ECLI:NL:GHARL:2022:9854

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
200.304.876/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over geluidsoverlast door warmtepomp en onrechtmatige hinder

In deze zaak gaat het om een burengeschil tussen twee partijen die elkaars achterburen zijn. De appellante heeft een zwembad met een warmtepomp in haar achtertuin geplaatst, wat leidt tot geluidsoverlast en trillingen die door de geïntimeerden worden ervaren. De geïntimeerden hebben in eerste instantie bij de voorzieningenrechter gevorderd dat de warmtepomp verplaatst zou worden en dat er geluids- en trillingsdempende maatregelen genomen zouden worden. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 6 december 2021 bepaald dat de appellante de warmtepomp tussen 23.00 uur en 07.00 uur niet mag gebruiken, op straffe van een dwangsom. De appellante is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij de vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter vordert.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de grieven van de appellante beoordeeld. Het hof oordeelt dat de geluidsoverlast die door de warmtepomp wordt veroorzaakt, onrechtmatig is. De appellante heeft onvoldoende maatregelen genomen om de hinder te voorkomen en heeft de geluidsoverlast niet adequaat aangepakt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de appellante in de proceskosten van het hoger beroep moet worden veroordeeld. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de appellante onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan zij daartegen nog in cassatie gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.304.876/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 136271)
arrest in kort geding van 15 november 2022
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats1] ,
in hoger beroep: appellante,
bij de voorzieningenrechter: gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. L.H. Haarsma, die kantoor houdt te Paterswolde,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
in hoger beroep: geïntimeerden,
bij de voorzieningenrechter: eisers,
hierna samen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. W.E.A. Stegeman, die kantoor houdt te Groningen.

1.De procedure bij de voorzieningenrechter

Voor het verloop van de procedure bij de voorzieningenrechter verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 6 december 2021 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 31 december 2021,
- de memorie van grieven (met producties) d.d. 22 februari 2022,
- de memorie van antwoord (met producties waaronder een USB-stick) d.d. 5 april 2022,
- een akte overlegging producties van 30 september 2022 van mr. Haarsma,
- een akte overlegging producties van 4 oktober 2022 van mr. Stegeman,
- een akte overlegging producties van 5 oktober 2022 van mr. Haarsma,
- een akte overlegging producties van 7 oktober 2022 van mr. Stegeman,
- het proces-verbaal (verslag) van de mondelinge behandeling van 11 oktober 2022.
2.2
Vervolgens hebben partijen op 18 oktober 2022, na partijberaad, alsnog aan het hof gevraagd om uitspraak te doen.

3.Kern van de zaak

3.1
Partijen zijn achterburen. [appellante] heeft een zwembad met een warmtepomp laten plaatsen in de achtertuin. [geïntimeerden] ervaren van de warmtepomp geluidsoverlast en trillingen en hebben - samengevat - gevorderd dat [appellante] de warmtepomp verplaatst, geluids- en trillingsdempende maatregelen treft en/of de pomp ’s nachts uitzet.
3.2
Tijdens de mondeling behandeling van de zaak bij de voorzieningenrechter zijn partijen overeengekomen dat partijen gezamenlijk de kosten zouden dragen voor verschillende maatregelen en dat [geïntimeerden] de vordering zouden intrekken als de kwestie daarmee voldoende zou zijn opgelost. Omdat de maatregelen niet zijn uitgevoerd is het kort geding hervat en is [appellante] door de voorzieningenrechter verboden om de warmtepomp nog aan te hebben tussen 23.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s morgens op straffe van een dwangsom.
3.3
In hoger beroep wil [appellante] dat het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd, zodat zij haar warmtepomp in de nacht weer kan aanzetten.
3.4
Het hof is van oordeel dat het vonnis van de voorzieningenrechter in stand moet blijven. Die beslissing wordt hierna toegelicht.

