ECLI:NL:GHARL:2022:9900

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
P/22/145
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met aanvulling van gronden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2022 de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 11 april 2022 bevestigd, waarbij de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd. Het hof oordeelt dat het recidiverisico van de veroordeelde nog steeds hoog is en dat opheffing van de maatregel zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publieke domein. De veroordeelde heeft zich niet behandelbaar opgesteld, ondanks dat er diverse behandelmogelijkheden zijn aangeboden. Het hof heeft de relevante stukken en verklaringen van betrokkenen in overweging genomen, waaronder die van de casemanager en de advocaat-generaal, en concludeert dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is om de samenleving te beschermen tegen het gedrag van de veroordeelde.

Tijdens de zittingen op 18 augustus en 20 oktober 2022 zijn de veroordeelde, zijn raadsvrouw en de advocaat-generaal gehoord. De veroordeelde heeft betoogd dat de maatregel beëindigd moet worden, omdat hij in staat is om buiten een justitieel kader hulp te ontvangen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de omstandigheden rondom de veroordeelde, waaronder zijn wantrouwen en weerstand tegen behandeling, de effectiviteit van ambulante hulp in twijfel trekken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de voorwaarden voor voortzetting van de maatregel zijn vervuld, gezien de ernst van de gepleegde delicten en het gebrek aan vooruitgang in de behandeling van de veroordeelde.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de aanvulling dat de voortzetting van de maatregel vereist is, gezien het aanhoudende recidiverisico en de ongeschiktheid van de veroordeelde voor detentie. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken rechters hebben de beslissing ondertekend, met uitzondering van enkele raden die buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

ISD P22/145

Beslissing d.d. 3 november 2022

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
verblijvende in Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) [naam FPA] te [plaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 11 april 2022. Deze beslissing houdt in dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders vereist is.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
̶ het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
̶ de beslissing waarvan beroep;
̶ de akte van beroep van de betrokkene van 20 april 2022;
̶ de verslag tussentijdse toetsing van Justitieel Complex (hierna: JC) [naam JC] van 15 augustus 2022;
̶ het proces-verbaal de terechtzitting van dit hof van 18 augustus 2022;
̶ de brief van Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) [naam FPA] met aanvullende informatie van 4 oktober 2022;
̶ het voortgangsverslag van de reclassering van 13 oktober 2022;
̶ de door de verdediging overgelegde brief van [naam briefschrijver] ;
̶ het verslag tussentijdse toetsing van JC [naam JC] van 20 oktober 2022.
Het hof heeft ter zitting van 18 augustus 2022 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal
mr. R.J.A. Segerink. Het hof heeft ter zitting van 18 augustus 2022 tevens gehoord [naam senior casemanager] , senior casemanager bij JC [naam JC] .
Ter zitting van 20 oktober 2022 heeft het hof gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman en de advocaat-generaal mr. V. Smink. Het hof heeft ter zitting van 20 oktober 2022 tevens gehoord W. Hoogstraten, GZ-psycholoog bij FPA [naam FPA] en [naam senior casemanager] , senior casemanager (waarnemend voor [naam senior casemanager] ) bij JC [naam JC] .

