Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Landbouwbedrijf Ulingshof B.V.
2.[geïntimeerde 2]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Loonbedrijf [naam B.V.] B.V. (die gevestigd was in [vestigingsplaats 2] , gemeente [naam gemeente] , en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie)
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Kern van de zaak en de beslissing
3.Het oordeel van het hof
“mondeling hebben ingestemd met beëindiging van de pachtrelatie tussen partijen, in de herfst van 2016 dan wel in het voorjaar van 2017, en daar vervolgens ook van hun kant feitelijk uitvoering aan hebben gegeven.”Na bewijslevering oordeelde de pachtkamer dat het bewijs niet was geleverd. Het hof is het daarmee eens. Daarbij merkt het hof het volgende op.
“of wij het gebruik voor het komende jaar konden voortzetten”. Uit de gecombineerde opgave en opgave gewaspercelen van 2016 blijkt dat het areaal van bijna 60 ha is beteeld met rode kool, spruiten, stamslabonen, mais, bieten en winterpeen. Volgens Ulingshof op de zitting bij het hof, werd binnen Ulingshof alleen tarwe, aardappelen en mais geteeld. De maisteelt in 2016 betrof slechts 5,86 ha. Voor zover Ulingshof die mais zelf heeft geteeld, moet ervan worden uitgegaan dat het overgrote deel van het gepachte is beteeld door Taco. Tegenover de genoemde stukken heeft Ulingshof nauwelijks verweer gevoerd. Zij heeft alleen ontkend dat het gebruik is afgestaan maar geen (financieel) inzicht gegeven in de wijze waarop Ulingshof en Taco de “deelteeltovereenkomsten” vorm gaven en uitvoerden waardoor geen sprake zou zijn van onderpacht. Daarmee heeft Ulingshof onvoldoende verweer gevoerd tegen de stelling van de abdij zodat het hof de stelling dat Ulingshof de percelen aan Taco heeft onderverpacht, als vaststaand moet aannemen.