ECLI:NL:GHARL:2022:9709

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
200.311.675/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en afwijzing van de billijke vergoeding wegens ernstige ontwrichting van de arbeidsverhouding

In deze zaak gaat het om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] met Noorderbreedte B.V. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond, omdat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord was. [verzoekster] heeft in hoger beroep verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst of, subsidiair, om een billijke vergoeding. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bevestigd en geoordeeld dat de ontbinding terecht was. Het hof concludeert dat er geen grond is voor herplaatsing en dat er geen recht op een billijke vergoeding bestaat, omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De procedure in hoger beroep heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht gebracht die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. Het hof heeft [verzoekster] als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.311.675/01
(zaaknummer rechtbank 9572837)
beschikking van 11 november 2022
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het hoger beroep,
bij de kantonrechter: verweerster,
hierna:
[verzoekster],
advocaat: mr. G.J.P.M. Grijmans, die kantoor houdt in Bolsward,
tegen
Noorderbreedte B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
verweerster in het hoger beroep,
bij de kantonrechter: verzoekster,
hierna:
Noorderbreedte,
advocaat: mr. G.J. Kessels die kantoor houdt in Leiden.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 10 maart 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, waarbij het oorspronkelijke verzoek is aangevuld, door het hof ontvangen op 3 juni 2022;
- het verweerschrift (met producties), door het hof ontvangen op 28 september 2022;
- nagekomen stukken van partij [verzoekster] , door het hof ontvangen op 12 oktober 2022;
- de mondelinge behandeling van 19 oktober 2022, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Beide partijen hebben daarbij pleitaantekeningen overgelegd.
2.2
Beschikking is, nader, bepaald op vandaag.
3.
Waar gaat deze procedure over?
3.1
[verzoekster] was in dienst van Noorderbreedte. Op verzoek van Noorderbreedte heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond. Dat wil zeggen dat de arbeidsverhouding duurzaam en ernstig ontwricht is. Herplaatsing ligt volgens de kantonrechter niet in de rede.
3.2
[verzoekster] is het hiermee niet eens. Zij wil dat de arbeidsovereenkomst hersteld wordt, althans dat haar een billijke vergoeding wordt toegekend.
3.3
Het hof oordeelt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden en dat herplaatsing terecht niet mogelijk is geoordeeld. Voor toekenning van een billijke vergoeding bestaat geen grond. Het hoger beroep wordt om die reden verworpen. Hierna wordt dit oordeel gemotiveerd.

4.De vaststaande feiten

4.1
De kantonrechter heeft vastgesteld welke feiten voor de beoordeling van deze zaak van belang zijn. Tegen die vaststelling zijn geen bezwaren geformuleerd door [verzoekster] . Het hof acht die vaststelling juist en neemt deze daarom integraal over. Dat betekent dat (ook) het hof uitgaat van de volgende feiten.
4.2
[verzoekster] is sinds 2 januari 2018 in dienst bij Noorderbreedte. De laatste functie die
[verzoekster] vervulde, is die van [functie] , voor 24 uur per week en
met een salaris van € 1.754,51 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige
emolumenten.
4.3
Aanvankelijk was [verzoekster] werkzaam als Verzorgende IG op de locatie Friesma
State. Vanaf 1 september 2018 is [verzoekster] op eigen kosten gestart met de opleiding MBO
Verpleegkundige.
4.4
In mei 2020 hebben partijen afgesproken dat [verzoekster] per februari 2021 de opleiding HBO-Verpleegkundige zou gaan volgen.
4.5
Op 8 juni 2020 heeft [verzoekster] een e-mailbericht aan Noorderbreedte gestuurd. Daarin schrijft [verzoekster] dat zij sinds september 2019 de verpleegkundige diensten zelfstandig draait en dat zij daarvoor een redelijke vergoeding zou willen ontvangen. Daarnaast schrijft [verzoekster] dat zij op 27 mei 2020 haar diploma heeft behaald en verzoekt zij om aanpassing van haar arbeidsovereenkomst per die datum.
