ECLI:NL:GHARL:2022:9812

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
21-005106-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige ondergeschikte door werkgever

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, waarbij de verdachte was vrijgesproken van ontuchtige handelingen met een minderjarige ondergeschikte. Het hof heeft de verdachte, die eigenaar was van een hoveniersbedrijf, veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige werknemer, die op dat moment 12 tot 13 jaar oud was. De verdachte had de minderjarige in de periode van 12 oktober 2019 tot en met 31 augustus 2020 op verschillende locaties seksuele handelingen laten verrichten. Het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat deze werden ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-analyses. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan geen voorwaardelijk deel. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie en het overwicht dat hij had over het slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005106-21
Uitspraak d.d.: 15 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 9 november 2021 met parketnummer 08-107624-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Greven, naar voren is gebracht en hetgeen door [slachtoffer] en diens raadsman mr. R.W. Hoevers is aangevoerd.

Het vonnis waarvan beroep

Bij voormeld vonnis is verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2019 tot en met 27 december 2020 te [plaats] , althans in Nederland met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het meermalen brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] , althans zich door [slachtoffer] laten pijpen en/of
- het meermalen betasten en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] zijn, verdachtes, minderjarige bediende of ondergeschikte was, immers was hij, verdachte, eigenaar/beheerder van het bedrijf [naam bedrijf] , waar die [slachtoffer] werkzaam was en/of was hij, verdachte, (aldus) de werkgever van die [slachtoffer] ;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2019 tot en met 27 december 2020 te [plaats] , althans in Nederland met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het meermalen brengen van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond, althans het pijpen van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen betasten en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het in het bijzijn van die [slachtoffer] masturberen,
terwijl die [slachtoffer] zijn, verdachtes, minderjarige bediende of ondergeschikte was, immers was hij, verdachte, eigenaar/beheerder van het bedrijf [naam bedrijf] , waar die [slachtoffer] werkzaam was en/of was hij, verdachte, (aldus) de werkgever van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het standpunt van de advocaat-generaal en van verdachte en de verdediging

De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te vernietigen en verdachte te veroordelen voor beide tenlastegelegde feiten. De advocaat-generaal heeft -kort gezegd- de stelling ingenomen dat de verklaring van [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) betrouwbaar is en voldoende steun vindt in overig bewijs.
Door en namens verdachte is -kort gezegd- aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te komen.
Voor zover van belang zal hieronder nader op de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging worden ingegaan.
Het oordeel van het hof [1]
Inleiding
Verdachte had een eigen hoveniersbedrijf in [plaats] , [naam bedrijf] . De opslag voor dat bedrijf was aan de [adres bedrijf] . [2] [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006 [3] , verrichte sinds de herfstvakantie 2019 werkzaamheden voor [naam bedrijf] en kreeg daarvoor een vergoeding. [4]
De verklaring van [slachtoffer]
