ECLI:NL:GHARL:2023:10094

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
200.310.009
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over loonvorderingen en terugvordering teveel betaald loon tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen Stichting Thuiszorg SG (hierna: Thuiszorg) en een werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De werknemer vorderde achterstallig loon na een ziekmelding vanwege zwangerschap, terwijl de werkgever terugvordering van teveel betaald netto loon vorderde. De werknemer was in maart 2019 in dienst getreden bij Thuiszorg en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na een ziekmelding in november 2019 ontstond er een geschil over de doorbetaling van het loon. De werknemer vorderde onder andere loon over de maanden december 2019, januari en februari 2020, vakantiegeld, en uitbetaling van vakantiedagen. Thuiszorg voerde aan dat zij teveel loon had betaald en vorderde dit terug. De kantonrechter had de vorderingen van de werknemer grotendeels toegewezen, maar de tegenvordering van Thuiszorg afgewezen. Thuiszorg ging in hoger beroep om de toegewezen vorderingen van de werknemer te laten afwijzen en haar eigen vordering toegewezen te krijgen. Het hof oordeelde dat het vonnis van de kantonrechter op verschillende onderdelen niet juist was en vernietigde dit. Het hof oordeelde dat de werknemer recht had op doorbetaling van het gemiddelde loon en dat de vordering van Thuiszorg tot terugvordering van teveel betaald loon niet kon worden toegewezen. Het hof heeft de vorderingen van de werknemer grotendeels toegewezen en de tegenvordering van Thuiszorg afgewezen. Tevens werd Thuiszorg veroordeeld tot betaling van wettelijke verhogingen en rente over de bedragen die aan de werknemer verschuldigd waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.310.009
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 8746029)
arrest van 28 november 2023
in de zaak van
Stichting Thuiszorg SG
die is gevestigd in Duiven
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
hierna: Thuiszorg
advocaat: mr. B. Anik
tegen
[geïntimeerde] ,
die woont in [woonplaats1]
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie, gedaagde in reconventie
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. R.H.G. Evers

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 2 mei 2023 heeft op 1 september 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[geïntimeerde] is in maart 2019 bij Thuiszorg in dienst getreden als [functie] . Thuiszorg kwam met [geïntimeerde] een arbeidsovereenkomst overeen voor de bepaalde tijd van een jaar op basis van een min/max-contract van 24-28 uur per week. [geïntimeerde] ging in november 2019 met ziekteverlof vanwege complicaties bij haar zwangerschap. Daarna ontstond een geschil doordat [geïntimeerde] vond dat ze te weinig loon doorbetaald kreeg over de maanden daarna. Thuiszorg op haar beurt meent dat ze aan [geïntimeerde] teveel loon heeft betaald en vordert het teveel betaalde terug.
2.2.
De vordering van [geïntimeerde] bij de kantonrechter houdt in dat Thuiszorg aan [geïntimeerde] nog achterstallig loon betaalt over de maanden december 2019, januari en februari 2020, vakantiegeld vanaf 1 juni 2019 tot einde arbeidsovereenkomst, het restant eindejaarsuitkering, uitbetaling van vakantiedagen, alles vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede dat Thuiszorg loonspecificaties en een jaaropgave verstrekt en vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.3.
Thuiszorg heeft bij de kantonrechter een tegenvordering ingesteld voor teveel betaald loon en zij vraagt op haar beurt dat [geïntimeerde] in de kosten van het proces wordt veroordeeld.
2.4.
De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] voor een belangrijk deel toegewezen en voor het overige afgewezen. Ook de vordering van Thuiszorg is afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Thuiszorg is dat de toegewezen vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen en dat de vordering van Thuiszorg wordt toegewezen. Met het (incidenteel) hoger beroep van [geïntimeerde] wil zij bereiken dat een groter deel van haar vordering wordt toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal beslissen dat het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd, omdat het hof het op verschillende onderdelen oneens is met het vonnis van de kantonrechter. Wel acht ook het hof de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels toewijsbaar en zal het de tegenvordering van Thuiszorg afwijzen.
