Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedure
- de vader;
- de advocaat van de moeder, en
- een vertegenwoordiger van de raad.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die met haar moeder op een onbekend adres in het buitenland verblijft. De vader van de minderjarige had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelde dat de gecertificeerde instelling (GI) niet in staat was haar taken uit te voeren, omdat de verblijfplaats van de moeder en de minderjarige onbekend was. De vader had sinds maart/april 2019 geen contact meer gehad met de moeder of de minderjarige, die inmiddels in Israël verblijft. Het hof concludeerde dat er geen gronden waren voor het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad en dat de vader niet kon worden ontvangen in zijn verzoek om te verklaren dat de kinderrechter in eerste aanleg onrechtmatig had gehandeld. De beschikking van de kinderrechter werd vernietigd, maar het verzoek van de vader tot verlenging van de ondertoezichtstelling werd afgewezen, omdat de GI haar taak niet kon uitvoeren door de onbekende verblijfplaats van de moeder. Het hof achtte zich bevoegd om de verzoeken te beoordelen, gezien de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland.