In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige na de echtscheiding van de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend voor een omgangsregeling met zijn kind, [de minderjarige], die in 2016 is geboren. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 30 september 2021, het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewimpeld, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2022 werd duidelijk dat er langdurig geen contact tussen de vader en [de minderjarige] heeft plaatsgevonden. De vader heeft in de procedure bij de rechtbank niet voldaan aan de afspraken en is niet verschenen op de laatste zitting. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vader onvoorspelbaar is voor het kind, dat kwetsbaar is en speciaal onderwijs volgt. De moeder heeft onbetwist gesteld dat zij altijd bereid is geweest om de omgangsregeling uit te voeren, maar dat de vader zelf de afspraken niet is nagekomen.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verzoek en dat er te veel onzekerheid is over de kans van slagen van een omgangstraject. Gezien de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en zijn behoefte aan stabiliteit, heeft het hof besloten de bestreden beschikking te bekrachtigen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit hun relatie geboren kind betreft.