Overwegingen

Procesverloop
Op 18 augustus 2022 heeft het hof de zaak inhoudelijk behandeld. Ter zitting heeft het hof de casemanager van veroordeelde gehoord. De casemanager heeft samengevat verklaard dat veroordeelde hulp nodig heeft en dat zij zich afvraagt of de penitentiaire inrichting (hierna: P.I.) dan wel de FPA de juiste hulp aan hem kan bieden, mede gelet op de tijd die resteert tot het einde van de maatregel. Zij heeft voorts verklaard dat het gedrag van veroordeelde voornamelijk lijkt voort te komen uit onvrede over de ontstane situatie en wanhoop. Na het horen van de casemanager hebben veroordeelde en de advocaat-generaal standpunten ingenomen. Aan het einde van de behandeling heeft het hof de behandeling van de zaak geschorst, omdat het hof over onvoldoende informatie beschikte om op het beroep van veroordeelde te kunnen oordelen. Het hof heeft – samengevat – bij FPA [naam FPA] informatie opgevraagd over de mogelijkheden van ambulante of klinische behandeling en de vormgeving daarvan, alsmede informatie omtrent de depressieve klachten van betrokkene. Voorts heeft het hof de P.I. gevraagd nadere informatie te geven over de vraag of er naar aanleiding van de bevindingen van de kliniek (FPA [naam FPA] ) mogelijkheden zijn voor een extramuraal traject.
De brief van FPA [naam FPA] met aanvullende informatie van 4 oktober 2022 houdt – samengevat – in dat er tot op heden geen behandelingang is en het de vraag is of er in de toekomst nog een behandelingang zal komen. Bij veroordeelde is sprake van een grote mate van wantrouwen, verongelijktheid en weerstand tegen een klinische opname. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Positief is dat veroordeelde schone urinecontroles heeft. Wat betreft de stemming van veroordeelde is er geen sprake van depressie in engere zin, maar van somberheid die situationeel bepaald lijkt te zijn. Er bestaan twijfels of een ambulante behandeling wel zal aanslaan. Het is immers de vraag of er bij veroordeelde in die situatie wel sprake zal zijn van probleembesef en motivatie voor behandeling.
De aanvullende informatie van de P.I. van 20 oktober 2022 houdt – kort weergegeven – in dat veroordeelde geen vertrouwen heeft in de maatregel en de hulp die hem wordt geboden, zodat de kans dat een ambulant of klinisch traject in dit stadium succesvol zal zijn niet kan worden ingeschat. De P.I. schetst in dat verband drie scenario’s:
̶ veroordeelde blijft bij FPA [naam FPA] en bouwt zijn vrijheden verder uit;
̶ veroordeelde stopt in overleg met het behandelteam het klinisch traject bij FPA [naam FPA] en gaat terug naar een ISD-afdeling van JC [naam JC] , waarna er een herbepaling van het traject zal plaatsvinden;
̶ veroordeelde wordt teruggeplaatst naar een ISD-afdeling van JC [naam JC] en er volgt een kaal ISD-traject. De verwachting is dat deze ontwikkeling het gedrag van veroordeelde zal verergeren en het risico verder wordt verhoogd.
Voorts heeft het hof een voortgangsrapport van de reclassering van 13 oktober 2022 ontvangen. In deze rapportage wordt het verloop van het verblijf van betrokkene in FPA [naam FPA] beschreven. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld.
Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing waarvan beroep dient te worden vernietigd en de maatregel dient te worden beëindigd. In de eerste plaats is aangevoerd dat beëindiging van de maatregel niet zal leiden tot onveiligheid, overlast of verloedering van het publieke domein. De begeleiding en behandeling die hij nodig heeft kan buiten een justitieel kader worden vormgegeven. Hij kan voor een ambulante hulp terecht bij een voormalig medewerkster van [kliniek] . Hij is gemotiveerd voor dit traject en wil zijn leven in de vrije maatschappij zo snel mogelijk zelf opbouwen. Hij beschikt over een woonruimte en dagbesteding in de vorm van werk. In de tweede plaats is aangevoerd dat voortzetting van de maatregel niet zinvol is vanwege een omstandigheid die buiten de macht van de betrokkene ligt. De sombere toestand waarin de veroordeelde zich op dit moment bevindt en het niet van de grond komen van een klinisch behandeltraject is het gevolg van omstandigheden die buiten de macht van de veroordeelde liggen. De terugplaatsing in de P.I. na een traject bij [kliniek] en het lange verblijf op een ISD-afdeling in de P.I. hebben veroordeelde geen goed gedaan. De maatregel heeft tot dusver geen succes gehad. Hij lijkt er zowel in psychisch als fysiek opzicht slechter aan toe te zijn dan bij aanvang van de maatregel, hetgeen niet bijdraagt aan de bescherming van de samenleving.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep. Aan de voorwaarden voor voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is voldaan. De maatregel is opgelegd ter zake van ernstige geweldsdelicten. In het kader van de oplegging van de maatregel is overwogen dat een gedwongen kader noodzakelijk is, omdat eerdere ambulante hulpverleningstrajecten geen succes hebben gehad. Veroordeelde is aangemerkt als een zeer actieve veelpleger met ernstige stoornissen. Uit de actuele informatie blijkt dat het veroordeelde niet lukt om zijn leven te beteren. Hij benut de mogelijkheden die hij aangeboden krijgt niet en behandeling komt niet van de grond. De deskundigen hebben er op dit moment geen vertrouwen in dat veroordeelde op verantwoorde wijze kan terugkeren in de samenleving. Bij deze stand van zaken dient de maatschappij tegen het gedrag van veroordeelde te worden beschermd en dient de tenuitvoerlegging van de maatregel te worden voortgezet.
Het oordeel van het hof
Bevestiging
Het hof is onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.
Aanvullende overweging
Uit de informatie die het hof heeft ontvangen naar aanleiding van de zitting van 18 augustus 2022 – zoals hiervoor weergegeven – volgt dat het recidiverisico nog steeds hoog is. Opheffing van de maatregel zal daarom naar verwachting leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publieke domein.
Uit de genoemde informatie volgt ook dat er bij veroordeelde geen sprake is van een ziektebeeld dat maakt dat hij detentieongeschikt moet worden geacht. Verder blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat na terugplaatsing van betrokkene van [kliniek] , de P.I. enige tijd onvoldoende aandacht heeft besteed aan het traject van de veroordeelde. Daarna heeft de P.I. echter met spoed gezocht naar een passende instelling voor een klinisch behandeltraject en is de veroordeelde op korte termijn geplaatst bij FPA [naam FPA] . Deze kliniek heeft op een klinische behandeling geregeld, waarbij er diverse behandelmogelijkheden zijn aangeboden (schematherapie en psychomotorische therapie). Veroordeelde heeft zich echter niet behandelbaar opgesteld. Daarom kan niet worden gezegd dat voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van de veroordeelde ligt.
Gelet hierop is het hof met de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de maatregel is vereist.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van grondenzoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, van 11 april 2022 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde].
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. W.J. Canton en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen als griffier,
en op 3 november 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden en mr. E.A.K.G. Ruys zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.