ECLI:NL:GHARL:2023:10473

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
200.330.213
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contactherstel en omgangsregeling tussen ouders en minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de gecertificeerde instelling (GI) is verzocht te rapporteren over de mogelijkheden van contactherstel en omgang tussen de vader en de minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is van mening dat de bestreden beschikking een gedeeltelijke eindbeslissing betreft, omdat hierin een eind is gemaakt aan het verzoek van de vader om contactherstel. De vader daarentegen stelt dat het om een tussenbeschikking gaat, waartegen geen hoger beroep openstaat. Het hof overweegt dat de rechtbank in haar beschikking de GI heeft verzocht te rapporteren en dat dit een instructie van de zaak betreft, waardoor het een interlocutoire beslissing is. Het hof verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep, omdat er geen tussentijds hoger beroep openstaat tegen deze beslissing. De beschikking is gegeven op 7 december 2023 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.213/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 140597)
beschikking van 7 december 2023
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. R.M.A. Arnoldus te Groningen,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. E.D. Kruidhof-Dijk te Emmen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling,
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen(de GI).
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 11 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 27 juli 2023.
2.2.
Naar aanleiding van het beroepschrift heeft het hof de moeder en de vader in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep. Namens de vader heeft mr. Kruidhof-Dijk een brief, gedateerd 16 augustus 2023, gestuurd. Namens de moeder heeft mr. Arnoldus een brief, gedateerd 31 augustus 2023, gestuurd.
2.3.
In het dossier bevindt zich voorts:
- een journaalbericht namens de moeder van 31 augustus 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 7 september 2023 met bijlage(n).

3.De feiten

3.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2017. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder oefent het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] woont bij haar moeder.
3.2.
In de tussenbeschikking van 4 november 2022 heeft de rechtbank het verzoek van de vader om – kort samengevat - te bepalen dat er wordt toegewerkt naar contactherstel met [de minderjarige] en uiteindelijk een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen aangehouden in afwachting van de uitkomsten van een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming naar de mogelijkheden van contactherstel tussen [de minderjarige] en haar vader.
3.3.
[de minderjarige] staat met ingang van 11 mei 2023 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen (de GI).

4.De omvang van het geschil

4.1.
De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking:
- de GI verzocht de rechtbank uiterlijk 15 maart 2024 te rapporteren omtrent het verloop van de ondertoezichtstelling, de stand van zaken ten aanzien van het contactherstel en de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader;
- partijen verzocht zich uiterlijk 29 maart 2024 uit te laten over de rapportage van de GI en de gewenste voortgang van de procedure;
- in afwachting van de rapportage van de GI en de uitlating van partijen iedere beslissing aangehouden.
4.2.
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader af te wijzen en het verzoek van de moeder om de vader met ingang van de datum van de beschikking het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen, toe te wijzen, althans een beslissing te nemen als het hof in het belang van de minderjarige wenselijk acht.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan van tussenbeschikkingen hoger beroep slechts worden ingesteld tegelijk met dat van de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
Voor het onderscheid tussen een (al dan niet gedeeltelijke) eindbeschikking en een tussenbeschikking is volgens vaste rechtspraak doorslaggevend of door middel van een beslissing in het dictum van de beschikking een eind is gemaakt omtrent enig deel van het verzochte. Daarbij is van belang dat de beslissing een onherroepelijk karakter heeft in die zin dat de beschikking, eenmaal geëffectueerd, in haar gevolgen niet meer ongedaan kan worden gemaakt. De Hoge Raad heeft voor het geval dat het geschil een omgangsregeling betreft en de (uitkomsten van de) door de rechtbank opgedragen (begeleide) proefcontacten deel uitmaken van een door de raad voor de kinderbescherming uit te voeren onderzoek bepaald dat het om een interlocutoire beslissing gaat, waartegen geen hoger beroep openstaat.
5.2.
De moeder stelt zich op het standpunt dat de bestreden beschikking een gedeeltelijke eindbeslissing betreft nu het een beslissing betreft waarin in het dictum van de beschikking een eind is gemaakt omtrent enig deel van het door de vader verzochte, namelijk het tot stand brengen van contactherstel en omgang met [de minderjarige] . De beslissing zal, eenmaal geëffectueerd, in haar (negatieve) gevolgen voor de moeder en [de minderjarige] niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt.
5.3.
De vader is van mening dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking betreft. In het dictum wordt volgens de vader niet uitdrukkelijk een eind gemaakt omtrent enig deel van het verzochte.
5.4.
Het hof overweegt het volgende. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de GI verzocht te rapporteren en te adviseren over onder meer het contactherstel en de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader. De uitkomsten van eventueel tot stand te brengen contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] maken deel uit van de taak die de GI heeft gekregen om onderzoek te doen naar contactherstel en de mogelijkheden van een omgangsregeling. Het verzoek aan de GI betreft dan ook een instructie van de zaak en daarom een interlocutoire beslissing waartegen geen tussentijds hoger beroep openstaat. De rechtbank heeft in haar beschikking geen tussentijds hoger beroep toegestaan. De moeder is dan ook niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, I.A. Vermeulen en
M.A.F. Veenstra bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 7 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.