4.6
Naar aanleiding van dit e-mailbericht heeft Noorderbreedte [verzoekster] met
terugwerkende kracht per 28 mei 2020 herplaatst in de functie van Verpleegkundige (niveau
4) met bijbehorende inschaling. Daarnaast is [verzoekster] een onkostenvergoeding aangeboden
van € 2.300,-.
4.7
Medio september 2020 is er een conflictsituatie ontstaan met één van haar collega's.
Omdat de conflictsituatie niet kon worden opgelost, heeft haar leidinggevende besloten om zowel [verzoekster] als de betreffende collega in een ander team te plaatsen. [verzoekster] heeft zich hiertegen verzet en daarbij aangegeven dat haar geen enkele blaam treft.
4.8
In de periode oktober tot en met december 2020 heeft [verzoekster] , inmiddels werkzaam in een ander team, Noorderbreedte meerdere malen schriftelijk en mondeling laten weten het niet eens te zijn met haar inschaling in de functie Verpleegkundige. Zij heeft onder meer aangegeven dat zij deze functie zal neerleggen en de functie Verzorgende IG zal uitvoeren zolang Noorderbreedte niet bereid is haar een hoger salaris te betalen. Noorderbreedte heeft in reactie hierop aan [verzoekster] laten weten dat zij is ingeschaald conform de toepasselijke CAO en dat hiervan niet kan worden afgeweken. Voorts heeft Noorderbreedte [verzoekster] voorgehouden dat zij niet voldoet aan de voorwaarden om de HBO-V opleiding te volgen als zij de functie Verpleegkundige neerlegt en dat zij dus twee opties heeft: (1) het aanvaarden van (haar inschaling in) deze functie en de opleiding HBO-V volgen of (2) teruggaan naar de functie Verzorgende IG met bijbehorend salaris en afzien van de opleiding HBO-V.
4.9
Op 22 december 2020 stuurt [verzoekster] een brief aan Noorderbreedte. In deze brief
haalt [verzoekster] onder meer een gesprek aan dat zij heeft gehad met haar leidinggevende bij Friesmastate, zakelijk weergegeven:
Dan benoemt deze leidinggevende mijn functioneren m.b.t. de vervolgopleiding HBO VPK. Ik ben een goede daadkrachtige, waardevolle werknemer met veel kennis en expertise. maar zal iets aan mijn communiceren moeten doen. Als ik volgens haar dat nog even aanpas kan ik een goeie verpleegkundige worden, anders zal zij m.b.t, de HBO opleiding een negatief advies uitbrengen aan werken en leren. Als ik haar vraag of zij een voorbeeld kan noemen van mijn, volgens haar, niet juist communiceren kan zij dit niet.(... )
en
Ik heb goed werknemerschap getoond en voldoe daarmee aan mijn eigen verwachtingen en ruimschoots aan de bijbehorende competenties en plichten als verpleegkundige of werknemer. Ik voer mijn taken en extra opdrachten, die niet binnen de functieomschrijving vallen, naar behoren en tevredenheid uit.(... )
Ik distantieer mij van aannames, oordelen of uitlatingen over, of gericht aan mij, die ongegrond zijn.
4.1
Op 23 december 2020 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , haar leidinggevende bij Friesmastate en de HR-adviseur. Uit het gespreksverslag blijkt dat [verzoekster] ervoor heeft gekozen om de functie Verpleegkundige te blijven uitoefenen. Verder volgt uit het verslag dat haar leidinggevende [verzoekster] te kennen heeft gegeven dat zij moet werken aan haar manier van communiceren en haar houding als zij door wil stromen.
4.11
Bij brief van 10 januari 2021 heeft [verzoekster] gereageerd op het gespreksverslag van
23 december 2020. In de brief staat onder meer, zakelijk weergegeven:
Communicatie en houding
Herhaaldelijk wordt dit benoemd. toch is er geen voorbeeld beschikbaar of kan er worden verwezen naar een situatie/voorval waarbij concreet is dat mijn communiceren van dien aard is dat dit problemen geeft. Ik heb in de gesprekken vanaf september, nadat ik zelf het gesprek ben aangegaan i.v.m. de arbeidsomstandigheden, hier expliciet naar gevraagd. Zoals benoemd zal ik niet meegaan in deze subjectieve bewoording.
