ECLI:NL:GHARL:2022:9650

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
200.308.776
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eenhoofdig gezag en verhuizing naar Bonaire

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezag en de verhuizing van een minderjarige naar Bonaire. De moeder, die alleen het gezag uitoefent over de minderjarige, heeft verzocht om toestemming om met haar kind naar Bonaire te verhuizen. De vader, die de minderjarige heeft erkend, heeft bezwaar gemaakt tegen deze verhuizing en verzoekt om gezamenlijk gezag. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de moeder niet met de minderjarige mocht verhuizen naar Bonaire, en deze beslissing is door de moeder in hoger beroep aangevochten.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 25 augustus 2022 heeft plaatsgevonden. De moeder heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, onder andere tegen het verbod om te verhuizen naar Bonaire. De vader heeft in incidenteel hoger beroep vijf grieven ingediend, waaronder het verzoek om gezamenlijk gezag. Het hof heeft de grieven van de moeder in het principaal hoger beroep gegrond verklaard en de beschikking van de rechtbank vernietigd, voor zover het betreft het verbod om te verhuizen naar Bonaire.

Het hof heeft overwogen dat de verhuizing naar Bonaire niet in strijd is met de belangen van de minderjarige, mits er een goede omgangsregeling wordt vastgesteld. De moeder heeft aangeboden om de kosten van de omgangsregeling te dragen en om regelmatig contact tussen de vader en de minderjarige te faciliteren via beeldbellen. Het hof heeft de omgangsregeling aangescherpt en vastgesteld dat de minderjarige minstens twee keer per week contact moet hebben met de vader via beeldbellen, en dat er in de zomer- en kerstvakantie omgang zal zijn in Nederland. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.776
(zaaknummer rechtbank Gelderland 384940)
beschikking van 10 november 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Wijchen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.E. van den Heuvel te Landgraaf.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 april 2021 en 3 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie, ingekomen op 31 maart 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Tromp van 16 augustus 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 augustus 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- de vader en zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3. De feiten
3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 te [woonplaats2] (verder: [de minderjarige1] ), over wie de moeder alleen het gezag uitoefent. De vader heeft [de minderjarige1] erkend.
3.2
Uit een eerdere relatie heeft de moeder nog twee kinderen:
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010 te Bonaire (verder: [de minderjarige2] ), en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2010 te Bonaire (verder: [de minderjarige3] ).
3.3
Bij de beschikking van 28 april 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de raad verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren, zoals in die beschikking overwogen en iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de beschikking van 3 januari 2022 (verder: de bestreden beschikking) heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, uitvoerbaar bij voorraad:
- vastgesteld als omgangsregeling dat [de minderjarige1] bij de vader verblijft:
- één keer in de twee weken van vrijdag 15.30 uur tot maandag voor school. De vader haalt [de minderjarige1] op vrijdag om 15.30 uur bij de moeder op;
- de helft van de vakanties en feestdagen. Met het regieteam kunnen de ouders de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen nader invullen. Ten aanzien van de zomervakantie verblijft [de minderjarige1] twee weken aaneengesloten bij de vader en twee weken aaneengesloten bij de moeder en nog twee keer één losse week bij beide ouders;
- de moeder verboden om met [de minderjarige1] te verhuizen naar Bonaire;
- bepaald dat de vader met ingang van 7 april 2021 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] aan de moeder zal betalen € 117,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
Het meer of anders verzochte - daaronder begrepen het verzoek van de vader om hem met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige1] te belasten - heeft de rechtbank afgewezen.