heeft verklaard dat er in de periode dat hij voor verdachte werkte op verschillende locaties seksuele handelingen tussen hem en verdachte plaatsvonden. Volgens [slachtoffer] was de eerste keer in de bedrijfshal (aan de [adres bedrijf] ) in de herfstvakantie van het jaar 2019. Verdachte en [slachtoffer] gingen toen schieten met een buks. Verdachte zette daarbij de buks goed tegen de schouder van [slachtoffer] en hield [slachtoffer] vast. Bij het bijvullen van de buks zat verdachte aan de lies van [slachtoffer] . Vervolgens zei verdachte dat [slachtoffer] zijn broek omlaag moest doen, wat [slachtoffer] in eerste instantie weigerde. Nadat verdachte hierom bleef vragen, heeft [slachtoffer] toch zijn broek en onderbroek omlaag gedaan. Vervolgens pijpte verdachte [slachtoffer] en trok hem af. Hij bleef doorgaan tot [slachtoffer] klaar was gekomen in de mond van verdachte en verdachte spuugde het sperma uit op een zwarte mat. Die mat lag bij de deur in de kantine. Het misbruik aan de [adres bedrijf] heeft, volgens [slachtoffer] , heel vaak plaatsgevonden; hij schat in wel meer dan 50 keer. Eigenlijk altijd als hij kwam werken. [slachtoffer] heeft ook verdachte soms afgetrokken en ook wel eens gepijpt. [5]
Volgens [slachtoffer] vonden er ook seksuele handelingen plaats in de garagebox aan de [adres garagebox] in [plaats] . Deze vonden ongeveer tien keer plaats. Het vond plaats op een kastje rechts achterin de hoek in de garagebox of in de auto ( [merk auto] ) die daar stond. Verdachte pijpte [slachtoffer] aldaar en spuugde het (sperma) uit op de stoeptegels op de grond. [slachtoffer] heeft op die plek ook wel eens seksuele handelingen bij verdachte verricht. Het sperma van verdachte bleef toen op dezelfde plek op de grond. [6]
Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte ook screenshots maakte als zij facetimeden. (videobellen). Verdachte vroeg dan om te facetimen en vroeg of [slachtoffer] zijn piemel wilde laten zien. Hij moest zich daarbij aftrekken. Verdachte vroeg of hij screenshots mocht maken, waarop [slachtoffer] antwoordde: “Ja, als je het maar voor jezelf houdt”. Verder heeft hij ongeveer vijf keer een filmpje aan verdachte gestuurd waarop te zien was dat [slachtoffer] zichzelf aftrok. Er was sprake van bijna dagelijks telefooncontact tussen verdachte en [slachtoffer] . Op het moment dat [slachtoffer] geen contact meer met verdachte mocht hebben, belde [slachtoffer] via de telefoon van de zoon van verdachte. [7]
Het forensisch bewijs
Speurhond
Bij onderzoek naar aanwezigheid van humaan sperma in het bedrijfspand aan de [adres bedrijf] in [plaats] had de speurhond verhoogde interesse in een zwarte mat die op de grond lag achter de toegangsdeur, gezien vanuit het loodsgedeelte naar de keuken. Deze mat is in beslag genomen en nader onderzocht.
In de garagebox aan de [adres garagebox] maakte de speurhond melding op de trottoirtegels nabij de rechtermuur en een groenkleurig werkbankje, welke rechts achterin in de garagebox tegen de achterwand stond. De tegels zijn bemonsterd voor nader onderzoek. [8]
Onderzoek aan de (bemonstering van de) tegels
De bemonsteringen van de tegels zijn door het TMFI onderzocht.
In die bemonsteringen is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. Na toepassing van de SpermTrap methode, waarbij zo veel als mogelijk scheiding plaatsvindt in een spermafractie en een fractie van overige cellen, is de spermafractie uit deze bemonstering microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van spermakoppen. Hierbij zijn spermakoppen waargenomen. [9]
In zowel de spermafractie als in de fractie van de overige cellen is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee donoren. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie van het DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard. [slachtoffer] kan donor zijn van een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal in de bemonsteringen. [10]
Volgens het TMFI zijn de resultaten van het onderzoek aan de spermafractie uit de bemonstering van de tegels extreem veel waarschijnlijker wanneer de hypothese 1 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van slachtoffer [slachtoffer] en één onbekende, niet verwante persoon) juist is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen) juist is. [11]
Onderzoek aan de (bemonstering van de) mat
De inbeslaggenomen mat is op diverse plekken bemonsterd (genummerd #01 t/m #18) en (aanvullend) onderzocht, waarbij eveneens de SpermTrap methode is toegepast.
