ECLI:NL:GHARL:2023:10517

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.323.952/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in arbitragegeschil tussen Euroterminal en TSR c.s. over aansprakelijkheid en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een bevoegdheidsincident naar aanleiding van een hoger beroep van Euroterminal Emmen-Coevorden-Hardenberg B.V. tegen de rechtbank Noord-Nederland. Euroterminal had hoger beroep ingesteld omdat de rechtbank zich bevoegd had verklaard om kennis te nemen van een vordering van TSR-Maxeda GMBH en TSR Maxeda Benelux B.V. (hierna: TSR c.s.) die schadevergoeding eisten voor diefstal. Euroterminal stelde dat er een arbitragebeding van toepassing was, waardoor de rechtbank onbevoegd was. Het hof oordeelde dat de rechtbank inderdaad onbevoegd was, omdat partijen gebonden waren aan het arbitragebeding in de algemene voorwaarden van Euroterminal. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de rechtbank onbevoegd om van de vordering kennis te nemen. TSR c.s. werden veroordeeld in de proceskosten van het incident en het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de geldigheid van arbitragebedingen en de noodzaak voor partijen om zich aan deze overeenkomsten te houden, zelfs in het geval van geschillen over aansprakelijkheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.323.952/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, 140324
arrest in incident van 12 december 2023
in de zaak van
Euroterminal Emmen-Coevorden-Hardenberg B.V.,
die is gevestigd in Coevorden,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident,
hierna:
Euroterminal,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen

1.TSR-Maxeda GMBH,

die is gevestigd in Uelsen, Duitsland
2. TSR Maxeda Benelux B.V.,
die is gevestigd in Vriezenveen,
en bij de rechtbank optraden als eisers in de hoofdzaak en gedaagden in het incident,
hierna samen:
TSR c.s.en afzonderlijk
TSR DEen
TSR NL,
advocaat: mr. M.B. Beerentsen te Zwolle.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 10 oktober 2023 heeft op 14 november 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest in het incident te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Euroterminal exploiteert een spoorterminal in Coevorden, waar laad-, los- en overslagwerkzaamheden met betrekking tot containers plaatsvinden. TSR c.s. houden zich bezig met de import en export van goederen en met het vervoer daarvan. TSR c.s. maakten voor hun werkzaamheden gebruik van de diensten van Euroterminal.
2.2
In de hoofdzaak hebben TSR c.s. een verklaring voor recht gevorderd dat Euroterminal aansprakelijk is voor door TSR c.s. geleden schade als gevolg van diefstal, met veroordeling van Euroterminal tot vergoeding van deze schade. In het incident vorderde Euroterminal dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen omdat partijen zijn overeengekomen dat geschillen, bij uitsluiting van de gewone rechter, zijn onderworpen aan arbitrage.
2.3
De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, heeft zich in het vonnis in incident van 28 december 2022 bevoegd verklaard van de vordering van TSR c.s. kennis te nemen. In het vonnis in incident van 8 februari 2023 heeft de rechtbank het verzoek van Euroterminal tot het openstellen van hoger beroep tegen deze beslissing toegewezen.
2.4
Tegen de bevoegdverklaring richt Euroterminal haar hoger beroep met vijf grieven. TSR c.s. voeren verweer. De bedoeling van Euroterminal met haar hoger beroep is dat het hof de rechtbank alsnog onbevoegd zal verklaren.