4.De vaststaande feiten

4.1
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis de feiten opgesomd die hij heeft vastgesteld. Tegen de vaststelling van deze feiten hebben partijen in de procedure bij het hof geen bezwaar gemaakt. In hoger beroep staan deze feiten daarom vast. Het hof heeft deze aangevuld met nieuwe feiten die relevant zijn voor de beoordeling op het moment van het hoger beroep.
4.2
Partijen zijn elkaars achterburen in een woonwijk. Hun achtertuinen grenzen aan elkaar en zijn gescheiden door een schutting.
4.3
[appellante] heeft in augustus 2020 een buitenzwembad laten aanleggen in haar achtertuin. Op circa veertig centimeter van de schutting met [geïntimeerden] heeft zij daarbij in haar achtertuin in een nis een warmtepomp laten plaatsen die het zwembad verwarmt.
4.4
Vanaf oktober 2020 tot op heden hebben [geïntimeerden] veelvuldig melding gedaan bij [appellante] van geluidsoverlast van de warmtepomp, met name in de nachtelijke uren. [appellante] heeft de warmtepomp een kwartslag gedraaid en heeft er rubbertjes onder gezet en er een afdakje boven geplaatst. In november 2020 of in de eerste week van januari 2021 heeft [appellante] de warmtepomp laten vervangen door een zwaardere warmtepomp op dezelfde plek. Ook heeft zij tussendoor één of meerdere periodes van een aantal aaneengeschakelde dagen de warmtepomp in de nachtelijke uren uit laten staan. Verder heeft [appellante] leibeuken en een laurierheg in haar tuin geplaatst. Dit alles heeft er niet toe geleid dat [geïntimeerden] zijn gestopt met het maken van geluidsoverlastmeldingen, (grotendeels) met uitzondering van de hiervoor genoemde periodes dat [appellante] de warmtepomp uit heeft laten staan.
4.5
[geïntimeerden] hebben door geluidsexpert Eggens geluidsmetingen laten verrichten en zelf veelvuldig metingen verricht met een mobiele telefoon en met een Datalogger Laserline Sound Testmaster. Eggens heeft de apparatuur die [geïntimeerden] voor de metingen gebruiken getoetst en gekalibreerd en vastgesteld dat de metingen van de meetapparatuur van [geïntimeerden] indicatief zijn en minder dan 1 dB afwijken van professionele meetapparatuur.
4.6
Volgens Eggens staan naast een 2 meter hoge dubbele houten schutting ten oosten en ten zuiden van de warmtepomp bijgebouwen die het geluid in de richting van [appellante] afschermen, maar reflecteren richting het westen naar [geïntimeerden] . Het vierkantje bij de erfgrens van partijen in onderstaande illustratie geeft de locatie van de warmtepomp aan.
Uit het rapport van geluidsexpert Eggens blijkt dat hij in de nacht van 31 mei op 1 juni 2021 heeft gemeten conform het sinds 1 april 2021 aangepaste Bouwbesluit 2012 op de erfgrens, 0,5 meter hoger dan de gezamenlijke dichte erfafscheiding. Op die plek is de maximale geluidsnorm 40 dB. Het meetresultaat uit het rapport is - samengevat - dat deze norm overschreden wordt. Metingen van [geïntimeerden] zelf komen veelal boven de 50 dB uit.
4.7
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter op
13 juli 2021 zijn partijen het volgende overeengekomen:
‘Partijen zijn overeengekomen het geschil in kort geding als volgt te beëindigen.
(…)
1. In opdracht van [geïntimeerden] zal er zo spoedig mogelijk een omkisting van Merford met trillingsdempende steunen voor de warmtepomp worden besteld. De kosten van deze omkisting en dempers zullen op basis van 50-50% door partijen worden gedragen. De montage van deze omkisting en dempers zal geschieden door de heren [x] en [y], bij partijen bekend.
2. De warmtepomp blijft gesitueerd in de nis waarin deze zich nu ook bevindt.
3. [appellante] zal de warmtepomp vooralsnog in de uren tussen 22.00 uur en 08.00 uur uitzetten zolang de omkisting en dempers niet zijn aangebracht.
4. Nadat de omkisting en de dempers zijn aangebracht zal de warmtepomp opnieuw worden ingeregeld door de heren [x] en [y], voornoemd. Dit zal plaatsvinden via trial and error en wel in het najaar en de aansluitende winter in 2021 en begin 2022.
5. Het kort geding zal worden aangehouden tot en met februari 2022. Indien door voormelde maatregelen de onderhavige kwestie voldoende zal zijn opgelost zal mr. Stegeman de vordering namens haar cliënten intrekken. Mocht de kwestie niet voldoende zijn opgelost dan zal op dat moment worden bezien op welke wijze het kort geding zal worden hervat.
6. De kosten van deze procedure zullen vooralsnog worden gecompenseerd aldus dat beide partijen de eigen kosten dragen.’
4.8
[appellante] heeft ten aanzien van de hiervoor vermelde afspraken buitengerechtelijk per brief van 18 november 2021 de ontbinding ingeroepen.
4.9
Tot de aanschaf van een omkisting van Merford met trillingsdempende steunen is het niet gekomen, waarna het kort geding op verzoek van [geïntimeerden] is hervat.

