ECLI:NL:GHARL:2022:988

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
200.297.517/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken in kort geding tussen vennootschappen met betrekking tot correspondentie

In deze zaak heeft Uno Mundo B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zij vorderde dat de geïntimeerden, waaronder Unified Service Provider B.V. en andere vennootschappen, verplicht werden om correspondentie vrij te geven die in een eerdere bodemprocedure was afgesproken. De rechtbank had de vordering afgewezen, maar Uno Mundo stelde dat er een spoedeisend belang was bij de nakoming van deze afspraak. Het hof oordeelde dat de afspraak, die was gemaakt tijdens de behandeling van de bodemzaak, vaststond en dat de geïntimeerden gehouden waren deze na te komen. Het hof wees de vordering van Uno Mundo toe en legde een dwangsom op van € 25.000,- indien de correspondentie niet binnen 14 dagen na betekening van het arrest werd vrijgegeven. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de geïntimeerden in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.297.517/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 520765)
arrest in kort geding van 8 februari 2022
in de zaak van
Uno Mundo B.V.,
gevestigd te Hilversum,
appellante,
hierna:
Uno Mundo,
advocaat: mr. G.P. Poiesz, die kantoor houdt te Haarlem,
tegen

1.Unified Service Provider B.V.,

gevestigd te Hilversum,
hierna:
USP,

2. Bobtro Management B.V.,

gevestigd te Hilversum,
hierna:
Bobtro,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde3],

4. Berlian Management Services B.V.,

gevestigd te Hilversum,
hierna:
Berlian,

5. [geïntimeerde5] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde5],

6. Btelecom B.V.,

gevestigd te Zoetermeer,
hierna:
Btelecom,

7. [geïntimeerde7] ,

wonende te [woonplaats2] ,
hierna:
[geïntimeerde7],
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. L.C.L. Bults, die kantoor houdt te Amsterdam.
1.
Het verloop van de procedure in hoger beroep
1.1
Uno Mundo heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland in Lelystad op 17 juni 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit
  • De appeldagvaarding waarin de grieven zijn opgenomen,
  • De conclusie van eis in hoger beroep,
  • De memorie van antwoord,
  • Een akte met producties van [geïntimeerden] c.s.,
  • Een antwoordakte van Uno Mundo.
1.2
Ten slotte hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Het draait in deze procedure om de vraag of [geïntimeerden] c.s. gehouden zijn informatie aan Uno Mundo te verstrekken. Volgens Uno Mundo hebben [geïntimeerden] c.s. die verplichting op zich genomen bij de behandeling van het hoger beroep in een bodemzaak die tussen deze partijen heeft gespeeld. Uno Mundo voert aan dat [geïntimeerden] c.s. die verplichting niet nakomen. Dit geschil heeft de volgende achtergrond.
2.2
Uno Mundo is de vennootschap van wijlen [naam1] (hierna: [naam1] ). Via deze en andere persoonlijke vennootschappen is hij in 2015 samen met [geïntimeerde5] , haar echtgenoot [geïntimeerde3] en [geïntimeerde7] voor gelijke delen aandeelhouder geworden van USP. Uno Mundo en [geïntimeerden] c.s. hebben werkzaamheden voor USP verricht. Op 13 maart 2017 heeft USP de managementovereenkomst met Uno Mundo ( [naam1] ) echter opgezegd. Hierna is discussie ontstaan over de omvang van de vergoeding van Uno Mundo ( [naam1] ). Dat heeft geleid tot een procedure tussen partijen die in hoger beroep door dit hof is beslecht [1] .
2.3
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in dat hoger beroep is gesproken over de afgifte door [geïntimeerden] c.s. aan Uno Mundo van e-mails en whatsapp-berichten tussen [naam1] en [geïntimeerden] c.s. Volgens Uno Mundo is daar toen overeenstemming over bereikt, maar weigeren [geïntimeerden] c.s. deze overeenkomst na te komen. Dat heeft geleid tot dit kort geding, waarin Uno Mundo heeft gevorderd dat [geïntimeerden] c.s. worden veroordeeld tot vrijgave van deze correspondentie, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- indien niet binnen 24 uur na de betekening van het te wijzen vonnis door [geïntimeerden] c.s. de
opdracht daartoe aan de deurwaarderis verstrekt [2] , met een veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van deze procedure.
2.4
Deze vordering is door de voorzieningenrechter afgewezen. De strekking van het hoger beroep is dat de vordering alsnog wordt toegewezen. Dat wil zeggen: de vordering luidt nu dat [geïntimeerden] c.s.
zelfworden veroordeeld tot vrijgave, afgifte of het ter beschikking stellen van de correspondentie. Tegen deze eiswijziging is niet geprotesteerd. De wijziging is ook niet strijdig met enige processuele regel. Het hof zal daarom uitgaan van de eis zoals die in dit hoger beroep is geformuleerd [3] .

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
Het hof zal de bezwaren (grieven) van Uno Mundo hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken. De conclusie zal zijn dat haar vordering alsnog moet worden toegewezen.
Uno Mundo heeft een spoedeisend belang bij haar vordering
3.2
[geïntimeerden] c.s. hebben bestreden dat Uno Mundo een spoedeisend belang heeft bij de vordering. Volgens hen is er geen enkele reden waarom die niet in een bodemprocedure zou kunnen worden ingesteld. Net als de voorzieningenrechter, neemt het hof echter aan dat Uno Mundo een dergelijk spoedeisend belang wel heeft.
3.3
De afspraak die ten grondslag ligt aan de vordering die in dit kort geding is ingesteld, vloeit voort uit de al genoemde bodemprocedure en is daarvan het sluitstuk. De vraag of van die afspraak kan worden uitgegaan, is overzichtelijk, en kan in kort geding beantwoord worden. Uno Mundo heeft er belang bij dat die afspraak wordt nageleefd. Meer specifiek heeft zij daartoe aangevoerd dat zij op die manier in ieder geval kan beoordelen of - en zo ja, op welke wijze - een uitkoopprocedure op korte termijn moet worden vormgegeven. Dit belang is van de kant van [geïntimeerden] c.s. niet gemotiveerd bestreden.
3.4
Hierna zal het hof toelichten dat Uno Mundo er ook belang bij heeft dat daarover in kort geding uitspraak wordt gedaan.
3.5
Dit door Uno Mundo aangespannen kort geding en het hoger beroep zijn niet de enige procedures die uit de bodemzaak zijn voortgevloeid. [geïntimeerden] c.s. hebben van hun kant tot aan het hof vergeefs geprobeerd het faillissement van Uno Mundo te bewerkstelligen. Door het kunstmatig splitsen van hun vordering tot betaling van de proceskosten in de bodemzaak hebben zij daarbij naar het oordeel van het hof misbruik van het faillissementsrecht gemaakt. Het hof sloot in de bewuste beschikking zelfs niet uit dat het faillissementsverzoek was ingediend om onder de afgifteverplichting uit te kunnen komen.
Gelet op deze proceshouding van haar wederpartijen heeft Uno Mundo er in het bijzonder een belang bij dat over de beweerde informatieplicht van [geïntimeerden] c.s. snel duidelijkheid ontstaat en dat [geïntimeerden] c.s. worden verplicht die verplichting na te komen als het bestaan ervan aannemelijk is gemaakt.
3.6
Op hun beurt verwijten [geïntimeerden] c.s. [naam2] dat hij een strijd voert met gebruikmaking van een vehikel (Uno Mundo) dat zelf niet meer over financiële middelen beschikt en geen verhaal biedt voor proceskosten die Uno Mundo aan [geïntimeerden] c.s. verschuldigd is. Als dat verwijt terecht is, dan is daar ook voor Uno Mundo een extra argument in gelegen de hoeveelheid en de omvang van nog te voeren procedures vanwege de daaraan verbonden kosten zo snel en zoveel mogelijk te beperken.
3.7
Deze omstandigheden tezamen leiden het hof tot de conclusie dat Uno Mundo bij haar vordering een spoedeisend een belang heeft.
De afspraak waar Uno Mundo zich op beroept, staat vast
3.8
[geïntimeerden] c.s. voeren aan dat het hof niet goed heeft begrepen dat op de zitting van het hof in de bodemzaak juist
geenafspraken zijn gemaakt. Als dat wel het geval was geweest, dan had dat volgens hen in een eenvoudige vaststellingsovereenkomst moeten worden vastgelegd. Bovendien zou de verplichting tot nakoming van die vermeende afspraak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Ter comparitie heeft niemand immers kunnen bevroeden dat Uno Mundo de proceskostenveroordeling naast zich neer zou leggen. [geïntimeerden] c.s. zeggen ook geen enkel belang te hebben bij het aanvaarden van een dergelijke eenzijdige verbintenis. Het hof heeft in hun ogen lichtvaardig aangenomen dat zij dat wel hebben gedaan. [geïntimeerden] c.s. benadrukken daarbij dat het onder advocaten een feit van algemene bekendheid is dat de kwaliteit van processen-verbaal met enige regelmaat te wensen overlaat. Het is voor een griffier redelijkerwijze ondoenlijk om een feitelijk en juridisch debat van 3 uur tussen partijen, hun advocaten en raadsheren vlekkeloos en juist te notuleren, aldus [geïntimeerden] c.s.
3.9
[geïntimeerden] c.s. spreken in hun memorie verder over onvoldoende afstand die het hof zelf zou hebben betracht, over een onhandige en onzorgvuldige werkwijze van het hof c.q. het ter discussie staan van de zorgvuldigheid van de behandelende hof combinatie, en over gevaar voor partijdigheid van het hof. Aan deze kwalificaties verbinden zij echter geen processuele gevolgen. Daarom zal het hof zich er hierna toe beperken de argumenten van beide partijen inhoudelijk te bespreken.
3.1
Vast staat dat geen cassatie is ingesteld tegen het arrest in de bodemzaak van 30 maart 2021. Dat betekent dat deze uitspraak tussen partijen (dezelfde partijen als in dit kort geding) gezag van gewijsde heeft. Daarmee staat vast dat, zoals in dat arrest onder 3.1 is overwogen, ter zitting overeenstemming is bereikt over de afgifte in kopie van alle e-mails van en aan [naam1] en whatsapp-berichten van hem en aan hem over de periode 1 oktober 2014 – 1 juli 2017. [geïntimeerden] c.s. hebben zich er tegenover Uno Mundo toe verplicht die correspondentie vrij te geven en zijn gehouden die afspraak na te komen.
Ter nadere onderbouwing voegt het hof daar het volgende aan toe.
3.11
Op de zitting is uitgebreid besproken of [geïntimeerden] c.s. bereid waren (uitsluitend) deze correspondentie vrij te geven, en bij monde van [geïntimeerde5] zelf is dat bij herhaling en onvoorwaardelijk bevestigd en toegezegd. Uno Mundo heeft daarmee ingestemd. Nadat beide partijen dat in het verdere verloop van de zitting nog eens uitdrukkelijk hadden bevestigd, heeft de voorzitter vastgesteld dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de vrij te geven stukken die op dat moment onder bewijsbeslag lagen en dat door Uno Mundo om die reden geen afgifte van die stukken meer werd gevraagd. De discussie over de mogelijkheid in de bodemprocedure nog een beroep op deze correspondentie te doen (wat door het hof niet werd toegestaan) heeft ten overstaan van het hof niet geleid tot aanpassing van die afspraak. [geïntimeerden] c.s. hebben ook niet aangevoerd dat Uno Mundo buiten het zicht van het hof wel zou hebben ingestemd met enige wijziging van de gemaakte afspraak. Uit de correspondentie tussen de raadslieden van partijen volgt eerder het tegendeel.
3.12
Een en ander heeft zijn beslag gekregen in het proces-verbaal van de zitting. Dat verslag is een zakelijke weergave van wat zich ter zitting heeft afgespeeld. Tegen deze weergave in van de kant van [geïntimeerden] c.s. bezwaar gemaakt, maar in dat bezwaar heeft het hof geen aanleiding gezien tot het doen van aanpassingen: slechts indien en voor zover dat commentaar voor de te nemen beslissing van belang zou zijn, zou het hof daarop terugkomen. Dat is niet gebeurd, omdat het proces-verbaal een juiste zakelijke weergave was van hetgeen over de gemaakte afspraak door partijen is opgemerkt en van de conclusie die de voorzitter daarover ten overstaan van partijen heeft getrokken.
3.13
Onjuist is de veronderstelling dat [geïntimeerden] c.s. aan deze afspraak niet gehouden zouden zijn om de enkele reden dat die afspraak niet in een vaststellingsovereenkomst is opgenomen. Een vordering tot nakoming van deze afspraak is ook niet onaanvaardbaar om de enkele reden dat Uno Mundo de proceskosten niet betaalt waartoe zij in de bodemzaak is veroordeeld.
3.14
[geïntimeerden] c.s. hebben bewijs aangeboden van wat zij over het ontbreken van de hiervoor genoemde afspraak hebben opgemerkt, maar daar is geen ruimte voor, omdat die afspraak tussen partijen hiermee vaststaat.
Het beroep op opschorting gaat niet op
3.15
Bij de afspraak tot het verschaffen van correspondentie aan Uno Mundo is geen tijd voor de nakoming bepaald. Die verbintenis kon daarom terstond worden nagekomen en er kon ook terstond nakoming van worden gevorderd. Niet in geschil is dat Uno Mundo in een e-mail van 15 februari 2021 om vrijgave van die correspondentie heeft verzocht. [geïntimeerden] c.s. hebben dat echter van meet af aan geweigerd, onder ontkenning van de afspraak zelf. Een beroep op opschorting kwam hun daarom niet toe toen Uno Mundo daarna, op 30 maart 2021, in de proceskosten werd veroordeeld en van haar kant deze betalingsplicht niet nakwam.
Het verweer dat [geïntimeerden] c.s. niet meer over de toegezegde bestanden beschikt, wordt verworpen
3.16
Ten tijde van het wijzen van het vonnis in kort geding bevonden de e-mails en whatsappberichten waar de afspraak op ziet zich nog onder de deurwaarder, nadat daar door Uno Mundo bewijsbeslag op was gelegd. Door [geïntimeerden] c.s. is toen het verweer gevoerd dat zij de deurwaarder niet konden instrueren die elektronische documenten vrij te geven; dat kon alleen Uno Mundo doen. Daarom konden [geïntimeerden] c.s. naar hun zeggen niet aan het petitum voldoen.
3.17
In dit hoger beroep wordt dat verweer niet meer gevoerd, en wordt opgemerkt dat deze bescheiden zich ‘destijds’ onder de deurwaarder en/of bewaarder bevonden en dat [geïntimeerden] c.s. onmogelijk ‘konden’ voldoen aan de vordering. Uit die formuleringen en uit de wijziging van de eis (zie hiervoor onder 2.3 en 2.4) maakt het hof op dat het beslag inmiddels is opgeheven.
3.18
Het verweer is desalniettemin nog steeds dat afgifte niet mogelijk is, omdat [geïntimeerden] c.s. zich zouden hebben ontdaan van alle digitale gegevens: deurwaarders en politie kwamen indertijd de woningen van [geïntimeerde5] , [geïntimeerde3] en [geïntimeerde7] binnen en snuffelden in kasten op zoek naar gegevensdragers. Ook zijn toen kopieën gemaakt van gegevensdragers die voor privédoeleinden werden gebruikt. [geïntimeerden] c.s. zeggen een dergelijke gang van zaken nooit meer te willen meemaken en daarom geen digitale gegevens meer onder zich te hebben.
3.19
Het hof gaat hieraan voorbij: vanaf het moment dat de toezegging door [geïntimeerden] c.s. is gedaan – dus ook op het moment dat daarover discussie ontstond – moesten [geïntimeerden] c.s. er rekening mee houden dat zij er op enig moment toe zouden worden verplicht deze gegevens af te staan. Daar zou dan geen deurwaarder of politie aan te pas hoeven komen. Als het al zo is dat de toegezegde gegevens inmiddels inderdaad niet meer aan Uno Mundo kunnen worden verschaft – wat niet vast staat en ook niet valt te verifiëren - dan komen de gevolgen daarvan voor rekening van [geïntimeerden] c.s. Het hof ziet geen aanleiding daar bij de vaststelling van
de te verbeuren dwangsom rekening mee te houden. Het gevorderde bedrag van € 25.000,- komt het hof bovendien niet bovenmatig voor. De termijn zal worden gesteld op een
14 dagen.
De conclusie
3.2
De vordering zal alsnog worden toegewezen. [geïntimeerden] c.s. zullen worden veroordeeld tot betaling van de kosten van Uno Mundo bij de voorzieningenrechter en in dit hoger beroep (tariefgriep II, in eerste aanleg 2 punten; in hoger beroep 1,5 punten).