Bij het eerst verrichte onderzoek zijn in bemonsteringen #01 en #02 aanwijzingen gevonden voor speeksel en zijn spermakoppen waargenomen. Zowel uit de spermafracties als uit de fracties van de overige cellen van beide bemonsteringen is steeds een DNA-profiel afgeleid. Het DNA-profiel in beide fracties van beide bemonsteringen komt overeen met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. De gering aanwezige additionele DNA-kenmerken in de bemonsteringen zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek. Op basis van het onderzoek stelt het TMFI dat de bemonsteringen #01 en #02 sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte. [12]
De inbeslaggenomen mat is aanvullend onderzocht, waarbij bemonsteringen #03 tot en met #18 zijn afgenomen. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een deskundigenrapportage. [13] Uit dat rapport blijkt als volgt.
In de bemonsteringen #03, #05, #13 en #14 zijn aanwijzingen voor speeksel gevonden. In alle (16 aanvullend onderzochte monsters) zijn spermakoppen waargenomen.
Uit spermafracties van elk van de bemonsteringen #08, #09 en #10 is een DNA-profiel afgeleid, welk overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
In de spermafractie van bemonstering #05 is een DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal twee personen aangetroffen. Het DNA-hoofdprofiel komt overeen met het DNA-profiel van [slachtoffer] , waarbij de frequentie van het DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard.
In de spermafractie van elk van de bemonsteringen #12 en #18 is een (enkelvoudig) DNA-profiel aangetroffen. Beide DNA-profielen komen overeen met het DNA-profiel van [slachtoffer] , waarbij de frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Onder de aanname dat de bemonsteringen #05, #12 en #18 daadwerkelijk DNA van [slachtoffer] bevatten, wordt gesteld dat in de bemonsteringen sperma aanwezig is dat afkomstig is van [slachtoffer] . [14]
Uit de spermafracties van de bemonsteringen #03, #13 en #14 en uit de fracties van overige cellen van de bemonsteringen #05, #08 en #18, zijn DNA mengprofielen afgeleid, waarbij verdachte en [slachtoffer] mogelijk donor van het celmateriaal kunnen zijn. Onderzoek naar de bewijskracht van mogelijk donorschap is voor deze bemonsteringen niet uitgevoerd.
Conclusies DNA-bewijs
Gezien de bevindingen van het TMFI stelt het hof vast dat op de tegels (rechts achterin de garagebox) zowel sperma als speeksel aanwezig is en dat er celmateriaal van verdachte en [slachtoffer] is aangetroffen. Op de mat in de bedrijfshal is sperma van zowel verdachte als van [slachtoffer] aangetroffen. Daarnaast is er speeksel aangetroffen.
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft bevestigd dat [slachtoffer] met een luchtbuks (aangetroffen in de [adres bedrijf] ) heeft geschoten, waarbij verdachte hem ondersteunde. [15] [slachtoffer] en verdachte hadden bijna dagelijks telefoon contact. Op het moment dat [slachtoffer] niet meer met verdachte mocht bellen van zijn ouders, regelde verdachte dat [slachtoffer] met hem kon bellen via de telefoon van zijn zoon. [16] [slachtoffer] heeft verdachte een filmpje gestuurd waarop te zien was dat hij met zijn piemel aan het zwaaien was. Tijdens meerdere Facetime gesprekken heeft verdachte meerdere keren een screenshot gemaakt, waarop het geslachtsdeel van [slachtoffer] zichtbaar was. [17]
Bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer] , anders dan de verdediging, wel betrouwbaar. De verklaringen zijn in voldoende mate gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent. Dat er op onderschikte punten mogelijk tegenstrijdigheden in deze verklaringen zijn aan te wijzen, zoals de verdediging heeft aangevoerd, doet aan die betrouwbaarheid niet af. Het hof betrekt daarbij dat de verklaringen van [slachtoffer] grotendeels ondersteund worden door het hiervoor opgenomen forensische bewijs (de bevindingen van de speurhond en het aantreffen van speeksel en sperma op de deurmat en de stoeptegels) en op de hiervoor opgenomen onderdelen van de verklaringen van verdachte zelf.