5.De vordering en de beslissing bij de voorzieningenrechter

5.1
[geïntimeerden] hebben - samengevat - bij de voorzieningenrechter gevorderd dat [appellante] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot
(meer subsidiair na medewerking aan het maken van geluids- en trillingsopnames) verplaatsing van de warmtepomp op 10 meter afstand van de schutting met het perceel van [geïntimeerde1] , tot het plaatsen van een Merford geluidsisolerende kast en trillingsdempers en tot het nemen van overige maatregelen om het geluid en het trillen terug te brengen naar een op de erfgrens gemeten niveau van maximaal 40dB, alsmede tot het uitschakelen van de warmtepomp tussen 22.00 uur en 9.00 uur en tot betaling van de kosten van de procedure. Bij akte aanvulling van eis hebben [geïntimeerden] veroordeling gevorderd tot nakoming van de op 13 juli 2021 tussen partijen gemaakte afspraken op straffe van een dwangsom.
5.2
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 6 december 2021 [appellante] verboden om de warmtepomp in haar tuin aan te zetten en/of aan te houden telkens tussen 23.00 uur
‘s avonds en 7.00 uur de volgende ochtend totdat zij (andere) passende maatregelen heeft genomen zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.7 van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [appellante] in strijd met dit verbod handelt tot een maximum van € 20.000,- en [appellante] veroordeeld in de proceskosten.
5.3
In rechtsoverweging 4.7 van dat vonnis verwijst de voorzieningenrechter naar de maatregelen die [geïntimeerde1] heeft gevorderd: verplaatsing, omkisting en het aanbrengen van trillingsdempers. De voorzieningenrechter overweegt dat het [appellante] vrijstaat om deze maatregelen te nemen om de geluidsoverlast te verhelpen, zodat het verbod de pomp
’s nachts aan te hebben kan komen te vervallen.
5.4
[appellante] heeft de dwangsom volledig verbeurd en de warmtepomp sinds april 2022 in de nacht uitstaan.

6.De vordering in hoger beroep

[appellante] vordert in hoger beroep bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de vernietiging van het vonnis van 6 december 2021 van de voorzieningenrechter, afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] , terugbetaling van wat [geïntimeerden] aan verbeurde dwangsommen hebben geïncasseerd bij [appellante] , vermeerderd met de geïncasseerde kosten en wettelijke rente en een proceskostenveroordeling in beide instanties.

