ECLI:NL:GHARL:2023:10538

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.333.455/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over schorsing non-concurrentiebeding in arbeidszaak

In deze zaak heeft Nilfisk B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 11 september 2023 in kort geding is uitgesproken. De zaak betreft een geschil over de schorsing van een non-concurrentiebeding dat [geïntimeerde], een senior servicemonteur, met Nilfisk had. [geïntimeerde] wilde in dienst treden bij ICE Cobotics Benelux B.V., een concurrent van Nilfisk, maar werd door Nilfisk tegengehouden op basis van het concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelde dat het belang van [geïntimeerde] om elders in dienst te treden zwaarder weegt dan het belang van Nilfisk om hem aan het concurrentiebeding te houden. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat Nilfisk niet voldoende heeft aangetoond dat de overstap van [geïntimeerde] naar ICE een reëel concurrentiegevaar oplevert. Het hof concludeert dat de belangenafweging in het voordeel van [geïntimeerde] uitvalt, en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Nilfisk wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.333.455/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10629723)
arrest in kort geding van 12 december 2023
in de zaak van
Nilfisk B.V.,
die is gevestigd in Almere,
die hoger beroep heeft ingesteld en
bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
Nilfisk,
advocaat: mr. K.E. de Vries, die kantoor houdt in Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
die bij de kantonrechter optrad als eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. B. Burger, die kantoor houdt in Amersfoort.

1.De procedure bij het hof

1.1
Nilfisk heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, op 11 september 2023 in kort geding heeft uitgesproken.
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 6 oktober 2023, met grieven en met producties;
- de conclusie van eis van 17 oktober 2023;
- de memorie van antwoord, met producties.
1.3
De zaak is op 15 november 2023 mondeling bij het hof behandeld. Daarvan is een verslag (proces-verbaal) opgemaakt. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

[geïntimeerde] wil bij een onderneming in dienst treden die zich net als Nilfisk bezighoudt met reinigingsapparatuur. Nilfisk verhindert dat met een beroep op een met [geïntimeerde] overeengekomen non-concurrentiebeding. Net als de kantonrechter oordeelt het hof dat het belang van Nilfisk om [geïntimeerde] aan dat beding te houden minder zwaar weegt dan het belang van [geïntimeerde] om elders in dienst te treden. Dat oordeel zal hierna worden uitgelegd, waarvoor eerst de feiten en de vorderingen worden beschreven.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:
3.1
Nilfisk produceert, verkoopt en onderhoudt professionele reinigingsapparatuur.
3.2
[geïntimeerde] , geboren [in] 1979, is vanaf 1 november 2006 bij Nilfisk in dienst. Zijn laatste functie bij Nilfisk is die van senior servicemonteur (“senior field service technician”). In deze functie installeert en onderhoudt hij op locatie van de klant reinigingsapparatuur en zorgt hij dat de klant de benodigdheden heeft om de machine te laten functioneren. Het laatst door [geïntimeerde] verdiende salaris bedraagt € 3.721,18 bruto per maand, exclusief bijkomende vergoedingen.
3.3
In artikel 16 van de arbeidsovereenkomst is als concurrentiebeding opgenomen:
Werknemer verbindt zich om, gedurende de dienstbetrekking, noch gedurende twaalf maanden na het einde daarvan, zonder uitdrukkelijk verkregen voorafgaande schriftelijke toestemming, voor zichzelf of voor anderen op enigerlei wijze, al dan niet tegen betaling, direct of indirect, al dan niet in dienstverband, binnen Nederland betrokken te zijn bij werkzaamheden die hetzelfde of een aanverwant terrein bestrijken als waarop Werkgever haar bedrijf uitoefent.
3.4
In de arbeidsovereenkomst is verder een geheimhoudingsbeding (artikel 14) en een relatiebeding (artikel 15) opgenomen.
3.5
Op overtreding van het geheimhoudings-, relatie- en/of concurrentiebeding staat een boete van € 2.500,- per overtreding en € 250,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
3.6
ICE Cobotics Benelux B.V. (verder ook te noemen ICE) heeft aan [geïntimeerde] een aanbod gedaan om bij haar in dienst te treden als support specialist op de salesafdeling. Ook ICE richt zich op de productie, verkoop en onderhoud van professionele reinigingsapparatuur. [geïntimeerde] heeft Nilfisk daarop kenbaar gemaakt op dat aanbod te willen ingaan.
3.7
In een e-mailbericht van 2 juni 2023 heeft Nilfisk aan [geïntimeerde] laten weten dat zij hem aan het concurrentiebeding houdt.
3.8
[geïntimeerde] heeft, na de uitspraak van de kantonrechter, zijn arbeidsovereenkomst met Nilfisk tegen 31 oktober 2023 opgezegd. Per 1 november 2023 is [geïntimeerde] bij ICE in dienst getreden. Naar zijn zeggen heeft hij vervolgens nog geen werkzaamheden voor ICE uitgevoerd en verlof opgenomen.