4.12
Partijen hebben op 19 februari 2021 een leerovereenkomst gesloten. Uit hoofde
daarvan volgde [verzoekster] met ingang van 1 maart 2021 de opleiding HBO-V en vervulde zij
de functie HBO Verpleegkundige in opleiding bij Team 8 onderdeel Revalidatie (hierna:
Team 8).
4.13
Op 9 maart 2021 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en haar begeleidsters over de eerste werkweek van [verzoekster] . In het daarvan opgemaakte
gespreksverslag staat onder meer (hof: ' [verzoekster] ' is [verzoekster] ):
Er zijn wat punten van collega's en stagiaires qua bejegening en houding van [verzoekster]. (... )
Het gaat hierbij om veiligheid van collega's en patiënten.
In de 3 dagen dat [verzoekster] op de afdeling is zijn er elke dag wel dingen voorgevallen, wat een nasmaak geeft.
[verzoekster] moet gaan werken aan haar leerhouding en zich gaan richten op haar eigen functioneren op de afdeling. (... )
4.14
Op 13 maart 2021 heeft een collega van [verzoekster] in een verslag over de
samenwerking met [verzoekster] onder meer aangegeven dat [verzoekster] snel in de verdediging
schiet en zich als medewerker gedraagt maar in de rol van leerling moet gaan zitten.
4.15
Op 29 maart 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en haar leidinggevende en begeleidsters bij Team 8. Uit het hiervan opgemaakte gespreksverslag blijkt dat [verzoekster] is voorgehouden dat er twijfels zijn over haar kennisniveau en dat Noorderbreedte hierover met haar in gesprek wilde gaan. Daarnaast is besproken dat een stagiaire in een reflectieverslag heeft aangegeven dat zij de samenwerking met [verzoekster] als vervelend heeft ervaren, dit niet aan [verzoekster] durfde terug te koppelen en ook niet met haar in gesprek wilde gaan. Aangegeven is dat de stagiaire erg van slag was en zich ziek wilde melden. Uit het gespreksverslag volgt dat [verzoekster] te kennen heeft gegeven zich niet te herkennen in de kritiek en bij Team 8 te willen stoppen, alsmede dat zij graag met de stagiaire in gesprek wil gaan. Op dit laatste heeft Noorderbreedte afwijzend gereageerd.
4.16
Op 8 april 2021 heeft [verzoekster] schriftelijk gereageerd op het verslag van het
gesprek op 29 maart 2021. [verzoekster] heeft (onder meer) opnieuw aangegeven dat zij zich
niet kan vinden in de kritiek op haar functioneren. Ook heeft [verzoekster] aangegeven dat de
stagiaire niet de waarheid spreekt en dat zij het er niet mee eens is dat zij niet het gesprek
met de stagiaire mag aangaan.
4.17
In mei 2021 heeft [verzoekster] aangegeven dat zij vasthoudt aan haar beslissing om niet
terug te keren naar Team 8. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat Noorderbreedte zou
bekijken of zij [verzoekster] een andere opleidingsplek wilde en kon aanbieden en dat [verzoekster]
in de tussentijd via het flexbureau van Noorderbreedte zou worden ingezet in een tijdelijke
functie.
4.18
[verzoekster] is vervolgens tijdelijk geplaatst in de functie Verpleegkundige op de
locatie Abbingahiem.
4.19
Kort nadat [verzoekster] haar werkzaamheden op Abbingahiem was begonnen, heeft haar teamcoach op die locatie klachten van diverse collega's van [verzoekster] ontvangen over de communicatie, de houding en het gedrag van [verzoekster] . De klachten houden in dat het moeilijk is met [verzoekster] samen te werken, af te stemmen en feedback te geven. Naast deze klachten heeft een familielid van één van de bewoners van Abbingahiem een klacht over de bejegening door [verzoekster] ingediend. Haar teamcoach heeft [verzoekster] in een gesprek van 9 juni 2021 aangesproken op deze klachten.