3.2.
Het hof gaat uit van de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld. Van belang daaruit is onder meer dat op de arbeidsovereenkomst de cao VVT van toepassing is. Op grond daarvan heeft [geïntimeerde] vanaf de ziekmelding recht op doorbetaling van het gemiddelde loon, berekend over de laatste 3 maanden voor de ziekmelding. Dit betreft de maanden augustus, september en oktober 2019. Voorts is van belang dat vanaf 10 februari 2020 het UWV de loonbetaling heeft overgenomen en op 4 maart 2020 de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Augustus 2019
3.3.
Partijen verschillen het meest van mening over het aantal uren dat [geïntimeerde] heeft gewerkt in augustus 2019. Dit is zowel van belang voor de berekening van de openstaande vakantie-uren die [geïntimeerde] vordert als voor de berekening van het gemiddelde loon tot aan de ziekmelding, en daarmee voor de loonbetaling over de periode december 2019-februari 2020. Op [geïntimeerde] rust de bewijslast van het door haar gewerkte aantal uren, waarover zij loon vordert. Volgens [geïntimeerde] heeft ze in augustus 221 uren gewerkt maar volgens Thuiszorg is dat onmogelijk vooral omdat [geïntimeerde] in augustus ook nog vakantie heeft genoten.
3.4.
Vast staat dat [geïntimeerde] aan het einde van elke maand declareerde hoeveel uren ze had gewerkt. Ze e-mailde dat naar [naam1] , haar leidinggevende en bestuurder van Thuiszorg. Ter zitting heeft [naam1] toegelicht dat zij de opgave van [geïntimeerde] e-mailde aan haar administratiekantoor, dat de opgegeven uren verwerkte in de loonadministratie en zorg droeg voor uitbetaling. In een e-mail aan Thuiszorg van 29 augustus 2019 declareerde [geïntimeerde] 221 gewerkte uren in augustus en reiskosten ter hoogte van € 65,-. Op basis van die declaratie is ze in augustus ook voor 221 uur uitbetaald.
3.5.
Volgens Thuiszorg kan [geïntimeerde] niet 221 uren hebben gewerkt in één maand, waarin ze bovendien nog een dag ziek was en twee weken vakantie heeft genoten. Volgens [geïntimeerde] had ze in augustus wel vakantie gepland maar is die op het laatste moment niet doorgegaan omdat een collega ontslag had genomen en daarom aan [geïntimeerde] gevraagd was om voor die collega in te vallen. Ze draaide daardoor juist dubbele diensten. Thuiszorg heeft betwist dat de vakantie van [geïntimeerde] niet doorging en heeft dat in de eerste plaats onderbouwd met Whatsapp-berichten van [geïntimeerde] over de vakantie in augustus. Daarin kondigt [geïntimeerde] de vakantie aan en op 18 augustus schrijft ze: “
eindelijk mag ik ook zeggen: 2 weken vakantieeee woehoe”, waarop [naam1] reageert met “
Fijne vakantie mij niet lastigvallen aub!!”, wat [geïntimeerde] weer laat volgen door het bericht “
samen met mijn baby [naam2] van 11 weken precies”. Volgens een ander Whatsapp-bericht vraagt een collega op 28 augustus 2019 hoe haar vakantie is, waarop [geïntimeerde] antwoordt: “
Vakantie hebben is altijd fijn maar ben zo lui.” Op 19 augustus 2019 schrijft [geïntimeerde] dat haar vakantie net is begonnen en diezelfde dag schrijft (naar het hof begrijpt) [naam1] , die op zoek is naar een collega om een dienst te draaien, dat [geïntimeerde] ( [geïntimeerde] ) met vakantie is en dat er dus niemand is behalve twee andere collega’s, [naam3] en [naam4] . Behalve deze uitwisseling heeft Thuiszorg voor de hele maand augustus de dagelijkse planning, zoals die per Whatsapp met het team medewerkers werd gedeeld, ingebracht (productie I, eerste aanleg). Uit die planning blijkt dat [geïntimeerde] vanaf 18 augustus niet meer is ingepland, maar wel weer vanaf 1 september 2019. [geïntimeerde] heeft wel Whatsapp-berichten uit de groepsapp van het team ingebracht die betrekking hebben op eerdere maanden, maar heeft geen Whatsapp-berichten ingebracht die de berichten met daarin de dagelijkse planning weerleggen. Zij heeft volstaan met de niet nader onderbouwde stelling dat de geplande vakantie niet door was gegaan. Dat betekent dat zij haar stellingen hierover, tegenover de gemotiveerde en onderbouwde betwisting van Thuiszorg, onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof gaat om die reden voorbij aan het bewijsaanbod van [geïntimeerde] . Naar het oordeel van het hof is dan ook komen vast te staan dat [geïntimeerde] in augustus 2019 twee weken vakantie heeft genoten, wat overeenkomt met 48 uur vakantie.
