof de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland en compenseert de proceskosten in beide instanties, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is op 14 december 2023 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.770/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 184886)
beschikking van 14 december 2023
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa te Lisse,
en
[verweerster](de moeder),
die woont op een geheim te houden adres,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. L.H. Haarsma te Paterswolde.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 23 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 23 februari 2023;
- een brief namens de vader van 5 april 2023 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 30 oktober 2023 met bijlage(n);
- een e-mail namens de moeder van 2 november 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 2 november 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 9 november 2023 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten, die beiden pleitaantekeningen hebben overgelegd.
2.3
In genoemd journaalbericht van 2 november 2023 heeft de vader bezwaar gemaakt tegen overlegging van de producties 3 en 4 bij genoemde e-mail van 2 november 2023 namens de moeder. Hij wijst daarbij op het late tijdstip van indiening van deze stukken. Ter zitting heeft de vader dit bezwaar gehandhaafd. Zoals ter zitting – na een korte schorsing – is meegedeeld, neemt het hof kennis van de e-mail van de broer van de moeder van 1 november 2023 (productie 3), omdat deze niet eerder overgelegd kon worden. Het hof neemt geen kennis van de e-mail van de gemeente [de gemeente] van 20 december 2022 (productie 4), omdat die veel eerder in het geding gebracht had kunnen worden. Het hof verwijst in dit verband naar artikel 1.4.5 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2015,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2016, en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2018,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
De kinderen staan sinds 24 december 2021 onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (de gecertificeerde instelling (GI)).

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is de aanvraag/afgifte van paspoorten/Nederlandse identiteitskaarten voor de kinderen in geschil. Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, de vader veroordeeld tot het ondertekenen van de toestemmingsformulieren voor de afgifte van een paspoort/Nederlandse identiteitskaart van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , zoals partijen voldoende bekend, en is de vader veroordeeld om aan de moeder een dwangsom te betalen van € 500,- per dag dat hij na betekening van die beschikking nalaat om hieraan te voldoen totdat een maximum van € 10.000,- is bereikt.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
23 november 2023. Deze grieven zien op de (aanvraag van) paspoorten voor de kinderen. De vader verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de moeder in haar zelfstandige tegenverzoeken (die zij bij de rechtbank heeft gedaan) niet-ontvankelijk te verklaren, althans de zelfstandige tegenverzoeken van de moeder af te wijzen met veroordeling van de moeder in de kosten van het geding in beide instanties.
4.3
De moeder voert verweer en zij verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de door de vader opgeworpen grieven te verwerpen dan wel af te wijzen als zijnde ongegrond;
II. de kosten te compenseren waarbij ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.De motivering van de beslissing

De positie van de GI
5.1
Anders dan de vader is het hof van oordeel dat de GI geen belanghebbende is in deze procedure. Deze zaak heeft niet rechtstreeks betrekking op de rechten of verplichtingen van de GI.
De reisdocumenten van de kinderen
5.2
De vader is deze procedure gestart met een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De moeder heeft deze (alimentatie)procedure benut om via zelfstandige tegenverzoeken de medewerking/toestemming van de vader te krijgen om nieuwe reisdocumenten voor de kinderen aan te vragen. Het lukte de moeder niet om dat in onderling overleg met de vader te regelen.
5.3
Beide ouders ontkennen de eerder voor de kinderen afgegeven reisdocumenten in hun bezit te hebben. Het gaat voor alle dochters om een tot 20 november 2023 geldige Nederlandse identiteitskaart en voor [de minderjarige1] om een op 8 april 2021 verlopen paspoort. De moeder stelt alleen te beschikken over kopieën van de identiteitskaarten van de kinderen. Zij heeft op 16 augustus 2023 de drie identiteitskaarten en het paspoort van [de minderjarige1] bij de gemeente [de gemeente] als vermist opgegeven.
5.4
Zoals namens haar ter zitting is toegelicht heeft de moeder haar zelfstandige verzoeken gebaseerd op het belang van de kinderen en de geschillenregeling van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.5
Het hof is het met de vader eens dat voor dit soort kwesties een aparte rechtsgang is gecreëerd. De artikelen 34 e.v. van de Paspoortwet bieden hier uitkomst. Op basis daarvan kan de toestemming van een ouder met gezag voor de aanvraag van een reisdocument van een minderjarige bij diens weigering worden vervangen door de toestemming van de bevoegde rechter. Omdat de Paspoortwet een specifieke (geschillen)regeling kent ten opzichte van de algemene regeling van artikel 1:253a BW heeft deze voorrang. Dit betekent dat de moeder niet de juiste procedure heeft gevolgd. Overigens is inmiddels ook in de praktijk gebleken dat de door de moeder gekozen weg geen oplossing biedt voor de problematiek rond de reisdocumenten van de kinderen.
De rechtbank heeft de zelfstandige verzoeken van de moeder niet helemaal toegewezen. Desondanks heeft de moeder geen hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking. Het toegewezen deel van de verzoeken van de moeder kan op zich niet tot het door haar gewenste resultaat leiden dat de kinderen nieuwe reisdocumenten krijgen. De vader heeft de betreffende toestemmingsformulieren immers ondertekend zoals de rechtbank hem had opgedragen, maar hij weigert daarbij een kopie van zijn legitimatiebewijs te verstrekken. Die heeft de gemeente echter wel nodig om de aanvraag van de reisdocumenten voor de kinderen in behandeling te kunnen nemen. Zodoende is de afgifte van welk reisdocument dan ook voor de kinderen op dit moment alsnog niet mogelijk.
5.6
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de moeder om het door haar gewenste doel te bereiken alsnog de rechter op grond van de Paspoortwet om vervangende toestemming zal moeten vragen. Een en ander brengt mee dat het hof het verzoek van de moeder, dat in deze procedure aan het hof voorligt, zal afwijzen. Het hof merkt daarbij wel op het belangrijk te vinden dat de kinderen zo spoedig mogelijk over geldige identiteitsbewijzen kunnen beschikken. Daarom heeft het hof ter zitting met partijen besproken of er (andere) oplossingen zijn. Daaruit zijn de volgende afspraken gekomen. De moeder is bereid haar verzoek te beperken tot de afgifte van identiteitsbewijzen en dus niet langer de afgifte van paspoorten te verlangen. De vader is bereid mee te werken aan de afgifte van nieuwe identiteitsbewijzen voor de kinderen. De vader is niet bereid mee te werken aan een verklaring van vermissing van de oude identiteitsbewijzen van de kinderen.
5.7
Gelet op het vorenstaande kan de bevoegdheid van de rechtbank in het midden blijven.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het hoger beroep. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen zoals hierna onder 7. is weergegeven.
6.2
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft. Van kwade trouw van de moeder, dat voor de vader reden is om een kostenveroordeling te vragen, is het hof niet gebleken.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
23 november 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen “de verklaring toestemming voor de afgifte van een paspoort/Nederlandse identiteitskaart” te ondertekenen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de vader nalaat na betekening van de in dezen te wijzen beschikking aan de inhoud van de beschikking te voldoen;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Lorist, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
mr. C. Coster, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 14 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.