3.De feiten

3.1
Op 12 september 2016 ontving Euroterminal via een contactformulier op haar website het volgende bericht van de heer [naam1] (per e-mailadres [naam1] @tsrholland.nl):
“Der Kunde wünscht mehr Informationen zum Euroterminal Coevorden:
Der Kunde möchte die AGB zugesendet bekommen:
Nachricht: Zoals besproken met [naam2] Graag prijzen Rotterdam Coevorden we hebben regelmatig / weekelijks in komende en leeg terug containers voor Rotterdam
Anrede: De heer
Name: [naam1] (…)
Firma: TSR Maxeda Benlux BV”
3.2
Naar aanleiding van dit verzoek verzond Euroterminal op 12 september 2016 per mail een offerte en op 13 september 2016 een opvolgende mail. De offerte is uitgebracht aan TSR Maxeda Benelux BV en vermeldt de tarieven voor het spoorvervoer en de tarieven voor diverse bijkomende (handlings-)kosten. Onderaan de offerte staat:
“Wij hanteren de algemene nederlandse Expeditie Voorwaarden”.
Onderaan de mails staat:
“ETC verricht uitsluitend expeditiewerkzaamheden, zowel als expediteur in enge zin (ing. artikel 8:60 BW) als expediteur in ruime zin (waaronder onder meer op- en overslagwerkzaamheden en handling vallen). ETC verbindt zich nimmer als vervoerder. Op alle werkzaamheden van ETC zijn van toepassing de Nederlandse Expeditievoorwaarden, zoals gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbanken te Amsterdam, Arnhem, Breda en Rotterdam op 1 juli 2004 en te raadplegen op [link naar voorwaarden zelf op website ETC]. Deze Nederlandse Expeditievoorwaarden bevatten onder meer een aansprakelijkheidsuitsluiting en -beperking, alsmede een arbitagebeding. De Nederlandse Expeditievoorwaarden worden op eerste verzoek kosteloos toegezonden. (…)”.
3.3
Vervolgens heeft [naam1] Euroterminal verschillende opdrachten verstrekt en zijn door Euroterminal, op basis van de in september 2016 geoffreerde prijzen en door [naam1] verstrekte gegevens voor de facturering, facturen verzonden aan TSR-Maxeda.
3.4
Naar aanleiding van een vennootschappelijke verandering bij Euroterminal is naar het e-mailadres [naam1] @tsrholland.nl op 9 februari 2018 een bericht verzonden. Daarin staat dat het transport per trein van Coevorden naar Rotterdam en vice versa voortaan door spoorvervoerder Bentheimer Eisenbahn AG (hierna: BE) zal worden verricht en dat Euroterminal de activiteiten op de terminal blijft verrichten. De e-mail bevat verder tariefswijzigingen en sluit af met dezelfde verwijzing naar algemene voorwaarden als onderaan de mails van 12 en 13 september 2016 (zie rov. 3.2).
3.5
[naam1] heeft daarna diverse opdrachten aan Euroterminal gegeven tot het doen vervoeren van containers (per spoor door BE) en het verrichten van activiteiten op de terminal. Daarvoor heeft Euroterminal op 6 en 18 september 2018, op naam van
TSR-Maxeda GmbH en op basis van de in de februari 2018 geoffreerde prijzen, per e-mail facturen gezonden en op 27 november 2018 een betalingsherinnering gestuurd. Onderaan die e-mails is eenzelfde verwijzing naar algemene voorwaarden opgenomen als in de e-mails van 9 februari 2018 en 12 en 13 september 2016 (zie rov. 3.2).
3.6
TSR c.s. hebben bij Euroterminal aanspraak gemaakt op vergoeding van schade als gevolg van diefstal. In de daarover op 13 februari 2019 gewisselde e-mailcorrespondentie heeft Euroterminal zich op de toepasselijkheid van de Nederlandse Expeditievoorwaarden beroepen.