4.2
Op 10 juni 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden over de ontstane situatie tussen
[verzoekster] , de HR-adviseur en de Regiomanager Oost bij Noorderbreedte. Van dit gesprek is een verslag opgesteld. Volgens dit gespreksverslag is besproken dat er geen andere opleidingsplek binnen Noorderbreedte voor [verzoekster] beschikbaar is en dat Noorderbreedte het gezien de verschillende klachten ook niet wenselijk acht om op een dergelijke plek te wachten. In dat verband is [verzoekster] voorgehouden dat zij met name onvoldoende in staat is te reflecteren. Volgens collega's stelt [verzoekster] zich dominant op, is zij bepalend, gaat zij haar eigen gang en staat zij niet open voor feedback. [verzoekster] heeft - kort gezegd - aangegeven zich niet te herkennen in de kritiek en dat het vooral aan haar collega's ligt.
4.21
Bij brief van 25 juni 2021 heeft de HR-adviseur schriftelijk bevestigd dat de
leerovereenkomst tussen Noorderbreedte en [verzoekster] per 1 juli 2021 wordt beëindigd. Als
reden daarvoor wordt gegeven dat [verzoekster] is gestopt op haar leer-werkplek (bij Team 8) en
meerdere malen heeft aangegeven niet bereid te zijn naar deze plek terug te gaan. Verder
staat in de brief dat haar teamcoach bij Abbingahiem heeft aangegeven na juni 2021 niet met [verzoekster] verder te willen en dat zij per 1 juli 2021 kan worden ingezet op de locatie Toutenburg. Op verzoek van [verzoekster] is als bijlage een door de teamcoach Abbingahiem opgesteld overzicht van bij haar binnengekomen kritiek van collega's op [verzoekster] meegestuurd. Voorts staat in de brief onder meer, zakelijk weergegeven:
Je vertelde me ook dat je collega's vraagt naar de kritiek die ze hebben gegeven en dat je in
zorgleefplannen kijkt naar de benoemde situaties. Ik heb jou teruggegeven dat je mij hiermee de indruk gaf dat je actief bezig bent om bewijs te vinden tegen de kritiekpunten die er zijn en je niet naar je eigen aandeel kijkt. Het niet reflecteren op je eigen handelen is juist de feedback die je zowel in Abbingahiem als van team 8 van NB Revalidatie hebt gekregen en wat de regiomanager en ik geprobeerd hebben met jou te bespreken. Ik heb nogmaals bij de teamcoach Abbingahiem, de feedback gecheckt. Het grootste probleem dat zij ervaren is dat je niet luistert.
4.22
Bij e-mailbericht van 28 juni 2021 heeft [verzoekster] gereageerd op de brief van 25 juni
2021. Daarin heeft zij kenbaar gemaakt dat zij zich niet herkent in de kritiek en dat zij die bij
een vervolggesprek nader gespecificeerd wil zien.
4.23
Op 1 juli 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , bijgestaan door haar vertrouwenspersoon, de HR-adviseur en haar leidinggevende bij Friesmastate. Uit het daarvan opgemaakte gespreksverslag volgt dat Noorderbreedte meent dat er sprake is van een patroon in houding en gedrag en dat het vertrouwen dat [verzoekster] in staat is om dit patroon te doorbreken onherstelbaar is beschadigd. Ook meent Noorderbreedte dat [verzoekster] voldoende duidelijk is gemaakt waar de problemen zitten. Noorderbreedte heeft te kennen gegeven er geen heil in te zien om de kritiek op haar houding en gedrag nader te onderbouwen, waarop [verzoekster] heeft aangegeven aangifte van smaad te doen.
4.24
Bij brief van 2 juli 2021 heeft Noorderbreedte [verzoekster] geschreven dat de aanklacht
van smaad voor haar de limiet is en dat wat Noorderbreedte betreft de arbeidsovereenkomst
zou moeten eindigen door middel van het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Een
voorstel daartoe heeft [verzoekster] bijgevoegd. Voorts is [verzoekster] vrijgesteld van
werkzaamheden met behoud van salaris.
4.25
[verzoekster] heeft op 6 juli 2021 uitgebreid schriftelijk op het gespreksverslag van het
gesprek van 1 juli 2021 gereageerd. Daaruit volgt dat [verzoekster] het niet eens is met de kritiek
op haar houding en communicatie en meent dat deze kritiek is gebaseerd op subjectieve
meningen en niet op objectief vast te stellen feiten. Ook maakt zij (medewerkers van)
Noorderbreedte allerlei verwijten en ontkent zij dat er bij Team 8 iets is voorgevallen met de
stagiaire.
