ECLI:NL:GHARL:2023:10550

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.325.593
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over schadevergoeding na onrechtmatige daad in kapperszaak

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, die op 29 december 2021 en 22 juni 2022 zijn uitgesproken. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], die een kappersbehandeling onderging bij [geïntimeerde], en [geïntimeerde] die schadevergoeding eist na een incident waarbij [appellante] een blik witte grondverf door de kapperszaak gooide. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden. De kantonrechter had eerder een schadevergoeding van € 5.154,90 toegewezen, die [appellante] in hoger beroep betwistte, met argumenten over de omvang van de schade en de noodzaak van vervanging van beschadigde voorwerpen. Het hof oordeelde dat de schadevergoeding volledig toewijsbaar was, en dat de door [geïntimeerde] ingeschakelde expert, Dekra, voldoende onderbouwing had geleverd voor de schadeposten. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en wees het hoger beroep van [appellante] af, waarbij zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.593
zaaknummer rechtbank 9133408
arrest van 12 december 2023
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: [appellante]
advocaat: mr. R.A. van Seumeren
tegen
[geïntimeerde] ,handelend onder de naam
[naam1]
die woont in [woonplaats2]
die in hoger beroep niet is verschenen
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna: [geïntimeerde]

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 29 december 2021 en 22 juni 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 21 september 2022 en het herstelexploot van 25 november 2022;
  • de verstekverlening tegen [geïntimeerde] op de rol van 18 april 2023;
  • de memorie van grieven.
1.2.
[appellante] heeft het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak en de relevante feiten

2.1.
[appellante] heeft op 23 juli 2019 een was-, knip- en verfbehandeling gehad in de kapperszaak van [geïntimeerde] . [appellante] was over die behandeling en de prijs daarvan niet tevreden. Het gesprek dat [appellante] en [geïntimeerde] op 25 juli 2019 daarover hebben gevoerd is geëscaleerd. [appellante] is later die dag opnieuw naar de kapperszaak gegaan en heeft een blik witte grondverf door de winkel gegooid. De vraag is tot welke schade dit leidt.
2.2.
Het hof gaat uit van de feiten zoals de kantonrechter deze heeft vastgesteld in onderdeel 2.1. van het vonnis van 29 december 2021.

3.De vordering bij – en de beslissing van de kantonrechter

3.1.
[geïntimeerde] heeft bij de kantonrechter gevorderd dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van € 8.609,90, te verhogen met rente, buitengerechtelijke incassokosten van € 974,65 (inclusief BTW), expertisekosten van € 1.129,33 (inclusief BTW) en proceskosten.
3.2.
De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding toegewezen voor een bedrag van € 5.154,90, te verhogen met wettelijke rente vanaf 30 december 2020, en heeft [appellante] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 765,63 buitengerechtelijke kosten, en expertisekosten van € 1.129,33 en tot vergoeding van proceskosten. De bedoeling van het hoger beroep van [appellante] is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.

