ECLI:NL:GHARL:2022:9724

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
P22/249
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ISD-maatregel met aanvulling van gronden en beoordeling van recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2022. De veroordeelde, geboren in 1978, verbleef in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) en had verzocht om tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel. De rechtbank had geoordeeld dat voortzetting van de maatregel vereist was, en de veroordeelde ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 heeft het hof de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de veroordeelde gehoord. De raadsvrouw pleitte voor beëindiging van de ISD-maatregel, onder verwijzing naar de ziekte van de veroordeelde en het vermeende verlaagde recidiverisico. Het openbaar ministerie concludeerde echter tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de slechte gezondheid van de veroordeelde op zichzelf geen reden was om de maatregel te beëindigen.

Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en bevestigde de beslissing met aanvulling van gronden. Het hof stelde vast dat het recidiverisico nog steeds aanwezig was en dat de ziekte van de veroordeelde niet had geleid tot een verlaging van dit risico. Bovendien was er sprake van middelengebruik en een verdenking van winkeldiefstal. Het hof concludeerde dat opheffing van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel nog steeds vereist was.

Uitspraak

ISD P22/249
Beslissing d.d. 3 november 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
verblijvende in [verblijfplaats]
(hierna: [verblijfplaats] ),
verder te noemen de veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2022, op
het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de
tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(hierna: ISD-maatregel), inhoudende dat voortzetting van die maatregel vereist is.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de veroordeelde van 26 juli 2022;
- het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 augustus 2022;
- Aanvullende informatie ten behoeve van het hoger beroep van [verblijfplaats] van 13 oktober 2022, met bijlagen;
- een mail van de raadsvrouw van 18 oktober 2022, met bijlagen.
Het hof heeft ter zitting van 20 oktober 2022 gehoord de advocaat-generaal
mr. W.C.J. Stienen en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Verstegen, advocate te Amsterdam.

Overwegingen:

Het standpunt van de veroordeelde
De raadsvrouw heeft verzocht de ISD-maatregel te beëindigen. Het initiatief tot het indienen van het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel ligt bij [verblijfplaats] . Tijdens de zitting bij de rechtbank werd pas duidelijk dat toezicht na de beëindiging van de
maatregel een absolute voorwaarde was voor [verblijfplaats] om tot beëindiging van de maatregel te adviseren. Volgens de casemanager liep er nog een toezicht, maar dat bleek niet te kloppen. De verdediging heeft niet direct na de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingediend. Aan [verblijfplaats] is de mogelijkheid geboden om snel met de veroordeelde de extramurale fase in te gaan. Toen bleek dat [verblijfplaats] niets deed, is hoger beroep ingesteld. De veroordeelde heeft voor het eerst in zijn leven een klinisch traject volledig doorlopen. Inmiddels is veroordeelde ziek geworden waardoor het recidiverisico ook is verlaagd. Bovendien heeft [verblijfplaats] onvoldoende zicht op de medische toestand van de veroordeelde.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Gelet op het feit hoe de ISD-maatregel tot nu toe is verlopen, is er geen aanleiding tot het beëindigen van de maatregel. De slechte gezondheid van de veroordeelde vormt op zichzelf ook geen aanleiding tot het beëindigen van de maatregel.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd. In aanvulling overweegt het hof als volgt.
De maatregel strekt zowel tot beveiliging van de maatschappij als tot behandeling ter voorkoming van recidive.
Het recidiverisico is nog immer aanwezig. Het is niet gebleken dat de ziekte van de veroordeelde het recidivegevaar heeft verlaagd. Na het volgen van een klinisch traject is tegen de veroordeelde alsnog een verdenking van winkeldiefstal gerezen. Daarnaast is nog steeds sprake van middelengebruik. De veroordeelde heeft tijdens zijn onttrekking op 2 oktober 2022 cocaïne gebruikt en alcohol genuttigd. Ondanks de ziekte van de veroordeelde kan nog steeds uitvoering worden gegeven aan het resocialisatietraject zoals door de [verblijfplaats] reeds wordt ondernomen. Ook is niet gesteld nog gebleken dat de veroordeelde niet goed kan worden verzorgd binnen [verblijfplaats] .
Opheffing van de maatregel zal dan ook naar verwachting leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Bovendien kan niet worden gezegd dat verdere voortzetting niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van de veroordeelde ligt. Het hof is van oordeel dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel nog steeds is vereist. Het hof ziet daarom geen aanleiding om de maatregel te beëindigen.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt met aanvulling van grondenzoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2022 met betrekking tot de veroordeelde
[veroordeelde].
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. W.J. Canton en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 3 november 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden en mr. E.A.K.G. Ruys zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.