7.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep

Doel van het hoger beroep
7.1
[appellante] is met twaalf grieven opgekomen tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij ’s nachts tussen 23 uur ’s avonds en 7 uur ’s morgens de warmtepomp moet uitzetten totdat zij maatregelen heeft getroffen die de geluidsoverlast verhelpen, op straffe van een dwangsom.
7.2
De grieven gaan over verschillende onderwerpen die bij de beoordeling van de vorderingen van [geïntimeerden] van belang zijn. Deze onderwerpen behandelt het hof thematisch en worden aangeduid met een tussenkopje. Eerst toetst het hof of partijen ook in hoger beroep op het moment van beoordeling door het hof een spoedeisend belang hebben bij het gevorderde.
Spoedeisend belang
7.3
Het hof moet beoordelen of op het moment van de uitspraak in het hoger beroep sprake is van een spoedeisend belang. Daarbij is uitgangspunt wat [geïntimeerden] aan hun vorderingen ten grondslag leggen: ernstige geluidsoverlast die leidt tot onder meer slaapproblemen door de warmtepomp van [appellante] . Dat belang is naar haar aard spoedeisend en brengt mee dat in redelijkheid niet van de [geïntimeerden] verlangd kan worden dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwachten. Dat de door hen gestelde hinder al meer dan een jaar duurt, maakt niet dat het spoedeisend belang nu ontbreekt. De vorderingen zijn daardoor voldoende spoedeisend. Vervolgens dient het hof, wil de vordering toewijsbaar zijn, te beoordelen of de gestelde overlast voldoende aannemelijk en ernstig is.
Ontvankelijkheid: de betekenis van de overeenkomst van 13 juli 2021 (grieven I t/m III)
7.4
De grieven I tot en met III hebben als onderwerp de betekenis van de op de mondelinge behandeling van 13 juli 2021 gesloten overeenkomst. [appellante] maakt er bezwaar tegen dat de procedure ondanks die overeenkomst is voortgezet, omdat de overeenkomst zou strekken tot beëindiging van de procedure (grief II en III). [appellante] maakt om die reden er ook bezwaar tegen dat de voorzieningenrechter [geïntimeerden] heeft toegestaan de eis in kort geding te vermeerderen met een vordering tot nakoming van die overeenkomst (grief I) en daarover vervolgens heeft geoordeeld (ook grief III).
7.5
Het hof oordeelt dat deze drie grieven geen doel treffen, omdat de inhoud van de overeenkomst (sub 5) juist tot doel heeft het verloop van de procedure afhankelijk te maken van de resultaten van de maatregelen die partijen zouden nemen. De voorzieningenrechter heeft terecht de procedure op verzoek van [geïntimeerden] voortgezet, omdat aan de voorwaarden voor intrekking van de procedure door [geïntimeerden] niet was voldaan. In de overeenkomst is uitdrukkelijk vastgelegd dat de procedure zal worden aangehouden, dus niet beëindigd. De stelling van [appellante] dat de procedure met de overeenkomst is beëindigd, berust dan ook op een onjuiste lezing van de tekst van de overeenkomst. De eis is tegen deze achtergrond en gelet op artikel 130 RV en het procesreglement, ook tijdig vermeerderd.
7.6
De grieven I tot en met III falen.
Beoordelingskader (grief V)
7.7
De vraag die ook in hoger beroep voorligt is of [appellante] in een mate of op een wijze die onrechtmatig is, aan [geïntimeerden] hinder toebrengt door het verspreiden van rumoer en trillingen (art. 5:37 en 6:162 BW). Of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die met de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid - mede gelet op de daaraan verbonden kosten - en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen.
7.8
De vorderingen van [geïntimeerden] zijn alleen toewijsbaar in kort geding als voldoende aannemelijk is dat sprake is van onrechtmatige hinder die naar verwachting in een bodemprocedure zal leiden tot toewijzing van de vorderingen.