3.6.
Gelet op de vaststelling dat [geïntimeerde] in augustus twee weken vakantie had, is het vrijwel onmogelijk dat het oorspronkelijk aantal gedeclareerde uren door [geïntimeerde] voor de maand augustus juist kan zijn. Dat zou immers betekenen dat ze in de overblijvende 17 dagen 221 uren heeft gewerkt, wat overeenstemt met 13 uren per dag, elke dag. De vraag is dan, hoeveel uren heeft [geïntimeerde] wel gewerkt in augustus 2019.
3.7.
Enkele dagen nadat [geïntimeerde] per e-mail de uren voor augustus had doorgegeven, heeft ze dat nog eens gedaan in een Whatsapp-bericht van 1 september 2019 aan [naam1] met de navolgende inhoud:

Totaal: 118u
Zonder: 107
ORT zaterdag: 2
OPT zondag: 9
Tankbonnen €65”.
Volgens Thuiszorg heeft [geïntimeerde] met dit bericht het daadwerkelijk in augustus 2019 gewerkte aantal uren, namelijk 118, doorgegeven. Onduidelijk blijft, waarom [geïntimeerde] eerst een e-mail stuurde met de uren voor augustus en daarna een Whatsapp-bericht. [geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij in dit laatstgenoemde Whatsapp-bericht enkel doorgaf hoeveel méér uren dan 104 (het aantal uren gemiddeld conform het min/max-contract) zij in augustus had gewerkt. Het hof acht dit onwaarschijnlijk, om twee redenen. In de eerste plaats tellen de 118 uren gevoegd bij 104 uren niet op tot 221. In de tweede plaats splitst [geïntimeerde] (ook) in het Whatsapp-bericht de gewerkte uren uit in uren zonder onregelmatigheidstoeslag en uren met onregelmatigheidstoeslag, zoals zij dat geacht werd te doen bij elke maandelijkse reguliere opgave van gewerkte uren. Dat duidt erop dat het een herzien aantal uren betreft van de daadwerkelijk door [geïntimeerde] in augustus gewerkte uren.
3.8.
Wat er ten slotte nog op duidt dat [geïntimeerde] niet daadwerkelijk 221 uren heeft gewerkt, is dat een dergelijk hoog aantal uren fors afwijkt van het in de andere maanden gewerkte aantal uren en niet past bij de door [geïntimeerde] gedeclareerde reiskosten. Voor augustus 2019 brengt zij daarvoor slechts € 65 in rekening. Ter vergelijking, in juni 2019 was dat nog € 426 bij 135 gewerkte uren, in juli was dat € 450 (inclusief € 126 van juni) bij 104 uren, in september ging het om € 231 bij 123 gewerkte uren en ten slotte betrof het in oktober € 332 bij 143 uren. Weliswaar heeft [geïntimeerde] ter zitting toegelicht dat ze soms zelf betalingen voorschoot en misschien bonnetjes kwijt was, maar dat is geen verklaring waarom dat dan in augustus zo uitpakte dat ze juist (veel) minder dan in andere maanden declareerde. Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat [geïntimeerde] in augustus niet 221 maar 118 uren heeft gewerkt in augustus, mede gelet op de door Thuiszorg in het geding gebrachte urenopstelling afkomstig uit het Whatsapp-bericht van [geïntimeerde] . Het hof zal dat tot uitgangspunt nemen in zijn verdere oordeel. Daarenboven heeft zij 48 vakantie-uren genoten en die dienen te worden uitbetaald en dus bij het te betalen loon te worden betrokken. Dat zoals Thuiszorg stelt en [geïntimeerde] betwist de 48 vakantie-uren door [geïntimeerde] in haar opgave van 118 uren zijn betrokken, blijkt op geen enkele manier uit de opgave door [geïntimeerde] en die stelling is overigens niet onderbouwd door Thuiszorg. Het hof gaat daar dan ook niet vanuit.