De forensische rapportages
De verdediging heeft twee rapportages als tegenonderzoek ingebracht:
  • een rapport d.d. 14 september 2021 van S.M. Veldthuis, forensisch deskundige, en F.R.W. van de Goot, arts en (forensisch) patholoog, van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: het NFO-rapport)
  • een rapport d.d. 26 oktober 2022 van [getuige] , B.A.Sc. van Forensica (hierna: het Forensica-rapport).
Het hof overweegt dat beide laatstgenoemde instellingen geen eigen DNA-onderzoek hebben verricht. In hun rapporten worden in de kern genomen de onderzoeksresultaten van het TMFI, en de daarin neergelegde waarschijnlijkheidsberekeningen, niet betwist, dan wel weerlegd. In beide tegenrapportages wordt gewezen op theoretische mogelijkheden met betrekking tot de bevindingen van het TMFI. Deze theoretische mogelijkheden geven geen reden voor twijfel aan de juistheid van de resultaten van het TMFI.
Daarnaast worden in de rapportages interpretaties gegeven van de bevindingen van het TMFI. Deze interpretaties brengen het hof echter niet tot een ander oordeel dan zoals hiervoor verwoord in de tussenconclusies over het DNA-bewijs. In het bijzonder overweegt het hof hiertoe als volgt.
In het NFO-rapport wordt in het geheel voorbij gegaan aan de vaststelling door het TMFI van de bewijskracht van de onderzoeksresultaten bij het onderzoek aan de tegels. Verder worden stellingen ingenomen over verwachte bevindingen binnen bepaalde scenario’s en worden door het NFO hypothesen over activiteiten geformuleerd en tegen elkaar afgezet. Deze stellingen worden echter in het geheel niet van onderbouwing voorzien en kunnen dan ook niet afdoen aan de bevindingen van het TMFI.
In het Forensica-rapport wordt erop gewezen dat de SpermTrap methode geen garantie geeft voor een volledige scheiding van spermacellen met overige cellen. Uit literatuur zou blijken dat er in de spermafractie mogelijk 8% overige cellen aanwezig kunnen zijn, zodat niet vaststaat dat celmateriaal in een bemonstering van de spermafractie per definitie sperma betreft. Ook deze opmerkingen van de schrijver van het Forensica-rapport doen geen afbreuk aan de bevindingen van het TMFI, reeds omdat het TMFI in haar rapportages heeft opgemerkt dat er rekening gehouden moet worden met het gegeven dat de scheiding tussen spermacellen en overige cellen vaak niet volledig is, en met de bevindingen dat spermakoppen microscopisch zijn waargenomen. Daarbij komt dat het TMFI zich niet in absoluutheden, maar in maten van waarschijnlijkheid heeft uitgedrukt.
Gezien het voorgaande acht het hof zich voldoende voorgelicht met betrekking tot het forensisch bewijs. Het (voorwaardelijke) verzoek tot het horen van de schrijver van het Forensica-rapport acht het hof dan ook niet noodzakelijk en wordt afgewezen.
De lezing van verdachte
Verdachte heeft als verklaring voor de aanwezigheid van zijn sperma op de tegels in de garagebox en op de mat in de bedrijfshal naar voren gebracht dat hij op die locaties zou hebben gemasturbeerd. Het hof overweegt dat deze door verdachte gestelde feitelijkheden geen afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] . Het door verdachte gestelde, sluit de gang van zaken zoals door [slachtoffer] geschetst immers niet uit.
Voorts overweegt het hof dat ook celmateriaal van [slachtoffer] is aangetroffen op beide locaties, en meer specifiek is zijn sperma op de mat aangetroffen. Daarnaast verklaart het niet hoe [slachtoffer] juist beide specifieke locaties kon aanwijzen als plaatsen waar sperma van onder meer verdachte zou liggen. Het hof ziet in het bijzonder in het dossier geen enkele aanwijzing, dat [slachtoffer] ervan op de hoogte zou zijn geweest - indien zulks feitelijk juist zou zijn - dat verdachte buiten [slachtoffer] aanwezigheid zijn sperma zou hebben gedeponeerd op de betreffende mat.