7.9
Waar [appellante] zich met haar grief V beroept op publiekrechtelijke regels – het Bouwbesluit en de APV van Tynaarlo – om te betogen dat zij het recht heeft de warmtepomp te gebruiken zoals zij dat wenst, miskent [appellante] dat bij onrechtmatige hinder niet zonder meer bepalend is of wordt voldaan aan de ten tijde van de aanschaf van haar warmtepomp geldende publiekrechtelijke regelgeving. [1] Ook wie voldoet aan publiekrechtelijke regels kan toch nog onrechtmatige hinder veroorzaken, doordat niet alleen de ernst (hier het aantal decibellen gemeten op de erfgrens) daarbij meeweegt, maar ook de duur en het tijdstip van het geluid, de belangen die daarmee in het gedrang komen en de offers die ermee gemoeid zijn om dat te voorkomen. Het beoordelingskader is anders dan [appellante] met grief V beargumenteert niet het Bouwbesluit of de APV Tynaarlo, maar is artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 5:37 BW, met alle factoren die daarbij relevant zijn.
7.1
De publiekrechtelijke norm die [appellante] in stelling brengt is een van deze factoren. De norm maakt duidelijk welk geluidsniveau door de overheid – bij de toetsing van vergunningen en bij het besluit al dan niet bestuurlijk te handhaven – nog acceptabel wordt gevonden en is in die zin ook inzichtgevend voor het antwoord op de vraag welk geluidsniveau buren in het algemeen nog van elkaar moeten accepteren. [appellante] heeft in dat kader gesteld dat zij met de warmtepomp voldoet aan de ten tijde van de plaatsing van de warmtepomp geldende geluidsnormen en dat de gemeente daarom niet handhaaft. Zelfs als dit juist zou zijn en kan verklaren waarom de gemeente heeft besloten om niet te handhaven, is het bij de beoordeling van de vraag of van onrechtmatige hinder sprake is relevant dat de nieuwe normen een grens trekken bij 40 dB.
Onrechtmatige hinder is voldoende aannemelijk
7.11
Het hof komt tot het oordeel dat in het onderhavige geval voldoende aannemelijk is dat sprake is van onrechtmatige hinder, die ook in een bodemprocedure zal leiden tot toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] . Voldoende aannemelijk is dat de aard, de ernst en de duur van de hinder in samenhang beschouwd met de schade die door de geluidsoverlast ontstaat en de omstandigheden waaronder de hinder plaatsvindt maken dat deze hinder onrechtmatig is.
Het hof motiveert dit als volgt.
Aard en ernst van de hinder (grieven VI, VII, VIII en IX)
7.12
[appellante] heeft bezwaren aangevoerd tegen de manier waarop de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat sprake is van geluidsoverlast (grief IX). Volgens [appellante] heeft de voorzieningenrechter bij de beoordeling ten onrechte meegewogen: de mening van [geïntimeerden] die is ingekleurd door de verstoorde relatie (grief VI), publicaties van onder meer Vereniging Eigen Huis en vakblad Warmtepompen over warmtepompen en geluidsoverlast (grief VII) en door [geïntimeerden] overgelegde verklaringen van omwonenden over de ernst van de geluidsoverlast (grief VIII).
7.13
Het hof oordeelt voorshands dat [geïntimeerden] de stelling dat sprake is van ernstige geluidsoverlast – anders dan [appellante] met haar grieven VI t/m VIII meent – op objectieve wijze heeft onderbouwd.
7.14
[geïntimeerden] hebben namelijk aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat sprake is van structurele geluidsoverlast, doordat de warmtepomp – sinds de zomer van 2020 – naast de schutting van [geïntimeerden] dag en nacht aanstaat en wel 55-70 dB geluid veroorzaakt op de erfgrens en daarbij nog laagfrequent geluid en trillingen. [geïntimeerden] heeft de geluidsoverlast onderbouwd met geluidsmetingen door Eggens, een deskundige op het gebied van geluid. Eggens heeft gemeten conform het sinds 1 april 2021 aangepaste Bouwbesluit 2012 op de erfgrens en heeft geconcludeerd dat de maximale geluidsnorm van 40 dB wordt overschreden. Daarnaast hebben [geïntimeerden] veelvuldig metingen gedaan met de iPhone (waardes van 52-57 dB) en de Laserliner SoundTestmaster