Terugvordering teveel betaald netto loon (vordering in reconventie)
3.9.
Thuiszorg heeft berekend dat zij aan [geïntimeerde] teveel netto loon heeft betaald en vorderde dat in reconventie terug. De kantonrechter heeft hierover in het tussenvonnis van 12 mei 2021 (rov. 5.9) het volgende overwogen. [geïntimeerde] heeft tegen de vordering wegens teveel betaald loon als verweer gevoerd dat de bedragen op de gecorrigeerde loonstroken die Thuiszorg aan haar vordering ten grondslag had gelegd, niet juist waren, omdat daarin van te weinig gewerkte uren is uitgegaan. [geïntimeerde] stelt dat zij in haar maandelijkse opgave van gewerkte uren tot en met juli 2019 achtereenvolgens vermeldde hoeveel uren zij had gewerkt waarover
geenonregelmatigheidstoeslag verschuldigd was, en vervolgens hoeveel uren
metonregelmatigheidstoeslag. Zij vermeldde dus niet het totaal aantal gewerkte uren. Thuiszorg heeft echter de uren op de loonstrook overgenomen alsof de uren zonder onregelmatigheidstoeslag het
totaleaantal door [geïntimeerde] gewerkte uren bedroeg, dus inclusief de uren met onregelmatigheidstoeslag. De kantonrechter heeft Thuiszorg opgedragen te bewijzen dat zij terecht de ‘uren zonder onregelmatigheidstoeslag’ als totaal aantal gewerkte uren had verwerkt voor de loonberekening. Na bewijslevering heeft de kantonrechter geoordeeld dat Thuiszorg niet in het bewijs is geslaagd en in lijn met de eerdere beslissing daarom de reconventionele vordering wegens teveel betaald nettoloon afgewezen.
3.10.
Thuiszorg heeft gegriefd tegen de bewijslastverdeling. De grief faalt want ook als de bewijslast door de kantonrechter ten onrechte bij Thuiszorg is gelegd, leidt dat niet tot toewijzing van de vordering van Thuiszorg. In dat geval zou het op de weg van [geïntimeerde] liggen om te stellen en te bewijzen dat de uren die zij opgaf inderdaad waren opgebouwd uit uren zonder onregelmatigheidstoeslag en uren met onregelmatigheidstoeslag. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de uren die [geïntimeerde] opgaf tot en met haar opgave van juli 2019 inderdaad waren opgebouwd uit uren zonder onregelmatigheidstoeslag en uren met onregelmatigheidstoeslag, zonder dat zij een totaal aantal gewerkte uren opgaf (productie 15 van [geïntimeerde] in eerste aanleg). In de loonstroken (productie G van Thuiszorg in eerste aanleg) is dan ook ten onrechte het aantal uren zonder onregelmatigheidstoeslag als totaal aantal gewerkte uren aangemerkt. Het hof baseert dit in de eerste plaats op de manier waarop [geïntimeerde] de gewerkte uren doorgaf en de uitsplitsing die zij maakte. Die is redelijkerwijze slechts voor één uitleg vatbaar. Ter illustratie, de urenopgaven van mei en juli 2019 van [geïntimeerde] luidden als volgt:
mei
“*totaal gewerkte uren zonder ORT = 109 uur
*totaal ORT avond = 7 uur
*totaal ORT zondagen = 25 uur.”
juli
“Hierbij stuur ik mijn gewerkte uren en declaraties door voor de maand juli:
*totaal gewerkte uren zonder onregelmatigheidstoeslag = 83
*totaal onregelmatigheidstoeslag avond = 4
*totaal onregelmatigheidstoeslag zaterdagen = 5
*totaal onregelmatigheidstoeslag zondagen = 12”
3.11.