Tussen partijen zijn in geschil het gezag, de vervangende toestemming om naar Bonaire te mogen verhuizen en de omgangsregeling.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen:
- voor zover de rechtbank de moeder verbiedt om met [de minderjarige1] naar Bonaire te verhuizen en aan de moeder alsnog (vervangende) toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] naar Bonaire te verhuizen; en voorts
- voor zover in de bestreden beschikking is bepaald dat de vader eenmaal per veertien dagen van vrijdag 15.30 uur tot maandag naar school en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen omgang met [de minderjarige1] heeft en opnieuw beschikkende een omgangsregeling vast te stellen tussen de vader en [de minderjarige1] in die zin dat de vader een aantal dagen per week op vaste vooraf te bespreken momenten via facetime contact heeft met [de minderjarige1] en daarnaast in de zomer- en kerstvakantie waarbij de moeder op haar kosten met [de minderjarige1] naar Nederland reist en daarnaast te bepalen dat er contact kan zijn tussen de vader en [de minderjarige1] wanneer de vader op Bonaire verblijft, althans een regeling vast te stellen als het hof juist acht.
4.3
De vader is met vijf grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader vraagt het door de moeder ingestelde hoger beroep af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat de vader over [de minderjarige1] gezamenlijk het gezag zal uitoefenen met de moeder, dan wel dit verzoek aan te houden in afwachting van een door partijen op te starten ouderschapstraject, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.4
De moeder voert verweer en zij vraagt, uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel hoger beroep dan wel het beroep af te wijzen.
4.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige1] klem of verloren zou raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne. Het hof overweegt in aanvulling daarop nog het volgende. De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om het verzoek van de vader ten aanzien van het gezag af te wijzen omdat - kort gezegd - de ouders met betrekking tot [de minderjarige1] (nog) niet in staat zijn om met elkaar te communiceren. Het hof neemt dat advies over. Voor gezamenlijk gezag is nodig dat de ouders in ieder geval op een enigszins respectvolle en constructieve wijze met elkaar kunnen communiceren en overleggen over de voor [de minderjarige1] belangrijke aangelegenheden. Ook ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de verhouding tussen partijen nog steeds ernstig is verstoord. Opbouwende onderlinge communicatie tussen partijen ontbreekt en zij hebben geen enkel vertrouwen in elkaar. Partijen hebben bovendien over en weer aangifte gedaan tegen elkaar. De moeder is door de politierechter veroordeeld voor bedreiging van de vader en de vader moet binnenkort voor de rechter verschijnen in verband met huiselijk geweld en bedreiging van de moeder. Het lukt partijen tot nu toe niet om nadere afspraken te maken over bijvoorbeeld de uitvoering van de omgangsregeling in de vakanties. Zij hebben daarbij de hulp nodig van hun advocaten en het sociaal wijkteam. Niet te verwachten valt dat in deze situatie binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat hulpverleningstrajecten ter verbetering van de onderlinge communicatie tot nu toe niet of onvoldoende van de grond zijn gekomen. Het door de raad eerder al geadviseerde ouderschapstraject kan niet starten omdat de strafzaak tegen de vader nog loopt. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet in het belang is van [de minderjarige1] om de beslissing over het gezag aan te houden in afwachting van het ouderschapstraject: vooralsnog is er geen enkele zicht op verbetering van de communicatie tussen de ouders en daardoor zijn zij niet in staat om de voor [de minderjarige1] noodzakelijke beslissingen op de voor dergelijke beslissingen vereiste korte termijn samen te nemen.
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige1] , afwijzen.
Verhuizing naar Bonaire
5.3
Een kind en een ouder hebben recht op omgang met elkaar. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder (in dit geval de vader) gewaarborgd door artikel
8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 van het Internationaal Verdrag voor de rechten van het kind (IVRK) en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU. Op de ouder die met het gezag is belast, rust ingevolge artikel 1:247 lid 3 BW de verplichting om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder (door omgang tussen het kind en de andere ouder) te bevorderen.
5.4
De met het eenhoofdig gezag belaste ouder kan in zijn keuzevrijheid ten aanzien van de woonplaats van het kind worden beperkt, indien deze ouder niet voldoet aan de in artikel 1:247 lid 3 BW omschreven verplichting om de omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. Op grond van art. 8 EVRM is de rechter in zodanig geval gehouden alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder. Een verbod aan de met het gezag belaste ouder om te verhuizen, dan wel een bevel aan deze om terug te verhuizen, kan een passende maatregel zijn. Daarbij valt in aanmerking te nemen dat zodanige maatregel minder ingrijpend is dan de toekenning van het eenhoofdig gezag aan de andere ouder, waarin de wet uitdrukkelijk voorziet (artikel 1:251a lid 1 BW en artikel 1:253c leden 1 en 3 BW; HR 15 oktober 2021, r.o 3.1.4, ECLI:NL:HR:2021:1513)).
5.5
De moeder wil met [de minderjarige1] verhuizen van [woonplaats1] naar Bonaire. De moeder is (en blijft op grond van hetgeen hiervoor werd overwogen) alleen belast met het gezag. Zij heeft daardoor de bevoegdheid om [de minderjarige1] naar eigen inzicht te verzorgen en op te voeden. Onder die bevoegdheid valt in beginsel ook de vrijheid om de woonplaats van haar en [de minderjarige1] te bepalen. De vraag die het hof in deze zaak moet beantwoorden is of de moeder met de wijze waarop zij na de verhuizing invulling wil geven aan de omgang tussen [de minderjarige1] en de vader in strijd met artikel 1:247 lid 3 BW handelt. Ook moet worden beoordeeld of door de verhuizing de belangen van [de minderjarige1] ernstig in het gedrang zouden komen.
Het hof verstaat het verzoek van de moeder om haar alsnog (vervangende) toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] naar Bonaire te verhuizen aldus dat de moeder het hof verzoekt om het inleidend verzoek van de vader om haar het verhuizen te verbieden alsnog af te wijzen.
5.6
De moeder stelt dat partijen in 2017 vanuit Bonaire samen naar Nederland zijn gereisd omdat bij de twee andere kinderen van de moeder sprake is van persoonlijke problematiek, waarvoor extra begeleiding nodig was. Het is altijd de bedoeling geweest dat het verblijf in Nederland tijdelijk zou zijn. Beide partijen zijn opgegroeid op Bonaire. Gedurende de relatie is de moeder mishandeld door de vader. Doordat de moeder zich niet meer veilig voelde en haar woning was kwijtgeraakt, is zij in 2020 met [de minderjarige1] en de tweeling naar Bonaire teruggekeerd. Door de procedure rondom het gezag en de omgang werd de moeder genoodzaakt om in mei 2021 met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] terug te keren naar Nederland en om [de minderjarige3] achter te laten bij de ouders van de moeder. Voor de tweeling stond vast dat het niet in hun belang was om terug te keren naar Nederland, maar voor [de minderjarige2] was op dat moment op Bonaire geen plek op school beschikbaar. [de minderjarige3] heeft last van de huidige situatie en mist zijn moeder, tweelingbroer en halfzus die in Nederland zijn, zo volgt uit psychodiagnostisch onderzoek. Uit het raadsrapport van 4 oktober 2021 met betrekking tot [de minderjarige2] blijkt dat ook hij veel last heeft van de huidige situatie en dat hij het liefst op Bonaire zou verblijven. Rekening dient te worden gehouden met het belang van contact tussen [de minderjarige1] en de tweeling onderling en tussen de moeder en [de minderjarige3] . Deze belangen worden beschermd op grond van artikel 8 EVRM. [de minderjarige1] heeft regelmatig gedurende lange periodes op Bonaire verbleven.
De moeder biedt voldoende mogelijkheden om de banden van [de minderjarige1] met de vader te bevorderen. De moeder is bereid om gedurende de kerstvakantie en zomervakantie op eigen kosten met [de minderjarige1] naar Nederland te reizen zodat de vader en [de minderjarige1] contact kunnen hebben. Ook zal er wekelijks op vaste dagen contact zijn via videobellen. De vader heeft nog familie op Bonaire en verblijft daar regelmatig, aldus de moeder.
5.8
De vader betwist dat en stelt onder meer dat de moeder door verhuizing naar Bonaire niet voldoet aan haar verplichting om omgang tussen [de minderjarige1] en de vader te bevorderen en dat door de verhuizing de belangen van [de minderjarige1] ernstig in het gedrang komen. De verhuizing naar Nederland heeft nooit een tijdelijk karakter gehad. Partijen wilden hier hun leven opbouwen. De vader betwist dat hij de moeder heeft mishandeld en dat geen sprake zou zijn geweest van een structurele omgangsregeling. Na het verbreken van de relatie tussen partijen verbleef [de minderjarige1] eens per veertien dagen van vrijdag tot zondag bij de vader. De moeder heeft die regeling meerdere malen gefrustreerd. Dat het in het belang van de tweeling is dat zij op Bonaire wonen staat niet vast. De vader heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] vanuit Bonaire zal ondersteunen. De vader heeft er geen vertrouwen in dat de moeder financiële compensatie zal bieden voor de kosten die gemoeid zijn met de omgangsregeling indien de moeder met [de minderjarige1] naar Bonaire verhuist. Ook durft de vader niet te vertrouwen op de toezegging dat er contact zal zijn via beeldbellen. De vader heeft geen familie op Bonaire dus hij heeft geen reden om daarheen te reizen. Ook heeft hij niet de financiële middelen om regelmatig naar Bonaire te reizen. De vader heeft er geen enkel vertrouwen in dat de moeder deugdelijke hulpverlening voor [de minderjarige1] zal inzetten en zal (laten) afmaken.
5.9
De raad heeft het hof op de mondelinge behandeling als volgt geadviseerd. De raad constateert in het rapport van 2 september 2021 dat bij de beantwoording van de vraag of een verhuizing van [de minderjarige1] met de moeder naar Bonaire in het belang van [de minderjarige1] is, naar het belang van alle kinderen uit het gezin moet worden gekeken. Op dit moment verblijft [de minderjarige3] op Bonaire en groeit hij op zonder zijn moeder, zijn(tweeling)broer en zijn halfzus. De raad vindt het belangrijk dat deze situatie niet te lang duurt en is van mening dat de moeder in de toekomst terug moet kunnen naar Bonaire. Op Bonaire heeft de moeder haar familie, van wie zij steun kan krijgen. Tevens zijn er op Bonaire ook mogelijkheden voor school en therapie voor [de minderjarige1] en haar broers. De raad realiseert zich dat dit invloed heeft op de omgangsregeling tussen [de minderjarige1] en de vader. In overleg met de regievoerder van de gemeente zullen de vader en de moeder duidelijke afspraken dienen te maken over hoe het contact tussen hen kan worden vormgegeven op het moment dat de moeder met [de minderjarige1] naar Bonaire verhuist. Bijvoorbeeld door [de minderjarige1] in de schoolvakanties terug te laten keren naar Nederland, zodat [de minderjarige1] en de vader samen tijd kunnen doorbrengen.
Op de zitting in hoger beroep heeft de raad zijn advies gewijzigd in die zin dat geen toestemming dient te worden gegeven voor verhuizing naar Bonaire. De raad heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder bij verhuizing naar Bonaire zal voldoen aan haar plicht om de omgangsregeling tussen [de minderjarige1] en de vader te bevorderen. Daarbij verwijst de raad naar de wijze van communiceren tussen partijen zoals die onder andere blijkt uit de overgelegde Whatsappgesprekken tussen hen. Voor [de minderjarige1] is het van belang dat zij een goede fysieke omgangsregeling heeft met de vader, aldus de raad.
5.1
Het hof is, anders dan de rechtbank en anders dan de raad, van oordeel dat er geen aanleiding is de moeder te verbieden om met [de minderjarige1] (terug) naar Bonaire te verhuizen. Het verzoek van de vader in eerste aanleg om dat verbod op te leggen dient dan ook te worden afgewezen.