4.Het geschil, de beslissing van de kantonrechter en het doel van het beroep

4.1
[geïntimeerde] heeft – samengevat – gevorderd de gehele of gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding / relatiebeding, in die zin dat het [geïntimeerde] wordt toegestaan zijn werkzaamheden voor ICE te starten, met veroordeling van Nilfisk in de proceskosten.
4.2
De kantonrechter heeft in een vonnis in kort geding van 11 september 2023 het concurrentiebeding geschorst, in die zin dat het [geïntimeerde] is toegestaan zijn werkzaamheden als support specialist op de salesafdeling van ICE te starten. Nilfisk is verder in de proceskosten veroordeeld.
4.3
De bedoeling van het hoger beroep van Nilfisk is dat het hof het vonnis in kort geding van 11 september 2023 vernietigt, de vordering van [geïntimeerde] alsnog afwijst en hem veroordeelt in de kosten van de procedures bij de kantonrechter en bij het hof.

5.Het oordeel van het hof

Spoedeisend belang
5.1
Het voor een kort geding vereiste spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening is (nog steeds) actueel aanwezig. Alleen al vanwege de dreiging van een daarop gestelde boete is het voor [geïntimeerde] van belang om te weten of hij het concurrentiebeding zal overtreden als hij voor ICE gaat werken.
Omvang van het hoger beroep
5.2
Het gaat in dit kort geding om het antwoord op de vraag of er reden is om in verband met de overstap van [geïntimeerde] van Nilfisk naar ICE een voorlopige voorziening te treffen aangaande het tussen Nilfisk en [geïntimeerde] overeengekomen concurrentiebeding.
5.3
Nilfisk heeft twee bezwaren (grieven) tegen het vonnis van 11 september 2022. Het
eerste bezwaarkeert zich met meerdere argumenten tegen wat is overwogen en beslist over de ten opzichte van die van Nilfisk zwaarder wegende belangen van [geïntimeerde] . Het
tweede bezwaaris gericht tegen haar veroordeling in de proceskosten.
5.4
In hoger beroep is niet meer aan de orde de door [geïntimeerde] gevraagde en door de voorzieningenrechter afgewezen schorsing van het relatiebeding. Evenmin ligt in hoger beroep voor het door de kantonrechter verworpen verweer van Nilfisk dat de vordering van [geïntimeerde] te onbepaald zou zijn. Daartegen zijn in hoger beroep immers geen bezwaren geuit.
Maatstaf
5.5
Het hof stelt in dat verband voorop dat hij in verband met het karakter van deze procedure moet inschatten of voldoende zekerheid bestaat dat de rechter in een bodemprocedure op grond van artikel 7:653 lid 3 onder b. BW het concurrentiebeding zal beperken en zo ja, in welke mate. Daarbij gaat het er om of in verhouding tot het te beschermen belang van Nilfisk [geïntimeerde] door handhaving van het beding onbillijk wordt benadeeld. In de beoordeling daarvan zijn alle omstandigheden van het geval relevant. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de stelplicht, en bij betwisting, de bewijslast op [geïntimeerde] , waarbij er in kort geding in beginsel geen ruimte is voor bewijslevering.
Afweging van belangen
5.6
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’, is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is eigen aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van een dergelijke aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever.
5.7
[geïntimeerde] was bij Nilfisk werkzaam in de functie van senior servicemonteur. In deze functie onderhield [geïntimeerde] schoonmaakmachines voor klanten van Nilfisk. Dit betrof zowel schoonmaakmachines van Nilfisk, als schoonmaakmachines van andere producenten.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat in de branche alle producenten van schoonmaakmachines servicemonteurs in dienst hebben die ook de kennis hebben om schoonmaakmachines van andere producenten te onderhouden. Over en weer onderhouden servicemonteurs van de verschillende producenten dus elkaars schoonmaakmachines. Nilfisk heeft deze stelling bevestigd. Volgens het hof leidt deze vaststelling ertoe dat niet kan worden gesteld dat in algemene zin sprake is van zodanige bijzondere unieke kennis van producten of werkprocessen dat [geïntimeerde] hiermee zijn nieuwe werkgever een voorsprong in de concurrentieslag met Nilfisk kan geven.
5.8