(waardes tussen 54 en 56,4 dB). Geluidsopnames, video’s en prints van de decibellenmeter met tijdsindicator geven blijk van een luid brommen en ratelen op allerlei momenten gedurende de dag en de nacht.
[appellante] heeft dit rapport van Eggens niet bestreden. Voor zover [appellante] zich beroept op de meting van de RUD die uitwijst dat de waarde van 40 dB op de erfgrens niet wordt overschreden, miskent [appellante] dat ten tijde van de meting in februari 2021 de pomp niet voluit aanstond zoals dat wel het geval is in de nachten waarin het zwembad verwarmd moet worden naar 32 ˚C. Hoewel aan [appellante] kan worden toegegeven dat [geïntimeerden] zelf geen deskundigen in geluidszaken zijn, mogen hun geluidsmetingen wel als objectieve metingen worden gezien, omdat Eggens heeft vergeleken en bevestigd dat de meetapparatuur van [geïntimeerden] nauwelijks 1 dB afwijkt van een klasse 1 dB-meter voor professionele doeleinden.
Waar [appellante] zich beroept op een onderzoek verricht door A2 Schade-experts dat concludeert dat de warmtepomp van [appellante] een stille warmtepomp is, wordt de juistheid en relevantie van dat rapport door [geïntimeerden] gemotiveerd betwist: de metingen zijn uitgevoerd door een schade-expert in plaats van een geluidsexpert en de schade-expert maakte gebruik van een niet-professionele klasse 1 Testo 816-1 dB (A) meter.
Daarnaast geven de conclusies van het rapport weliswaar aan dat de warmtepomp een van de stillere warmtepompen op de markt is, maar het juridische beoordelingskader is niet of de warmtepomp een van de stillere warmtepompen op de markt is. Een van de factoren die een rol speelt bij de beoordeling of sprake is van onrechtmatige hinder is het aantal dB dat op de erfgrens hoorbaar is. Door [geïntimeerden] is met de metingen onderbouwd dat de warmtepomp het door het huidige Bouwbesluit maximaal toelaatbare geluid van 40 dB op de erfgrens ruim overschrijdt, zodat in dat opzicht van ernstige geluidshinder sprake is. Daarbij doet de kwaliteitsvergelijking van de warmtepomp van [appellante] met andere warmtepompen niet ter zake.
De duur en het tijdstip van de hinder
7.15
Het hof overweegt verder dat de duur en het tijdstip van de geluidsoverlast in dit geval bijdragen aan de onrechtmatigheid van de hinder. [geïntimeerden] hebben immers gesteld en met kalendergegevens, met meetgegevens van de door hem gebruikte decibellenmeter (waarop datums en tijdstippen zichtbaar zijn) en met video’s onderbouwd, dat de warmtepomp als het aan [appellante] ligt dag en nacht aanstaat, ook in perioden waarin [appellante] zelf wekenlang met vakantie is (zoals in december 2021-januari 2022). Dit heeft [appellante] niet betwist, sterker nog, het nachtelijk kunnen gebruiken van de warmtepomp is de inzet van het hoger beroep.
Schade (grieven IV en X)
7.16
Met grief IV klaagt [appellante] erover dat de voorzieningenrechter de gezondheidsproblemen van [geïntimeerde1] als gevolg van structureel slaaptekort voldoende aannemelijk heeft geacht, terwijl [appellante] deze heeft betwist en deze volgens [appellante] onvoldoende onderbouwd zijn. Met grief X klaagt [appellante] dat de voorzieningenrechter de gezondheidsproblemen wegens slaapgebrek van [geïntimeerden] ook zwaarder zou laten wegen dan de problemen van [appellante] en dat niet duidelijk is dat er een relatie bestaat tussen de door [geïntimeerden] ervaren geluidsoverlast en zijn slaapproblemen.