In de tweede plaats heeft [geïntimeerde] een bericht overgelegd waaruit blijkt dat zij is aangesproken door [naam1] omdat [geïntimeerde] haar uren niet op de goede manier doorgaf. Ze moest namelijk ook het totale aantal gewerkte uren in een maand opgeven en dan de uren, waarover onregelmatigheidstoeslag wordt berekend, apart benoemen. Op de opgave van juli reageerde [naam1] op 29 juli 2019 met het bericht:

[geïntimeerde] . Jij vergeet altijd je totaal aantal uren. 104 totaal toch? Je moet wel ff totaal opschrijven dildo”.
Het hof constateert dat 104 inderdaad het totaal is van de 83 + 4 + 5 + 12 door [geïntimeerde] opgegeven uren. Volgens de loonstroken is over juli 2019 inderdaad een aantal uren van 104 verwerkt, maar volgens de toelichting daarbij was dat niet omdat het totaal van het aantal door [geïntimeerde] opgegeven uren is berekend en verwerkt maar omdat zij volgens haar min/max-contract recht had op betaling van minimaal 104 uren. In mei is slechts rekening gehouden met 109 van de in totaal 141 opgegeven uren. Ook bij in maart en april 2019 is steeds het aantal uren zonder onregelmatigheidstoeslag als totaal aantal uren verwerkt.
3.12.
In de urenopgave van [geïntimeerde] van augustus 2019, dus na de vermaning door [naam1] , is vervolgens te zien dat [geïntimeerde] haar wijze van opgeven aanpast:
“Hierbij stuur ik mijn gewerkte uren en declaraties door voor de maand augustus:
*totaal gewerkte uren= 221 uur
*totaal zonder onregelmatigheidstoeslag = 210 uur
*totaal onregelmatigheidstoeslag zaterdagen = 2
*totaal onregelmatigheidstoeslag zondagen = 9”.
3.13.
In het kader van de bewijsopdracht heeft Thuiszorg gesteld dat het niet aannemelijk is dat [geïntimeerde] inderdaad haar uren exclusief onregelmatigheidstoeslag opgaf. Zij baseert dat op overzichten van de gewerkte uren door [geïntimeerde] en haar collega’s en een vergelijking van de gemiddeld door werknemers gewerkte aantal uren. Die stelling is tegenover de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] echter onvoldoende onderbouwd. Ook de verwijzing naar de uren die Thuiszorg bij de verzekeraar heeft gedeclareerd levert die onderbouwing niet, omdat daaruit slechts volgt welke uren Thuiszorg heeft geadministreerd en verwerkt, niet wat [geïntimeerde] daadwerkelijk heeft gewerkt of heeft opgegeven.
3.14.
Thuiszorg heeft geen grief gericht tegen de beslissing van de kantonrechter dat de reconventionele vordering van Thuiszorg moet worden afgewezen als, kort gezegd, de stelling van [geïntimeerde] over de wijze van opgeven van uren tot en met juli vast komt te staan. Nu het hof [geïntimeerde] volgt in haar stellingen daarover, zal ook het hof de vordering in reconventie afwijzen.
vakantie-uren
3.15.