De gevolgen van een verhuizing van [de minderjarige1] naar Bonaire zijn niet zodanig dat de belangen van [de minderjarige1] ernstig in het gedrang komen of dat de ontwikkeling van de banden (omgang) tussen [de minderjarige1] en de vader ernstig wordt geschaad. Weliswaar staat vast dat de duur van de omgang door de voorgenomen verhuizing sterk in omvang wordt teruggebracht, maar daar staat tegenover dat de moeder aanbiedt om tijdens de zomer- en kerstvakantie, op eigen kosten, met [de minderjarige1] naar Nederland af te reizen. De ouders van de moeder hebben ook schriftelijk toegezegd dat zij de daarmee gepaard gaande reiskosten op zich zullen nemen. Het hof heeft onvoldoende reden om aan de betrouwbaarheid van dit aanbod te twijfelen. Daarnaast biedt de moeder aan om op meerdere momenten per week [de minderjarige1] met de vader te laten beeldbellen. Gebleken is dat [de minderjarige1] nu al regelmatig via beeldbellen contact zoekt met de vader. [de minderjarige1] vraagt daar zelf om en de moeder stimuleert dit ook. Het hof overweegt daarbij dat de stabiliteit van het contact tussen [de minderjarige1] en de vader lange tijd wisselend is geweest. Pas sinds korte tijd, vanaf de terugkeer van de moeder uit Bonaire in mei 2021, bestaat er een stabiele omgangsregeling die door beide partijen wordt nagekomen. Daar staat tegenover dat de vader [de minderjarige1] , onder andere in verband met zijn werk, regelmatig al op zondagavond, voor afloop van de omgang, terugbrengt naar de moeder.
Verder neemt het hof bij de beoordeling nog het volgende in aanmerking. Voldoende is komen vast te staan dat partijen destijds niet naar Nederland zijn gekomen om zich hier definitief te vestigen. Beide ouders hebben hun jeugd op Bonaire doorgebracht en de tweeling was daar ook geworteld. Gelet op artikel 8 EVRM dienen [de minderjarige1] , haar tweelingbroers en de moeder zoveel als mogelijk in gezinsverband herenigd te worden. [de minderjarige1] heeft tot de terugkeer naar Nederland in april 2021 altijd met haar beide halfbroers en de moeder in gezinsverband samengewoond. Uit de rapportage van het psychodiagnostisch onderzoek van [de minderjarige3] (onderzoeksdatum 17 januari 2022) blijkt dat bij [de minderjarige3] sprake is van een onveilige hechtingsstijl die zijn oorzaak vindt in vroegkinderlijk trauma. Voldoende is komen vast te staan dat het niet in zijn belang is dat hij naar Nederland verhuist. Daarnaast blijkt uit het rapport van het raadsonderzoek van [de minderjarige2] van 4 oktober 2021 dat ook bij [de minderjarige2] sprake is van kindeigen problematiek. Sinds de terugkeer naar Nederland in mei 2021 gaat het niet goed met hem en laat hij forse gedragsproblemen zien. Hij lijkt te lijden onder het gemis van [de minderjarige3] . Voorts neemt het hof in aanmerking dat ten aanzien van [de minderjarige1] en [de minderjarige3] zorgen bestaan over hun ontwikkeling, maar dat dit niet heeft geleid tot een ondertoezichtstelling van de kinderen: het verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige3] is door de rechtbank afgewezen. Uit het hulpverleningsplan van [naam1] van 7 maart 2022 blijkt bovendien dat er geen zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige1] in de thuissituatie en ook niet over de pedagogische aanpak van de moeder. Dat de moeder op Bonaire niet de juiste hulp zal inschakelen voor [de minderjarige1] is dan ook onvoldoende komen vast te staan. Het hof acht verder van belang dat de moeder, anders dan in Nederland, op Bonaire beschikt over een uitgebreid netwerk van familie. In dat kader neemt het hof in aanmerking dat in voormeld hulpverleningsplan van [naam1] wordt opgemerkt dat het netwerk van de moeder in Nederland beperkt is en dat zij veel steun en contact heeft met familie op Bonaire.
Omgangsregeling
5.11
Het hof zal een omgangsregeling vaststellen voor de situatie dat [de minderjarige1] met de moeder naar Bonaire is verhuisd op basis van de door moeder aangeboden omgangsregeling. In het belang van [de minderjarige1] en de vader zal het hof die voorgestelde regeling wel aanscherpen.
