Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.De beoordeling
het pluraliteitsvereiste
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van [geïntimeerde]. De rechtbank Midden-Nederland had op 4 oktober 2022 het verzoek van [appellante] tot faillietverklaring afgewezen. [Appellante] heeft hoger beroep ingesteld en verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en te verklaren dat [geïntimeerde] in staat van faillissement verkeert. Het hof heeft vastgesteld dat er voldaan is aan de vereisten van artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet, waarbij summierlijk moet blijken van een vorderingsrecht van de aanvrager en een steunvordering. Het hof oordeelde dat [appellante] twee opeisbare vorderingsrechten op [geïntimeerde] heeft, die voortvloeien uit eerdere vonnissen van de rechtbank. Het hof heeft ook het verweer van [geïntimeerde] tegen de faillietverklaring beoordeeld, waarin hij stelde dat er sprake was van misbruik van recht. Het hof concludeerde dat het verzoek van [appellante] legitiem was, aangezien het gericht was op het incasseren van haar vordering en niet enkel om [geïntimeerde] te schaden. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en [geïntimeerde] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een curator en rechter-commissaris.