Volgens [geïntimeerde] heeft zij recht op uitbetaling van in totaal 210,9 vakantie-uren die zij niet heeft opgenomen. Thuiszorg stelt dat er behalve de vakantie in augustus eerder door [geïntimeerde] ook al vakantie-uren zijn opgenomen, maar zij heeft erkend dat zij geen deugdelijke administratie heeft gevoerd waarmee zij de stelling van [geïntimeerde] op dit punt kan betwisten. Dat [geïntimeerde] ná augustus vakantie heeft gehad, is niet gesteld. Het hof zal het aantal van 210,9 uren dan ook tot uitgangspunt nemen. Vast is komen te staan dat [geïntimeerde] in augustus twee weken vakantie heeft genoten, zodat op het tegoed van 210,9 uren 48 uren in mindering worden gebracht en [geïntimeerde] recht heeft op uitbetaling van 162,9 uren, ad € 15,37 (te vermeerderen met 8% vakantiegeld) is € 2.704,07.
heeft de kantonrechter de juiste bedragen aan de loonstroken ontleend? (hoger beroep [geïntimeerde] )
3.16.
Ook [geïntimeerde] heeft hoger beroep ingesteld en daarin heeft zij aangevoerd dat de kantonrechter bij de berekening van het gemiddelde loon ten onrechte is uitgegaan van het bruto salaris, als vermeld op de loonstroken, zonder de onregelmatigheidstoeslagen (tussenvonnis 12 mei 2021, rov. 5.2). Thuiszorg heeft dat in haar antwoordmemorie niet weersproken. De grief slaagt. Uit de loonstroken volgt dat het bruto loon is opgebouwd uit loon vermeerderd met onregelmatigheidstoeslagen over een deel van de gewerkte uren. Uit de in zoverre niet weersproken stellingen van [geïntimeerde] volgt dat het totaal hiervan de basis is voor de berekening van het gemiddelde loon over de drie maanden voor de ziekmelding.
3.17.
Op grond van het voorgaande zal het hof uitgaan van het verschuldigde loon, als hierna vermeld, met als uitgangspunt het brutoloon vermeerderd met de toeslagen volgens de loonstroken (productie G van Thuiszorg in eerste aanleg). Dat levert de navolgende bedragen op voor de maanden juni 2019 en verder:
- Juni basisloon voor het minimum van 104 uren € 1.598,48 + toeslagen € 30,43 + € 221,33 = € 1.860,24
- Juli basisloon voor het minimum van 104 uren € 1.598,48 + toeslagen € 13,53 + € 29,20 + € 110,66 = € 1.751,87
  • Augustus. Omdat de grief van Thuiszorg over het aantal gewerkte uren slaagt, is 118 uur uitgangspunt: basisloon € 1.813,66 + toeslagen € 11,68 + € 83,- + (48 vakantie-uren) € 737,76 = € 2.646,10
  • September. [geïntimeerde] refereert zich aan het aantal van 123 gewerkte uren: basisloon € 1.890,51 + € 16,91 + € 23,36 + € 175,22 = € 2.106
- Oktober basisloon € 2.197,91 + toeslagen € 75,93 + € 239,77 = € 2.513,61.
Hieruit volgt dat het gemiddelde loon over augustus, september en oktober € 2.421,90 bedraagt, waarmee tevens het loon over november, december 2019 en januari 2020 is gegeven. Voor februari 2020 bedraagt dit (10/28 van het gemiddelde loon) = € 864,97.
3.18.
Uit het voorgaande volgen de bedragen voor vakantiegeld over de periode van juni 2019 tot 10 februari (8% van het brutoloon) en de eindejaarsuitkering (7,2% van het brutoloon) over de maanden december – 10 februari van respectievelijk € 1.520,68 en € 411,03. Weliswaar vermeldt het petitum in de inleidende dagvaarding in eerste aanleg betaling van het vakantiegeld tot aan 4 maart 2020, de datum waarop de dienstbetrekking eindigt, maar uit de toelichting in die dagvaarding begrijpt het hof dat het [geïntimeerde] gaat om het te weinig betaalde vakantiegeld en eindejaarsuitkering over de periode tot 10 februari 2020. Dat zal het hof dan ook toewijzen.
overige
3.19.