De omgangsregeling bestaat eruit dat de moeder ervoor zorgt dat [de minderjarige1] minstens twee keer per week door de vader wordt gebeld (via beeldbellen) op door de vader aan te geven momenten, rekening houdend met de school- en slaaptijden van [de minderjarige1] .
Daarnaast zal er in de zomer- en kerstvakantie in Nederland omgang zijn tussen [de minderjarige1] en de vader. De reiskosten voor [de minderjarige1] (en haar moeder) die daarmee gepaard gaan, zal de moeder zelf dragen: de moeder heeft dat zelf voorgesteld. [de minderjarige1] zal in de zomervakantie twee weken, bestaande uit veertien aaneengesloten dagen, bij de vader verblijven. [de minderjarige1] zal in de kerstvakantie één week, bestaande uit zeven aaneengesloten dagen, bij de vader verblijven. De ouders stemmen ten minste acht weken voor de desbetreffende vakantie af welke dagen [de minderjarige1] bij de vader zal verblijven. Indien de ouders daar niet in slagen, zal [de minderjarige1] de derde en vierde week van de zomervakantie en de tweede week van de kerstvakantie bij de vader verblijven.
In periodes waarin de vader op Bonaire verblijft kan er eveneens twee dagen per week van 10.00 uur tot 18.00 uur omgang zijn tussen hem en [de minderjarige1] , mits de vader minstens zes weken voorafgaand aan dat verblijf contact opneemt met de moeder om de omgang met haar verder af te stemmen.
Het voorgaande betekent dat de huidige, door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde, omgangsregeling kan blijven bestaan zolang de moeder nog niet met [de minderjarige1] naar Bonaire is verhuisd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven in het principaal hoger beroep en falen de grieven in het incidenteel hoger beroep. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het betreft het verbod om met [de minderjarige1] te verhuizen, vernietigen en beslissen als volgt. Het hof zal daarnaast een omgangsregeling vaststellen voor de situatie dat de moeder met [de minderjarige1] naar Bonaire is verhuisd.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
3 januari 2022 voor zover het betreft het verbod aan de moeder om met [de minderjarige1] te verhuizen naar Bonaire en met ingang van de datum waarop de moeder met [de minderjarige1] naar Bonaire verhuist voor zover het betreft daarin vastgestelde omgangsregeling en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vader om de moeder te verbieden met [de minderjarige1] naar Bonaire te verhuizen af;
stelt vast als omgangsregeling dat:
- [de minderjarige1] minstens twee keer per week door de vader wordt gebeld (via beeldbellen) op door de vader aan te geven momenten, rekening houdend met de school- en slaaptijden van [de minderjarige1] ;
- er in de zomer- en kerstvakantie in Nederland omgang zal zijn tussen [de minderjarige1] en de vader. De reiskosten die daarmee gepaard gaan voor [de minderjarige1] (en haar moeder), zal de moeder zelf dragen. [de minderjarige1] zal in de zomervakantie twee weken, bestaande uit veertien aaneengesloten dagen, bij de vader verblijven. [de minderjarige1] zal in de kerstvakantie één week, bestaande uit zeven aaneengesloten dagen, bij de vader verblijven.
De ouders stemmen ten minste acht weken voor de desbetreffende vakantie af welke dagen [de minderjarige1] bij de vader zal verblijven. Indien de ouders daar niet in slagen, zal [de minderjarige1] de derde en vierde week van de zomervakantie en de tweede week van de kerstvakantie bij de vader verblijven;
- in periodes waarin de vader op Bonaire verblijft kan er eveneens twee dagen per week van 10.00 uur tot 18.00 uur omgang zijn tussen de vader en [de minderjarige1] , mits de vader minstens zes weken voorafgaand aan dat verblijf contact opneemt met de moeder om de omgang met haar verder af te stemmen;
bekrachtigt die beschikking voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige1] te belasten en voor zover het betreft de omgangsregeling voor de situatie dat [de minderjarige1] nog niet is verhuisd naar Bonaire;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en
I.J. Pieters, en is op 10 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.