4.Het oordeel van het hof

Inleiding
4.1
Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is om van het geschil tussen partijen kennis te nemen. Hierna zal worden uitgelegd hoe het hof tot deze beslissing komt.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter
4.2
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat partij TSR DE in Duitsland gevestigd is. Daarom ligt eerst de vraag voor of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van TSR c.s. op Euroterminal. Dat is het geval. De Nederlandse rechter is in dit geval bevoegd op grond van artikel 4 lid 1 Verordening Brussel I-bis. [1]
Juridisch kader en toepasselijk recht
4.3
Vervolgens is aan de orde of tussen partijen, op grond van het arbitragebeding dat in de algemene voorwaarden van Euroterminal is opgenomen, een arbitrageovereenkomst tot stand is gekomen.
4.4
De geldigheid van een arbitrageovereenkomst wordt enerzijds beheerst door het formele arbitragerecht en anderzijds door het (materiële) vermogensrecht. Het formele arbitragerecht is neergelegd in de artikelen 1020 tot en met 1073 Rv. Artikel 1021 Rv bepaalt dat een overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden die in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. Uit het eerste lid van de artikelen 1022 en 1074 Rv volgt onder meer dat de rechter bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten zich onbevoegd verklaart indien een partij zich op het bestaan van deze overeenkomst beroept.
4.5
Het materiële recht dat van toepassing is op de overeenkomst tot arbitrage heeft onder meer betrekking op de totstandkoming van de overeenkomst en de vraag of een partij is gebonden aan algemene voorwaarden waarin een arbitragebeding is opgenomen. Op grond van artikel 10:166 BW - dat geldt ongeacht of Nederland de plaats van arbitrage is of niet - is op de vraag of de overeenkomst tot arbitrage materieel geldig is het recht van toepassing dat partijen hebben gekozen, het recht van de plaats van arbitrage of, als partijen geen rechtskeuze hebben gedaan, het recht dat van toepassing is op de rechtsbetrekking waarop de arbitrageovereenkomst betrekking heeft. Tussen partijen is niet in geschil dat de vraag naar toepasselijkheid van het arbitragebeding naar Nederlands recht moet worden beantwoord.
4.6
Of algemene voorwaarden en het daarin opgenomen arbitragebeding op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn geworden, volgt naar Nederlandse recht uit de in het algemeen geldende regels voor aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW), zoals deze te begrijpen zijn in het licht van de wilsvertrouwensleer (artikelen 3:33 en 3:35 BW). Zo kunnen algemene voorwaarden uitdrukkelijk zijn aanvaard door bijvoorbeeld daarvoor te tekenen (artikel 3:33 BW). Maar het is ook mogelijk dat de gebruiker er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mag vertrouwen dat de wederpartij de algemene voorwaarden stilzwijgend heeft aanvaard (artikel 3:35 BW). Op de gebruiker van de algemene voorwaarden rust de stelplicht en de bewijslast dat partijen deze zijn overeengekomen.
Toepasselijkheid algemene voorwaarden
4.7
De inhoud van de opdrachten op grond waarvan de in het geding zijnde werkzaamheden in augustus tot en met november 2018 zijn verricht, is niet vastgelegd in een door beide partijen ondertekende overeenkomst waarin een verwijzing naar de toepassing van de algemene voorwaarden van Euroterminal is opgenomen. Daarom is de vraag of op andere wijze is verwezen naar die voorwaarden en of deze door TSR c.s. stilzwijgend zijn aanvaard. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.8
Partijen hebben sinds 2016 op regelmatige basis zaken met elkaar gedaan, waarbij [naam1] aan Euroterminal opdrachten gaf voor het spoorvervoer van containers vanaf containerterminals in de Rotterdamse haven naar de terminal en voor op- en overslagwerkzaamheden van die containers op de terminal in Coevorden.
Euroterminal heeft in aan TSR c.s. toegezonden offertes (rov. 3.1 en 3.4), e-mails met bijgesloten (herinnerings)facturen en andere overgelegde correspondentie steeds een verwijzing naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Euroterminal opgenomen. Ter zitting is onweersproken verklaard dat die verwijzing een internetlink bevat waarmee de tekst van de algemene voorwaarden via de website van Euroterminal te raadplegen is. TSR c.s. hebben de toepasselijkheid van algemene voorwaarden niet afgewezen of daartegen geprotesteerd, en op basis van de offertes wel steeds nieuwe opdrachten verstrekt. In deze omstandigheden mocht Euroterminal erop vertrouwen dat
TSR c.s. de toepasselijkheid van algemene voorwaarden van Euroterminal op de uitvoering van de in het geding zijnde werkzaamheden hadden aanvaard. Daarbij acht het hof ook van belang dat TSR c.s. als in de internationale handel (en ook zelf als expediteur) opererende partij geacht worden bekend te zijn met het gebruik van toepasselijkheid van deze set algemene voorwaarden op werkzaamheden als hier aan de orde.
4.9
Omdat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden in dit geval volgt uit de wilsvertrouwensleer, is niet van belang of partijen gesproken hebben over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden, of TSR c.s. hiervoor (per afzonderlijke opdracht) getekend hebben en of TSR c.s. daar anderszins uitdrukkelijkheid mee hebben ingestemd. De enkele, niet onderbouwde, stelling van TSR c.s. dat zij vele e-mails kunnen laten zien waarop geen verwijzing voorkomt, leidt ook niet tot een ander oordeel. TSR c.s. hebben ter onderbouwing van die stelling geen tussen TSR c.s. en Euroterminal gewisselde e-mails of andere correspondentie in het geding gebracht. Daarnaast heeft Euroterminal er ter zitting op gewezen dat e-mails van haar boekhouder over openstaande posten en talrijke