4.De beslissing

Het hof;
1. vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter Midden-Nederland in Lelystad van 17 juni 2021 en neemt de volgende beslissing:
2 veroordeelt [geïntimeerden] c.s. tot vrijgave, afgifte of ter beschikkingstelling van alle e-mails van en aan [naam1] en WhatsAppberichten van hem en aan hem over de periode 1 oktober 2014 tot 1 juni 2017;
3 verbindt aan deze verplichting een dwangsom van € 25.000,- indien die gegevens niet binnen 14 dagen na betekening van dit arrest aan Uno Mundo zijn vrijgegeven, afgegeven of anderszins aan Uno Mundo ter beschikking zijn gesteld;
4 veroordeelt [geïntimeerden] c.s. in de proceskosten in hoger beroep. Tot nu toe worden die vastgesteld
in eerste aanleg op
  • € 770,84 aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 1.126,- aan salaris.
In hoger beroep op
  • € 877,13 aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 1.671,- aan salaris.
Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5. veroordeelt [geïntimeerde5] ook tot betaling van € 163,- aan nakosten. Dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,-- als [geïntimeerde5] niet heeft betaald binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak aan [geïntimeerde5] bekend heeft gemaakt. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
6. verklaart de (proceskosten)veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, R.E. Weening en W.P. Sprenger en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022.

Voetnoten

1.30 maart 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3085.
2.Op deze stukken was bewijsbeslag gelegd.
3.Waarbij we voor ‘vonnis’ lezen: ‘arrest’.