7.17
Het hof oordeelt hierover dat [geïntimeerden] hun gezondheidsproblemen met meerdere schriftelijke verklaringen van gezondheidsdeskundigen (waaronder de huisarts, cardioloog en bedrijfsmaatschappelijk werker) hebben onderbouwd. Anders dan [appellante] meent, hebben [geïntimeerde1] deze gezondheidsproblemen niet alleen ‘kaal aangekaart’. [appellante] heeft ook de relatie tussen de gezondheidsproblemen en haar warmtepomp willen betwisten door erop te wijzen dat er geen verband kan zijn tussen hoge bloeddruk, hartziekten en slaapproblemen bij het aantal decibel dat haar warmtepomp veroorzaakt. Daarvoor heeft zij een rapport overgelegd over de relatie tussen lawaai door windturbines en slaapproblemen, maar de (gekleurde) tabel in het rapport waar zij zich op beroept laat juist zien dat die relatie er een is van categorie (A): voldoende bewijs voor het bestaan van een oorzakelijk verband tussen
40 dB en verminderde slaapkwaliteit en tussen 42 dB en psychosociale effecten, terwijl het rapport concludeert dat vanaf 50 dB de kans op coronaire hartziekten toeneemt. Volgens het hof is dan ook wel voldoende aannemelijk dat de gezondheidsbelangen van [geïntimeerden] met de geluidsoverlast worden geschaad. Anders dan [appellante] meent met grief X betekent dit niet dat de gezondheidsbelangen van [geïntimeerden] zwaarder lijken te wegen dan de gezondheidsbelangen van [appellante] . Bij deze stand van zaken heeft [geïntimeerden] zijn gezondheidsproblemen en dat deze samenhangen met de geluidsoverlast voldoende onderbouwd, terwijl de (niet op de individuele situatie van [geïntimeerde1] toegespitste) stukken die [appellante] heeft overgelegd om de gezondheidsproblemen en het verband met de warmtepomp te betwisten onvoldoende overtuigend zijn en daarom niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
Mogelijkheid en bereidheid voorkoming hinder
7.18
Bij het oordeel van het hof dat de door [appellante] veroorzaakte hinder onrechtmatig is, wegen ook de mogelijkheid van [appellante] om de hinder te voorkomen én haar bereidheid daartoe mee, net als het feit dat [appellante] op de hoogte is van de hoorbaarheid van de warmtepomp.
7.19
In de eerste plaats had [appellante] de geluidsoverlast kunnen vermijden. Zij heeft ervoor gekozen om een warmtepomp in de tuin te laten plaatsen in de uiterste hoek van haar tuin, op slechts 40 centimeter van de erfgrens met [geïntimeerden] , terwijl zij bij het ontwerpproces rekening had kunnen en behoren te houden met de gevolgen van haar keuzes voor [geïntimeerden] . De warmtepomp zou immers naar verwachting geen, en in elk geval minder, geluidsoverlast hebben gegeven aan [geïntimeerden] als deze verder van de erfgrens was geplaatst.
7.2
Nadat [appellante] de warmtepomp direct naast de erfgrens had geplaatst – zonder daarbij een geluidsdempende omkisting en trillingsdempers te laten aanbrengen – is zij op de hoogte gesteld van de hoorbaarheid van de warmtepomp bij de buren. Zij heeft zich daarna op het standpunt gesteld dat verplaatsing niet mogelijk is, maar dit is gemotiveerd betwist door [geïntimeerden] met verwijzing naar de plattegrond van het perceel van [appellante] waarop blijkt dat er voldoende ruimte is om de warmtepomp verder weg van [geïntimeerden] te plaatsen. Vervolgens heeft [appellante] weliswaar in fasen een houten afdak neergezet met Merfocell Absorptienoppen, Silentwall isolatie en enkele houten lamellen met deze producten geplaatst, maar dit is onvoldoende gebleken. De Akoestiekwinkel door [appellante] geciteerd, geeft aan dat deze maatregelen in totaal ongeveer 10 dB absorberen maar dat het probleem is dat de gecreëerde unit te veel ruimte heeft om geluid af te stralen naar [geïntimeerden] . De vervolgens in haar opdracht uitgevoerde meting door A2 Schade-experts Plattje net buiten de aangebrachte constructie, meet nog 57,7 dB op de erfgrens.