Nilfisk heeft betoogd dat zij – in tegenstelling tot haar concurrenten – ver vooruitloopt op het gebied van de ontwikkeling en productie van zogenoemde ‘autonome schoonmaakrobots’. Dit betreft een groeimarkt en Nilfisk is de enige speler die in staat is dergelijke schoonmaakmachines te produceren. Ter zitting is door Nilfisk aangegeven dat zij momenteel een zestal autonome schoonmaakrobots op de markt heeft gebracht, welke kunnen worden onderhouden door [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft volgens Nilfisk bijzondere kennis van de technische specificaties van deze autonome schoonmaakrobots. Ter zitting is gebleken dat de kennis van [geïntimeerde] zich beperkt tot de wijze van onderhoud en het instellen van de autonome schoonmaakrobot. [geïntimeerde] beschikt niet over de technische kennis die nodig is voor de productie en/of het programmeren van de besturingssoftware van een autonome schoonmaakrobot. Het hof erkent dat technische kennis van een specifiek nieuw product op de markt een rechtens te rechtvaardigen belang kan zijn voor het handhaven van een concurrentiebeding. Nilfisk heeft niet aannemelijk gemaakt dat de kennis van het onderhoud en het instellen van de autonome schoonmaakrobot voldoende is om te kunnen spreken van een reëel concurrentiegevaar bij een overstap van [geïntimeerde] naar een concurrent van Nilfisk. Een bijkomend argument voor het hof is dat ter zitting is gebleken dat ICE – de concurrent van Nilfisk waarbij [geïntimeerde] in dienst wil treden – grotendeels in een ander segment van de markt opereert. De grootste schoonmaakmachine van ICE is vergelijkbaar met de kleinste machine van Nilfisk, waarbij ICE door Nilfisk in haar markt als een B-merk wordt gezien. Dit maakt een potentieel concurrentierisico nog kleiner.
5.9
Hoewel de functie van senior servicemonteur hoofdzakelijk ziet op onderhoud van schoonmaakmachines, is hieraan ook een commerciële component verbonden. [geïntimeerde] dient klanten te adviseren over de aanschaf of vervanging van (onderdelen of benodigdheden van) de schoonmaakmachines die hij onderhoudt. Gesteld noch gebleken is dat de commerciële rol van [geïntimeerde] groter is dan dat. Sterker nog, Nilfisk heeft aangegeven [geïntimeerde] niet geschikt te vinden voor een zuiver commerciële functie in de sales – waarop [geïntimeerde] herhaaldelijk heeft gesolliciteerd – omdat [geïntimeerde] niet over de vereiste commerciële vaardigheden zou beschikken. Uit het door Nilfisk zelf overgelegde overzicht van ‘leads’ (ofwel van potentiële verkopen) over geheel 2022 blijkt dat [geïntimeerde] in verband met door hem gepleegd onderhoud bij klanten ook maar in vijf gevallen zo’n lead heeft aangedragen, die in alle gevallen door andere werknemer van Nilfisk in commerciële zin zijn opgepakt. Tegen deze achtergrond is voor het hof moeilijk te begrijpen dat Nilfisk van de overstap van [geïntimeerde] naar ICE een groot nadeel voor haar concurrentiepositie zegt te verwachten. Nilfisk vindt [geïntimeerde] immers zelf commercieel onvoldoende onderlegd.
5.1
Voor het handhaven van een concurrentiebeding is noodzakelijk dat de werkgever een reëel belang heeft, gelegen in het feit dat zijn bedrijfsdebiet door de overstap van de werknemer naar een concurrent wordt aangetast. Hier staat tegenover het belang van de werknemer, gelegen in het grondrecht van de werknemer op vrije arbeidskeuze
(artikel 19 lid 3 Grondwet). De belangen van Nilfisk zijn daarnaast al gediend met voor
[geïntimeerde] geldende relatie- en geheimhoudingsbedingen. Het hof meent alles afwegend dat de functie van [geïntimeerde] van senior servicemonteur en de daarbij behorende kennis van producten van Nilfisk, in het bijzonder de autonome schoonmaakrobot, en van Nilfisks werkprocessen niet van dien aard is dat het een rechtvaardiging vormt voor het inperken van het grondrecht op vrije arbeidskeuze van [geïntimeerde] . De belangenafweging van
art. 7:653 lid 3 BW valt aldus uit in het voordeel van [geïntimeerde] .
De slotsom
5.11
Het bezwaar van Nilfisk tegen de door de kantonrechter in het voordeel van [geïntimeerde] gemaakte belangafweging faalt. Er is daarom geen reden anders te beslissen over de kosten van de procedure bij de kantonrechter. Daarmee faalt ook het tweede bezwaar. Het bestreden vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd.
5.12
Omdat Nilfisk in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 343,- voor griffierecht en € 2.366,- voor salaris advocaat (2 punten × tarief II à € 1.183,-). Onder deze veroordeling vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 11 september 2023;
veroordeelt Nilfisk in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 343,- voor verschotten en op € 2.366,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, J.H. Kuiper en P. Kruit en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
12 december 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.