Over de aanwezigheid van het sperma van [slachtoffer] heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] zich daar eveneens zou moeten hebben gemasturbeerd. Deze verklaring vindt geen enkele steun in het dossier en wordt om die reden door het hof terzijde geschoven.
De verklaring van verdachte dat hij de screenshots per ongeluk maakte acht het hof, ondanks de overgelegde informatie over iPhones, ongeloofwaardig. Niet aannemelijk is dat herhaaldelijk onbedoeld de screenshots zijn gemaakt juist op de momenten dat het geslachtsdeel van [slachtoffer] zichtbaar was. Daarnaast acht het hof van belang dat verdachte hier eerst ter terechtzitting over heeft willen verklaren, nadat hij bij de politie, geconfronteerd met deze bijzonderheden, zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Concluderende overwegingen
Het hof is, alles overziend, van oordeel dat het forensisch bewijs en onderdelen van de verklaringen van verdachte in voldoende mate de verklaringen van [slachtoffer] ondersteunen. De aanwezigheid van sperma van verdachte en celmateriaal van [slachtoffer] op de tegels in de garagebox en van sperma (en ander celmateriaal) van zowel [slachtoffer] als verdachte op meerdere plekken op de mat in de bedrijfshal passen bij de verklaringen van [slachtoffer] , inhoudende dat tussen hem en verdachte op die locaties over en weer seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Ten tijde van de seksuele handelingen was [slachtoffer] 12-13 jaar oud, terwijl verdachte 37-38 jaar oud was. De handelingen waarover [slachtoffer] heeft verklaard, zijn van seksuele aard en, reeds gezien zijn leeftijd, onmiskenbaar in strijd met de geldende sociaal-ethische normen. Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
Zowel [slachtoffer] als verdachte hebben verklaard dat na de zomervakantie 2020 het contact tussen hen was verboden door de ouders van [slachtoffer] . Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat na de zomervakantie 2020 nog sprake is geweest van fysieke ontmoetingen. De bewezenverklaarde periode zal hierop worden aangepast.

Bewezenverklaring

Door voormelde wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 12 oktober 2019 tot en met 31 augustus 2020 te [plaats] ,
althans in Nederlandmet [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een ofmeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het meermalen brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] , althans zich door [slachtoffer] laten pijpen en
/of
- het meermalen betasten en
/ofaftrekken van de penis van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] zijn, verdachtes, minderjarige bediende of ondergeschikte was, immers was hij, verdachte, eigenaar/beheerder van het bedrijf [naam bedrijf] , waar die [slachtoffer] werkzaam was en
/ofwas hij, verdachte, (aldus) de werkgever van die [slachtoffer] ;
2.
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 12 oktober 2019 tot en met 31 augustus 2020 te [plaats]
, althans in Nederlandmet [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2006), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een ofmeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het meermalen brengen van de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond, althans het pijpen van die [slachtoffer] en
/of
- het meermalen betasten en
/ofaftrekken van de penis van die [slachtoffer] en
/of
- het meermalen laten betasten en
/ofaftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer]
en/of
-
het in het bijzijn van die [slachtoffer] masturberen,
terwijl die [slachtoffer] zijn, verdachtes, minderjarige bediende of ondergeschikte was, immers was hij, verdachte, eigenaar/beheerder van het bedrijf [naam bedrijf] , waar die [slachtoffer] werkzaam was en
/ofwas hij, verdachte, (aldus) de werkgever van die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Eendaadse samenloop van:

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is begaan tegen een minderjarige bediende of ondergeschikte.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt begaan tegen een minderjarige bediende of ondergeschikte.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en waarbij bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd
De verdediging heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en op de gevolgen van een bewezenverklaring en strafoplegging voor hem en zijn gezin. Verder heeft de verdediging gewezen op straffen opgelegd in andere zaken. De verdediging heeft verzocht bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de periode van het voorarrest, en daarnaast een (deels voorwaardelijke) taakstraf op te leggen.