Aangesproken door [geïntimeerden] op het nakomen van de ter zitting van 13 juli 2021 gemaakte afspraak om een zogeheten DICE-07-L omkisting te laten plaatsen, heeft [appellante] opdracht gegeven aan Vergnes om te onderzoeken of de DICE-07-XL geplaatst kon worden. De conclusie van het rapport luidt dat dat niet mogelijk is, omdat het gevolg ervan zou zijn dat [appellante] niet meer met haar fiets de berging in kan. De waarde van de conclusie van dat rapport in deze zaak wordt door [geïntimeerden] gemotiveerd weersproken, omdat de afspraak was de maat L omkisting te laten plaatsen, en niet de door Vergnes onderzochte XL omkisting. Bovendien bestrijden [geïntimeerden] dat er onvoldoende ruimte is om de fiets in de berging te plaatsen.
7.21
Tot slot heeft [appellante] niet gesteld dat het nemen van maatregelen om de geluidsoverlast te voorkomen [appellante] voor onoverkomelijke kosten zou hebben gesteld die redelijkerwijs niet van haar gevergd konden worden. In plaats daarvan heeft [appellante] kosten gemaakt voor een onderzoek om aan te tonen dat één type omkisting niet past. Ook heeft ze zich – op enkele dagen na - niet bereid getoond te voldoen aan het vonnis van de voorzieningenrechter, tot nadat zij de dwangsom had laten oplopen tot € 20.000,-.
7.22
In het licht van het feit dat [geïntimeerden] zelfs op 13 juli 2021 op zich hebben genomen de helft van de kosten te dragen van geluidsdempende maatregelen, weegt de houding van [appellante] die hieruit spreekt mee in het oordeel van het hof dat voldoende aannemelijk is dat de hinder die [appellante] veroorzaakt, onrechtmatig is.
De voorlopige maatregel paste binnen het door [geïntimeerden] gevorderde (grieven XI en XII)
7.23
Met grief XI en XII betoogt [appellante] dat de voorzieningenrechter buiten het petitum heeft geoordeeld door [appellante] te verbieden om de warmtepomp aan te zetten of te houden tussen 23.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s morgens.
7.24
Omdat een van de vorderingen van [geïntimeerden] luidde het aan [appellante] te verbieden de warmtepomp in de nacht tussen 22.00 ’s avonds en 9.00 ’s morgens aan te houden, valt de door de voorzieningenrechter getroffen maatregel binnen het petitum. Deze grieven berusten dan ook op een onjuiste lezing van het petitum en/of het vonnis.
De slotsom
7.25
Uit al wat hiervoor is overwogen volgt dat naar oordeel van het hof voldoende aannemelijk is dat [appellante] onrechtmatige hinder veroorzaakt aan [geïntimeerden] en dat de vorderingen van [geïntimeerden] in een bodemprocedure ook zullen worden toegewezen. In redelijkheid kan niet van [geïntimeerden] worden gevergd dat de uitkomst van een bodemprocedure wordt afgewacht.
7.26
De grieven in het hoger beroep falen, zodat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
7.27
[appellante] wordt veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 343,- aan griffierecht en op € 2.228,- voor salaris advocaat
(2 punten x appeltarief II à € 1.114,-).

8.De beslissing

Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep,
- bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 december 2021,
- veroordeelt [appellante] in de kosten van hoger beroep, vastgesteld op € 343,- aan verschotten en € 2.228,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief,
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R. Koolhoven, H. de Hek en J. E. Wichers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.

Voetnoten

1.HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106.