4.26
Op 13 juli 2021 heeft [verzoekster] de regiomanager telefonisch laten weten dat zij niet instemt met de aangeboden vertrekregeling.
4.27
Medio september 2021 hebben partijen een mediationtraject doorlopen. De mediation heeft niet tot een oplossing van het geschil tussen partijen geleid en is beëindigd.
4.28
Bij e-mailbericht van 5 november 2021 heeft Noorderbreedte [verzoekster] uitgenodigd
voor een gesprek op 9 november 2021 over hoe partijen nu verder moeten. [verzoekster] heeft
zich hiervoor schriftelijk afgemeld.
4.29
In reactie op deze afmelding heeft Noorderbreedte bij e-mailbericht van 9 november
2021 onder meer het volgende geschreven:
Wij hadden jou voor vandaag uitgenodigd voor een gesprek over ‘hoe nu verder?’ We hadden daarbij de hoop gehad dat jij, na alles wat we in mediation met elkaar hebben besproken, het inzicht zou tonen in de ontstane situatie en een bereidheid zou tonen tot verandering wan jouw houding en gedrag. (... ) Nu jij niet eens de moeite neemt om op het gesprek te verschijnen en alleen maar verwijst naar de door jou gedane voorstellen voor een oplossing. hebben wij er geen vertrouwen meer in dat jij in staat bent om het noodzakelijke inzicht te tonen en in staat bent om jouw houding en gedrag aan te passen. Wij moeten hiermee constateren dat ons vertrouwen in jou onherstelbaar is beschadigd. (... ) Om die reden zien wij op dit moment als enige oplossing een afwikkeling van jouw dienstverband met Noorderbreedte.
4.3
In reactie hierop heeft [verzoekster] bij e-mailbericht van 11 november 2021 aan
Noorderbreedte laten weten dat haar vertrouwen in Noorderbreedte als organisatie en
werkgever niet dusdanig is beschadigd dat dit niet hersteld kan worden. Voorts heeft zij
aangegeven dat de verwijten aan en het wantrouwen van Noorderbreedte in haar ongegrond zijn en dat zij niet wil meewerken aan een vertrekregeling.

5.De beoordeling van de verzoeken door de kantonrechter

5.1
Noorderbreedte heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden omdat de arbeidsverhouding zodanig ernstig en duurzaam is ontwricht dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verzoekster] heeft zich tegen de ontbinding verzet en subsidiair aanspraak gemaakt op de transitievergoeding.
5.2
De kantonrechter heeft aannemelijk geoordeeld dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord is geraakt, dat verbetering daarvan niet valt te verwachten, dat herplaatsing niet in de rede ligt en ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarom gerechtvaardigd is. Aan [verzoekster] is de transitievergoeding toegekend.

6.De beoordeling van de bezwaren in hoger beroep

Inleiding
6.1
[verzoekster] formuleert twee bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter. Die houden in dat van ernstige en duurzame ontwrichting van de arbeidsverhouding geen sprake is en dat herplaatsing zeer wel mogelijk is. Om deze reden verzoekt zij het hof de arbeidsovereenkomst te herstellen, subsidiair (als nieuw verzoek) een billijke vergoeding toe te kennen. De wijziging van het verzoek is op het juiste processuele moment gedaan. Aangezien ook niet van andere bezwaren daartegen is gebleken, zal het hof verder het gewijzigde verzoek beoordelen.
De kantonrechter heeft terecht ontbonden
6.2
Het eerste bezwaar van [verzoekster] stelt aan de orde de vraag of de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden.
6.3
[verzoekster] heeft in hoger beroep vooral benadrukt dat zij regelmatig door Noorderbreedte en anderen is gewaardeerd voor het werk dat zij deed. Zo werd haar (een uitputtende opsomming is hier niet beoogd) gevraagd zitting te nemen in de cliëntenraad van Friesma State, had zij ervoor gezorgd dat een inspectie bij It Grien in 2019 uitstekend in orde was, heeft zij haar mbo-opleiding met een prima assessment en beoordeling afgerond, deed zij vanaf de zomer 2019 zelfstandig triage, zorgde zij in Nij Djip voor een inhaalslag met betrekking tot medicatielijsten en medicijnvoorraad, zorgde zij voor duidelijke huisregels bij aanvang van de Coronacrisis, werd zij geselecteerd voor de HBO-opleiding Verpleegkundige, kreeg zij te horen dat zij haar werk goed en accuraat deed, werd waardering uitgesproken voor het feit dat zij niet roddelt over collega’s en werd haar gevraagd (omdat ze professioneel goed is) deel te nemen in het Covidhuis in Heerenveen.