Het hof overweegt als volgt en is van oordeel dat de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming is met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, met [slachtoffer] over een periode van ruim tien maanden. Het seksuele misbruik is binnen die periode zeer veelvuldig voorgekomen. Zo heeft [slachtoffer] verklaard dat eigenlijk iedere keer als hij naar het werk kwam, er seksuele handelingen plaatsvonden. Verdachte heeft [slachtoffer] steeds meer geïsoleerd van zijn sociale omgeving, waaronder zijn ouders, en hij heeft hem in een loyaliteitsconflict met zijn familie en zijn vrienden gebracht.
Verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze een ernstige en onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] moest nog vorm krijgen. Hier heeft verdachte misbruik van gemaakt. Door zijn jonge leeftijd en kwetsbaarheid was [slachtoffer] onvoldoende in staat weerstand te bieden. Daarbij was hij bang dat de gemaakte screenshots openbaar zouden worden gemaakt. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij door de vertrouwensband, het grote leeftijdsverschil en zijn positie als werkgever had. Verdachte heeft kennelijk enkel zijn eigen lustgevoelens gevolgd en bevrediging gezocht van zijn seksuele verlangens. Hij is daarbij volledig voorbij gegaan aan de schadelijke gevolgen hiervan voor [slachtoffer] . Slachtoffers van misbruik ervaren vaak nog lange tijd psychische klachten. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat het handelen van verdachte een grote impact op [slachtoffer] heeft gehad.
Het hof realiseert zich dat een bewezenverklaring en de hierna te noemen strafoplegging ook voor verdachte en de personen in zijn directe omgeving grote gevolgen kan hebben. Het is echter verdachte geweest die de keuze heeft gemaakt de strafbare feiten te plegen en om hieromtrent vervolgens geen enkele openheid van zaken te geven.
Gezien de ernst, de duur en de veelheid van de handelingen, zoals bewezenverklaard, acht het hof voor de afdoening van deze zaak alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden. Het hof zal geen voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden opleggen. Het reclasseringsadvies, waarin de bijzondere voorwaarden zijn geadviseerd, is gedateerd en ook bij de reclassering heeft verdachte een ontkennende proceshouding ingenomen. Hierdoor is op dit moment onvoldoende duidelijk welke bijzondere voorwaarden passend zouden zijn op het moment dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van zijn straf heeft ondergaan. Het hof zal daarom de gevangenisstraf geheel onvoorwaardelijk opleggen. Tijdens de executie van de straf zal door de bevoegde instantie in het kader van de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen worden beoordeeld of en welke voorwaarden in geval van voorwaardelijke invrijheidstelling passend zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 78.546,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De gemachtigde van de benadeelde partij mr. R.W. Hoevers, heeft in hoger beroep aangegeven dat de vordering wordt gehandhaafd en deels verhoogd. De gevorderde materiele schade blijft gehandhaafd op € 16.046,00 alsmede de gevorderde affectieschade van € 52.500,00. De vordering voor immateriële schadevergoeding is verhoogd van
€ 10.000,00 naar € 20.000,00. Voor zover andere schadeposten niet voor toewijzing in aanmerking komen, omvat laatstgenoemd bedrag alle geleden schade, aldus de gemachtigde.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek om vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met een onvoldoende onderbouwing. Ten aanzien van het smartengeld heeft de verdediging om matiging verzocht en daarbij gewezen op twee uitspraken. De gevorderde affectieschade komt niet voor toewijzing in aanmerking omdat dit geen schade van de benadeelde partij betreft, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Gevorderd is een bedrag van € 16.046,00 voor gestelde materiële schade.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor medicijnen groot € 15,00 acht het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof zijn de gestelde kosten van studievertraging, mede gelet op de betwisting van de verdediging, onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende is komen vast te staan dat (enkel) door het handelen van verdachte sprake zou zijn van studievertraging.
Ook de overige kosten (reiskosten, kosten ongewild thuiszitten en telefoonkosten) zijn onvoldoende onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze posten levert een onevenredige belasting van de strafzaak op. Daarom zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde verplaatste schade van € 390,00 (gederfde inkomsten van vader) zal het hof afwijzen. Bij verplaatste schade moet het gaan om kosten die het slachtoffer, van verdachte had kunnen vorderen als niet de derde maar hijzelf deze zou hebben gemaakt. De post gederfde inkomsten is echter geen schade die de benadeelde partij zelf zou hebben gemaakt. Het betreft mogelijke schade van de vader van de benadeelde partij.
Affectieschade
Affectieschade kan worden gevorderd door derden respectievelijk naasten van een benadeelde partij. Vergoeding van affectieschade, geleden door een naaste, is mogelijk indien sprake is van overlijden of ernstig en blijvend letsel van het slachtoffer. Ook hier geldt dat de gevorderde schade geen schade van de benadeelde partij zelf betreft. Niet is gebleken dat de benadeelde partij de kosten als gemachtigde van zijn vader dan wel andere naasten heeft gevorderd. De kosten kunnen dan ook niet (in deze vordering van deze benadeelde partij) voor vergoeding in aanmerking komen en het gevorderde zal worden afgewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft ter zitting in hoger beroep de vordering tot vergoeding van immateriële schade verhoogd. Op grond van artikel 421, derde lid eerste volzin, Sv kan, voor zover de in eerste aanleg gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen, de benadeelde partij zich in hoger beroep slechts voegen binnen de grenzen van haar eerste vordering. De in deze wetsbepaling opgenomen beperking moet volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2011:BP1279) aldus worden uitgelegd dat de benadeelde partij in hoger beroep niet alsnog schadeposten mag opvoeren die zij in eerste aanleg niet heeft opgevoerd en evenmin het bedrag van de in eerste aanleg gevorderde schadevergoeding mag verhogen. De verhoging is in hoger beroep dan ook niet aan de orde.
Het hof is, met betrekking tot de in eerste aanleg gevorderde vergoeding voor immateriële schade, van oordeel dat de benadeelde partij, gezien het bewezenverklaarde, aanspraak maakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, nu sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze.
Het hof acht gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die feiten door verdachte zijn begaan toewijzing van een bedrag van € 10.000,00 billijk en waardeert de immateriële schade op dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de hierna te noemen wijze.

Beslag

Het hof zal de teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon, merk IPhone ( [nummer] ), gelasten. Niet is gebleken dat enig strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 245, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Wijst het (voorwaardelijke) verzoek tot het horen van [getuige] af.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beslag

Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een telefoon ( [nummer] : telefoon [kleur telefoon] , merk IPhone).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.015,00 (tienduizend vijftien euro) bestaande uit € 15,00 (vijftien euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 52.890,00 (tweeënvijftigduizend achthonderdnegentig euro) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.015,00 (tienduizend vijftien euro) bestaande uit € 15,00 (vijftien euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 85 (vijfentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente op 31 augustus 2020.
Aldus gewezen door
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. R.D.J. Visschers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 15 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 15 november 2022.
Tegenwoordig:
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. M. Zwartjes, advocaat-generaal,
mr. C. Keuker, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm door C.H. Meijer van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal met BVH nummer 2021144525, gesloten op 16 september 2021.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 216.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 23.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 31, proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 226 en 228 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 1 november 2022.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 31 t/m 34.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 35.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 36.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
9.Een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 209.
10.Een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 210.
11.Een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 211.
12.Een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 209 t/m 211.
13.Een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, opgesteld door drs. B.J. Blankers LLB, werkzaam bij The Maatstricht Forensic Institute, d.d. 2 februari 2022, zaaknummer TMFI: TMFI2021.4989-1 (hierna: het aanvullend TMFI-rapport).
14.Het aanvullend TMFI-rapport, pagina’s 2 t/m 6.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 249.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 235 en 236.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 252.