Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante1] Beheer B.V.2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante2] B.V.
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Kern van de zaak en de beslissing
3.Het oordeel van het hof
Inleiding
“Artikel 8.
1 oktober 2018, moet op grond van artikel 8 vergoed worden. Partijen zijn het erover eens dat de vergoeding moet worden bepaald naar wat een redelijke koper ervoor zou hebben betaald bij de aanvang van een nieuw erfpachtcontract. Dat de werkelijke opvolgende erfpachter - maatschap Cornelissen, hierna Cornelissen - de boomgaard later heeft gerooid, is niet doorslaggevend voor de bepaling van de vergoeding. Het gaat om een redelijke koper en deze redelijke koper moet worden gevonden in een markt waarin gangbare fruittelers, biologische fruittelers en biologisch-dynamische telers aanwezig zijn. De laatste groep is overigens veruit de kleinste.
1 oktober 2018 niet nihil zoals de kantonrechter heeft aangenomen. Op 28 september 2018 hebben deskundigen van [appellante1] en de stichting (respectievelijk [naam1] van Delphy en [naam2] ) de boomgaard opgenomen en gewaardeerd. Zij hebben toen de tonnages van nog hangend fruit samen vastgesteld. [naam1] heeft met Van Leeuwen van de stichting de fruitbomen getaxeerd. Volgens de deskundigen van de stichting was de fruitopstand op dat moment tenminste € 66.785 waard [1] . Volgens de deskundige van [appellante1] had de opstand een waarde van € 154.644,64 [2] . De prijs die een redelijke koper over zou hebben voor de overname van de fruitbomen zal vanwege deze uiteenlopende bedragen moeten worden getaxeerd. Daarbij is het van belang om voor de verschillende fruitsoorten de vervangingstermijn te bepalen en de eventuele kosten van het rooien van bomen zonder restwaarde in mindering te brengen.