6.4
Noorderbreedte heeft, zonder dat nu uitdrukkelijk voor elk aangedragen aspect te doen, erkend dat [verzoekster] het nodige goede werk heeft gedaan. [verzoekster] wist ‘ergens voor te staan’ en zij deed haar werk als IG-verzorgende goed. Noorderbreedte sprak haar waardering daarvoor ook uit, bijvoorbeeld op 2 december 2020.
6.5
Dat is echter slechts één kant van de medaille die arbeidsverhouding heet. De andere kant van die medaille is de wijze waarop wordt samengewerkt. Dat aspect, beoordeeld op basis van de vastgestelde feiten, heeft de kantonrechter gebracht tot deze overweging:
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is op grond van hetgeen in het feitenrelaas (en
de onderliggende gedingstukken) is weergegeven en hetgeen ter zitting is besproken
voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig verstoord
is geraakt. Er komt een consistent beeld naar voren dat bij [verzoekster] sprake is van een zich
repeterend patroon. Telkens wanneer [verzoekster] door Noorderbreedte op haar gedrag of
functioneren wordt aangesproken, zoekt zij de discussie op, geeft zij aan zich niet in de
kritiek van Noorderbreedte te herkennen of geeft zij een verklaring voor haar gedrag of
functioneren die haar naar haar idee zou moeten disculperen. Hierdoor ontstaan keer op keer samenwerkingsproblemen. [verzoekster] kan of wil op geen enkele wijze onderkennen dat er iets op haar gedrag of functioneren is aan te merken, hoe gering ook. Zij blijft daarentegen de schuldvraag geheel buiten zichzelf plaatsen. Haar uitingen en gedrag getuigen van een defensieve houding en een gebrek aan zelfkritiek en zelfreflectie. Gesprekken hierover hebben niet tot verbetering geleid. Ook in haar verweer en op de zitting volhardt [verzoekster] in haar door Noorderbreedte als problematisch ervaren houding, namelijk categorisch ontkennen dat sprake is van enig probleem. Duidelijk is dat Noorderbreedte gaandeweg tot het groeiend inzicht is gekomen dat deze houding structureel is en niet te veranderen valt en dat dit heeft geleid tot een verlies aan vertrouwen dat een vruchtbare samenwerking met [verzoekster] nog mogelijk is. Mediation heeft niet geleid tot herstel van dit vertrouwen. Gelet hierop heeft de kantonrechter geen aanleiding om aan te nemen dat de arbeidsverhouding tussen partijen nog verbeterd kan worden. Er is dan ook sprake van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding die maakt dat in redelijkheid niet van Noorderbreedte kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
6.6
Op dit oordeel valt niet veel af te dingen. Zoals gezegd heeft [verzoekster] in hoger beroep de nadruk gelegd op haar kwaliteiten en de daarvoor ondervonden waardering, maar daarnaast heeft zij, ook op de zitting in hoger beroep, de kritiek op haar nog steeds in alle toonaarden bestreden. Wat zij daarbij over het hoofd ziet is dat het de werkgever vrij staat een oordeel te hebben over de wijze waarop een werknemer functioneert. Uit niets blijkt dat Noorderbreedte gezocht heeft naar argumenten om van [verzoekster] af te komen. Keer op keer hebben collega-professionals [verzoekster] aangesproken op, kort gezegd, de wijze waarop zij communiceert en omgaat met de gegeven kritiek op haar functioneren. Door dat telkens weer verre van zich te werpen is uiteindelijk en begrijpelijk de situatie ontstaan dat het vertrouwen in een werkbare arbeidsverhouding aan de kant van Noorderbreedte is komen te ontbreken en de arbeidsverhouding met Noorderbreedte ernstig en duurzaam verstoord is geraakt.