e-mails waarin TSR c.s. op de hoogte worden gebracht van updates over het vervoer, een dergelijke verwijzing inderdaad niet bevat, maar dit betrof e-mails die buiten de totstandkoming van de opdracht vielen.
4.1
Voor de goede orde merkt het hof op dat het geen reden heeft om te twijfelen aan de authenticiteit van de door Euroterminal overgelegde, met TSR c.s. gewisselde
e-mailcorrespondentie waarin de verwijzing naar algemene voorwaarden is opgenomen.
TSR c.s. twijfelen aan de echtheid omdat de opmaak van de verwijzing in e-mailberichten verschilt. Euroterminal heeft ter zitting een overtuigende verklaring gegeven voor de discrepantie in opmaak waar TSR c.s. op wijzen. TSR c.s. hebben niets aangedragen dat hun twijfel en de daaraan verbonden suggestie dat er mogelijk geknipt of geschoven is, zou kunnen dragen.
4.11
Uit het voorgaande volgt dat partijen naar Nederlands recht een geldige overeenkomst van arbitrage hebben gesloten.
Valt het geschil onder het arbitragebeding?
4.12
Het hof gaat voorbij aan de stelling van TSR c.s. dat het arbitragebeding niet zou gelden voor het geschil van partijen. Het arbitraal beding geldt, gezien de bewoordingen ervan, voor alle geschillen die tussen de Euroterminal als expediteur in ruime zin en TSR c.s. als wederpartij mochten ontstaan. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien waarom het arbitragebeding niet zou gelden voor dit geschil.
Misbruik van omstandigheden/misbruik van recht
4.13
TSR c.s. stellen voorts nog dat Euroterminal misbruik van omstandigheden maakt door zich te blijven beroepen op de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Zij leggen aan die stelling ten grondslag dat Euroterminal TSR c.s. na de schademelding heeft verzocht om geen verdere actie te ondernemen omdat Euroterminal het intern zou regelen. Na bijna twee jaar werd vervolgens aangegeven dat interne schadeafwikkeling niet van de grond kwam en dat TSR c.s. beter een procedure konden starten. Al met al verwijten
TSR c.s. (de verzekeraar van) Euroterminal zo lang mogelijk tijd te hebben gerekt, zodat het geschil niet meer tijdig aan de arbitragecommissie voorgelegd kan worden.
4.14
De door TSR c.s. aangevoerde omstandigheden leveren geen misbruik van omstandigheden op als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW. Voor zover TSR c.s. beogen te bepleiten dat Euroterminal met haar handelwijze misbruik van recht maakt, slaagt dat evenmin. Uit het voorgaande volgt dat partijen een arbitragebeding zijn overeengekomen. Dat Euroterminal een beroep doet op dat beding, kan in dit geval niet de conclusie rechtvaardigen dat dit beroep misbruik van recht oplevert. Partijen zijn in overleg getreden over aansprakelijkheid en Euroterminal heeft TSR c.s. meegedeeld dat zij de schadeafwikkeling intern wilde oplossen, maar dat betekent niet dat Euroterminal daarmee afstand heeft gedaan van haar recht om zich op de algemene voorwaarden te beroepen. Uit overgelegde correspondentie die na de schademelding tussen partijen is gewisseld, volgt dat Euroterminal zich reeds in februari 2019 op de algemene voorwaarden heeft beroepen.
TSR c.s. waren er dus in een vroeg stadium van op de hoogte, of hadden dat in ieder geval moeten zijn, dat het geschil tussen partijen onderworpen is aan arbitrage.
Niet-ontvankelijkheidsverweer
4.15
Buiten het bevoegdheidsincident wijst Euroterminal er in hoger beroep nog op dat zij in de hoofdzaak bij de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring van TSR NL heeft gevorderd. In het tussenvonnis heeft de rechtbank (nog) niet op die vordering beslist. Een beslissing van de rechtbank op dit punt ligt dus niet voor in hoger beroep. Dit geschilpunt is ook niet bij prorogatie aan het hof voorgelegd. Het hof kan daarom niet op het niet-ontvankelijkheidsverweer van Euroterminal beslissen.
Conclusie
4.16
Het hoger beroep slaagt. TSR c.s. zijn gebonden aan het in de algemene voorwaarden van Euroterminal neergelegde arbitragebeding. Dit betekent dat de rechtbank onbevoegd is ten aanzien van de aan de orde zijnde vordering van TSR c.s. op Euroterminal.
Het hof zal het bestreden vonnis in incident vernietigen en de rechtbank alsnog onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de door TSR c.s. tegen Euroterminal ingestelde vordering.
4.17
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof TSR c.s. veroordelen tot betaling van de proceskosten in het incident bij de rechtbank en in dit hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
4.18
De kostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis in het incident van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 28 december 2022 en doet opnieuw recht:
verklaart de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van TSR c.s. ingesteld tegen Euroterminal;
veroordeelt TSR c.s. in de kosten van het incident in beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Euroterminal wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 200,- en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 783,- voor griffierecht en op € 2.366,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart dit arrest wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, M.M. Lorist en C.S. Schür en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
12 december 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 2015/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1.
2.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.