4.Het oordeel van het hof

[appellante] krijgt geen gelijk
4.1.
Het hof zal oordelen dat de door de kantonrechter toegewezen vergoeding van schade en kosten geheel toewijsbaar is. [appellante] krijgt dus geen gelijk. Het hof legt hierna uit hoe het tot die beslissing is gekomen.
De onrechtmatige daad staat vast, het gaat om de schade
4.2.
[appellante] heeft geen bezwaren aangevoerd tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door het blik witte grondverf door de kapsalon van [geïntimeerde] te gooien en dat zij aansprakelijk is voor de daardoor door [geïntimeerde] geleden schade, zodat haar schadevergoedingsverplichting in hoger beroep niet ter discussie staat.
4.3.
[appellante] betwist wel de omvang van de door [geïntimeerde] gevorderde en door de kantonrechter toegewezen schadevergoeding. [appellante] betwist ten eerste dat (sommige) spullen (a) op het moment van het verfincident in de kapperszaak aanwezig waren, (b) door de verf zijn geraakt en/of (c) niet konden worden gereinigd. Ten tweede betwist [appellante] de opgegeven waarde van de vervangende spullen en wijst zij erop dat geen aanschafbonnen/betaalbewijzen zijn verstrekt. Ten derde is [appellante] het niet eens met de door Dekra toegepaste “nieuw-voor-oud”-correctie van 50%. Het hof zal deze argumenten hieronder bespreken.
Het uitgangspunt bij de berekening van de schade
4.4.
Uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding is dat de benadeelde – in dit geval [geïntimeerde] – zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. [1]
De beschadiging van de opgevoerde spullen is voldoende onderbouwd
4.5.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] voldoende gemotiveerd gesteld welke voorwerpen in de kapperszaak aanwezig waren en blijvend beschadigd zijn geraakt. Dit betreft allemaal spullen die in een kapperszaak verwacht mogen worden. [geïntimeerde] heeft ter onderbouwing van zijn schade gewezen op het onderzoek van het door hem ingeschakelde bedrijf Dekra Experts (Dekra). De schade-experts van Dekra hebben de kapperszaak op 20 september 2019 bezocht en onderzocht wat de herstelkosten zijn. Ze hebben daarbij foto’s van direct na het incident opgevraagd en zelf foto’s gemaakt. De resultaten hiervan zijn neergelegd in een rapport van 18 november 2019 en in een nadere toelichting van 16 februari 2019. Uit het rapport van Dekra van 18 november 2019 en de daarbij gevoegde foto’s blijkt dat een groot deel van de kapperszaak en de zich daarin bevindende voorwerpen door de verf zijn getroffen. Bovendien is op de foto’s te zien dat het om een grote hoeveelheid grondverf gaat die is verspreid over de hele winkel. Het rapport van Dekra kan volgens [appellante] niet dienen als onderbouwing van de schade(posten) van [geïntimeerde] , omdat het rapport enkel gebaseerd zou zijn op verklaringen en informatie van [geïntimeerde] . Dit volgt echter niet uit het rapport van 18 november 2019. In het rapport staat immers dat de experts hebben geconstateerd dat ten tijde van het bezoek op veel plekken de restanten van de grondverf nog zichtbaar waren. In de aanvullende toelichting van 16 februari 2022 van Dekra is dit verder uitgelegd. Hierin staat dat de medewerkers van Dekra verfresten hebben geconstateerd op de ledverlichtingsbak en de plafondplaten (post 2), de herenstoelen (post 7) en de werkwagens (post 5), hetgeen zij ook onderbouwen met foto’s. Ook de stelling van [appellante] dat de zitbanken nauwelijks zijn getroffen door verf wordt weersproken door de in het dossier aanwezige foto’s waarop de verfspatten op de banken te zien zijn. Dat niet alle beschadigde voorwerpen uit de foto’s in het dossier blijken, zoals [appellante] betoogt, is, met het oog op de waarnemingen van de medewerkers van Dekra en de op de foto’s zichtbare schade, onvoldoende om op dat punt aan de inhoud van het rapport en de aanvullende toelichting te twijfelen. Het hof gaat daarom op dit punt uit van de juistheid van bevindingen van Dekra.
Reiniging in plaats van vervanging was niet mogelijk
4.6.
[appellante] stelt zich daarnaast op het standpunt dat de voorwerpen schoongemaakt hadden kunnen worden, zodat vervanging van de voorwerpen niet nodig zou zijn. Zoals in het bericht van 16 februari 2022 van Dekra wordt beschreven zijn de spullen besmeurd met grondverf. Dat is een verf die juist toegepast wordt vanwege de benodigde hechting. Bovendien zijn aan het bericht foto’s toegevoegd aan de hand waarvan Dekra vaststelt dat ook na reiniging verfresten zichtbaar zijn. Dat desondanks de met grondverf bekladde spullen zouden kunnen worden gereinigd én dat de kosten daarvan minder zijn dan de kosten van vervanging, heeft [appellante] niet onderbouwd.
Het hof volgt de waardebepaling van Dekra en de toegepaste nieuw-voor-oud-correctie
4.7.
Volgens [appellante] heeft [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd wat de nieuwwaarde van de beschadigde voorwerpen is. Het gaat daarbij om de ledverlichtingsbak en de plafondplaten (post 2), de wasunit (post 6), de herenstoelen (post 7), de zitbanken (post 8) en de werkwagens en scharen (post 5). Zij legt ter onderbouwing zoekresultaten over van op internet te koop staande voorwerpen die volgens haar hetzelfde zijn als de beschadigde voorwerpen. De aanschafwaarde van die voorwerpen ligt (veel) lager dan de waarde die in het rapport van Dekra aan de voorwerpen wordt toegekend.
4.8.
Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] met het rapport van Dekra, de daarbij gevoegde offerte van M3&A en de aanvullende toelichting van Dekra van 16 februari 2022 de kosten om de beschadigde voorwerpen te vervangen voldoende heeft onderbouwd. Het was noodzakelijk alle voorwerpen in één keer te vervangen, waarbij [geïntimeerde] gebruik heeft gemaakt van zijn vaste leverancier, zo motiveert Dekra. Het is begrijpelijk dat [geïntimeerde] spoedig tot vervanging van zijn kappersmateriaal moest overgaan en dat hij daarvoor vertrouwde op zijn vaste leverancier. De door [appellante] overgelegde zoekresultaten bevatten voorwerpen van verschillende websites (waaronder ook een website voor verkoop van tweedehands voorwerpen). Voor zover de door [geïntimeerde] gebruikte voorwerpen elders voordeliger beschikbaar zouden zijn, kon van hem niet verwacht worden dat hij - ter beperking van de schade - ‘op koopjes zou jagen’ of tweedehands voorwerpen zou aanschaffen. Bovendien bevestigt Dekra in haar aanvullende toelichting de herstelkostenofferte kritisch te hebben beoordeeld en te hebben vergeleken met andere prijzen. Zij heeft de beschadigde voorwerpen gezien en op basis daarvan de prijzen van vergelijkbare voorwerpen vastgesteld. Dekra komt tot de conclusie dat de door M3&A opgegeven prijzen alleszins redelijk zijn. Het hof zal, bij gebrek aan een voldoende gemotiveerde betwisting, die prijzen volgen.
4.9.
[appellante] gaat er ten onrechte vanuit dat [geïntimeerde] kosten had moeten besparen door de ledverlichtingsbak, de plafondplaten (post 2) en de wasunit (post 6) zelf te monteren. Dat kan niet van [geïntimeerde] worden verlangd, omdat zijn schadebeperkingsplicht niet zo ver strekt. [appellante] betoogt daarnaast dat de opgegeven kosten voor het vervangen van de ledverlichtingsbak en de plafondplaten te hoog zijn, ook bij installatie door derden. Dekra licht in haar bericht toe dat met het inschakelen van een professionele partij voor het herstel meer kosten gemoeid zijn dan de kosten die volgens [appellante] bij herstel komen kijken op basis van montage door [geïntimeerde] zelf. Het hof ziet dat ook zo. [appellante] had ter betwisting eenvoudigweg zelf een door een professionele partij opgemaakte offerte van dergelijke werkzaamheden over kunnen leggen, maar dat heeft zij niet gedaan. Het hof komt het door Dekra begrote schadebedrag niet onredelijk voor, zodat het hof ook dat schadebedrag zal volgen.
4.10.
Dekra heeft vervolgens in haar schadeberekening een “nieuw-voor-oud”-correctie toegepast van 50%. Volgens [appellante] is dit een onbegrijpelijk percentage. Het hof oordeelt daar anders over. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten dat de beschadigde spullen zodanig waren afgeschreven dat met de vervanging van deze spullen een groter voordeel wordt genoten dan 50% van de nieuwprijs. Dat volgt niet uit het rapport van Dekra. Het hof acht het in de gegeven omstandigheden ook niet redelijk dat er een hoger percentage wordt gehanteerd. Door het verfincident is [geïntimeerde] gedwongen geweest om ineens al zijn oude, beschadigd geraakte spullen te vervangen door nieuwe spullen, terwijl niet is gebleken dat hij dat anders ook van plan was geweest.
iPhone 6 (post 13)
4.11.
[appellante] is niet gemotiveerd opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat de schadevergoeding voor de waardevermindering van de iPhone 6 (van € 50,-) toegewezen wordt, zodat het hof dat oordeel van de kantonrechter volgt.
Betaalbewijzen en verzoek deskundigenonderzoek
4.12.
[appellante] merkt nog op dat [geïntimeerde] geen betaalbewijzen heeft overgelegd, bijvoorbeeld ten aanzien van het herstel van de wanden (post 11). Zij betwijfelt of de wanden daadwerkelijk zijn hersteld en of de voorwerpen daadwerkelijk zijn vervangen. Of [geïntimeerde] daadwerkelijk tot herstel is overgegaan en de voorwerpen heeft vervangen doet niet ter zake, nu die omstandigheid geen invloed heeft op de vaststelling van de omvang van de schade. [appellante] is immers aansprakelijk voor de schade aan de beschadigde voorwerpen (waaronder de bekladde muur), ook in het geval [geïntimeerde] niet tot herstel zou overgaan.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [appellante] de omvang van de schade onvoldoende heeft betwist. Het hof komt niet toe aan bewijslevering, zodat ook het verzoek van [appellante] om een deskundigenonderzoek wordt afgewezen.
De kosten van het onderzoeksrapport
4.14.
Tot slot komt [appellante] nog op tegen het oordeel van de kantonrechter waarin [appellante] is veroordeeld in de kosten van het rapport van Dekra. Volgens haar zijn die kosten onnodig gemaakt, omdat [geïntimeerde] zijn schade ook had kunnen aantonen met het overleggen van betaalbewijzen.
4.15.
Of in een concreet geval de kosten van een expert voor vergoeding in aanmerking komen, en zo ja tot welk bedrag, wordt bepaald op basis van een dubbele redelijkheidstoets op grond van artikel 6:96 lid 2 BW. Dat houdt in dat zowel het inschakelen van de expert als de omvang van de kosten van de expert redelijk moet zijn.
4.16.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de kosten voor het rapport van Dekra in redelijkheid zijn gemaakt. Er was na het verfincident voor [geïntimeerde] alle aanleiding om een professionele partij in te schakelen om zijn schade te begroten. Het was dus redelijk om in verband met een onderzoek naar de gevolgen van dat incident deskundige bijstand in te roepen. Het hof onderschrijft daarnaast het oordeel van de kantonrechter dat de kosten van Dekra redelijk zijn.
4.17.
Het hof concludeert dat de door de kantonrechter toegewezen schade geheel toewijsbaar is, zodat het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigt.
4.18.
Het hoger beroep slaagt niet. Het hof zal [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op nihil omdat tegen [geïntimeerde] verstek is verleend.

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 29 december 2021 en 22 juni 2022;
5.2.
veroordeelt [appellante] tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep, begroot op nihil;
5.3.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.M.I. De Waele, C. Bakker en P.J. van der Korst, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.

Voetnoten

1.HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:208.