6.7
In het algemeen mag van een werkgever verwacht worden dat hij een werknemer die op een of meer onderdelen onvoldoende functioneert in staat stelt dat of die onderde(e)l(en) te verbeteren. Onder omstandigheden kan dat geschieden op basis van een concreet verbeterplan. Een dergelijk plan is er in dit geval niet geweest. Dat betekent echter niet dat Noorderbreedte onvoldoende heeft gedaan om [verzoekster] in de gelegenheid te stellen zich te verbeteren. De vele gesprekken, onder andere blijkende uit de hiervoor vermelde feiten, laten zien dat het verbeterpunt (communicatie) telkens is benoemd en dat [verzoekster] daardoor telkens is aangespoord de geuite kritiek te verinnerlijken en om te zetten in een betere vorm van communicatie. Van belang is daarbij ook dat [verzoekster] in de periode dat zij [functie] was (vanaf 1 maart 2021) en om die reden intensief begeleid werd. Verbetering van communicatie en het kunnen omgaan met kritiek, was daarvan onderdeel. Een apart verbeterplan was in dat licht bezien overbodig.
Herplaatsing is niet mogelijk
6.8
Voor herplaatsing bij Noorderbreedte is, afgezien van de beschikbaarheid van vacatures, allereerst van belang dat het vertrouwen bestaat dat [verzoekster] in een nieuwe werkomgeving bij dezelfde werkgever ervoor open staat haar houding en gedrag af te stemmen op wat in de door Noorderbreedte verleende zorg als professioneel gedrag gezien wordt. Daarvoor is geen basis aanwezig gezien het verleden en het ontbreken van handreikingen van [verzoekster] in die richting tijdens en na afloop van de arbeidsovereenkomst.
Het bewijsaanbod van [verzoekster] is niet ter zake dienend
6.9
[verzoekster] heeft aangeboden al haar stellingen te bewijzen. Zij wil, zo verstaat het hof dit bewijsaanbod, kennelijk aantonen dat de aan haar gemaakte verwijten alle onjuist zijn. Deze zaak draait echter niet om de feitelijke vaststelling of ieder voorval de conclusie wettigt dat het aan [verzoekster] gemaakt verwijt van gebrekkige communicatie volledig terecht was. Dat zou hooguit van belang kunnen zijn indien aanwijzingen beschikbaar zouden zijn dat de gemaakte verwijten in belangrijke mate vals en met niet oprechte intenties gemaakt zijn. Dan zou immers een, telkens weer, tegensprekende [verzoekster] volstrekt begrijpelijk zijn. Die situatie doet zich echter niet voor. Het gaat in deze om de manier waarop [verzoekster] bij ieder voorval opnieuw de strijd aangaat en het gevolg dat die houding, uiteindelijk, heeft gehad op de arbeidsverhouding, namelijk dat die daardoor geheel onwerkbaar is geworden. In dat licht bezien is het bewijsaanbod van [verzoekster] niet ter zake dienend en wordt het om die reden gepasseerd.
De slotsom
6.1
De conclusie uit het voorgaande is dat de arbeidsovereenkomst terecht is ontbonden en herplaatsing niet mogelijk is. Aan het subsidiaire verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding zou slechts kunnen worden toegekomen als de arbeidsovereenkomst ten onrechte ontbonden was (artikel 7:683 lid 3 BW), dan wel de verstoorde verhouding (en daarop gebaseerde ontbinding van de arbeidsovereenkomst) te wijten is aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Noorderbreedte (artikel 7:671b lid 10 BW). Dat is niet zo. Een billijke vergoeding kan dus niet worden toegekend. Het hoger beroep wordt daarom verworpen.
6.11
Het hof zal [verzoekster] als in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de kosten van het hoger beroep van Noorderbreedte. Die kosten worden bepaald op € 783,- aan griffierecht en € 2.228,- aan salaris advocaat (2 punten tarief II à € 1.114,- per punt).

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het hoger beroep van Noorderbreedte, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 783,- voor verschotten en op € 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking ten aanzien van de daarin vervatte veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.P.M. ter Berg, J.H. Kuiper en R.S. de Vries en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2022.