Tegen toekenning van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het na te betalen loon is geen grief gericht, zodat het hof die vorderingen zal toewijzen overeenkomstig het vonnis van de kantonrechter. Tegen toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten heeft Thuiszorg alleen aangevoerd dat [geïntimeerde] die kosten niet heeft gemaakt omdat ze een rechtsbijstandsverzekering heeft. Die grief faalt. Het feit dat [geïntimeerde] tegen de kosten van rechtsbijstand is verzekerd brengt niet mee dat die kosten niet aan haar zijde gemaakt worden, alleen dat zij ze niet hoeft te dragen. Het is echter [geïntimeerde] die daarover met de rechtsbijstandsverzekeraar een overeenkomst heeft gesloten, niet Thuiszorg. Zij kan zich daarop dan ook niet beroepen.
3.20.
Ten slotte heeft [geïntimeerde] gevorderd dat Thuiszorg wordt veroordeeld om bruto/netto-specificaties over te leggen van het op grond van dit arrest te betalen loon, op verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag. Die vordering is niet weersproken en het hof zal deze toewijzen maar zal een maximum van € 2.500,- verbinden aan de dwangsommen.
proceskosten
het hoger beroep van Thuiszorg (principaal appel)
3.21.
Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) omdat partijen ieder deels gelijk, deels ongelijk hebben gekregen.
het hoger beroep van [geïntimeerde] (incidenteel appel)
3.22.
Het hoger beroep van [geïntimeerde] slaagt. Omdat Thuiszorg in dit hoger beroep in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Thuiszorg tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.
3.23.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad). Voor de duidelijkheid zal het hof de vonnissen van de kantonrechter voor het grootste deel vernietigen en opnieuw recht doen Wat betreft de proceskostenveroordelingen in eerste aanleg en de veroordeling in de buitengerechtelijke kosten blijft het vonnis in stand omdat het hof die oordelen juist acht.

4.De beslissing

Het hof, in principaal en incidenteel hoger beroep:
4.1.
vernietigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 12 mei 2021, 21 juli 2021 en 27 oktober 2021,
behalve uit het eindvonnis van 27 oktober 2021:
- de veroordeling van Thuiszorg tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 875,- (rov. 3.11), en de veroordelingen van Thuiszorg in de proceskosten (rov. 3.12, 3.13 en 3.17),
en beslist als volgt:
toewijzing loon
4.2.
veroordeelt Thuiszorg om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 2.421,90 bruto als loon over de maand december 2019, waarop het netto bedrag van € 1.813,17 in mindering moet worden gebracht;
4.3.
veroordeelt Thuiszorg om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 2.421,90 bruto als loon
over de maand januari 2020, waarop het netto bedrag van € 1.118,87 in mindering moet
worden gebracht;
4.4.
veroordeelt Thuiszorg om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 864,97 bruto aan loon
over de periode 1 tot en met 10 februari 2020;
4.5.
veroordeelt Thuiszorg om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 1.520,68 bruto aan
vakantiegeld over de periode juni 2019 tot 10 februari 2020;
4.6.
veroordeelt Thuiszorg om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 411,03 bruto aan
eindejaarsuitkering over de periode december 2019 tot 10 februari 2020;
4.7.
veroordeelt Thuiszorg om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 2.704,07 bruto aan
openstaande vakantie-uren;
4.8.
veroordeelt Thuiszorg tot betaling van de wettelijke verhoging van 15% over de
onder 4.3 tot en met 4.7 genoemde bedragen;
4.9.
veroordeelt Thuiszorg tot betaling van de wettelijke rente over de onder 4.3 tot en
met 4.7 genoemde bedragen vanaf 4 maart 2020 tot aan de dag der algehele
voldoening;
4.10.
veroordeelt Thuiszorg om binnen 7 dagen na betekening van het arrest van bovengenoemde betalingen een deugdelijke bruto/netto specificatie aan [geïntimeerde] te overleggen onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag tot een maximum van € 2.500;
proceskosten
4.11.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt in het principaal appel;
4.12.
veroordeelt Thuiszorg tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerde] in het incidenteel appel, tot zover begroot op:
- € 836,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief I x 0,5);
4.13.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.14.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Verkijk, A.E.F. Hillen en S.C.P. Giesen, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023.