In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], de verhuurder van een huurwoning, tegen [geïntimeerde], de huurder. De huurder heeft sinds 2012 de woning gehuurd, maar heeft deze in september 2021 verlaten vanwege aangekondigde renovaties. De verhuurder had beloofd dat de huurder per 1 januari 2022 weer zou kunnen terugkeren, maar deze belofte is niet nagekomen omdat de renovatie uitliep. De verhuurder heeft de woning inmiddels aan derden verhuurd voor een aanzienlijk hogere huurprijs. De voorzieningenrechter heeft de verhuurder veroordeeld tot betaling van € 150 per dag aan de huurder voor elke dag dat deze de woning niet kan betrekken. De verhuurder is in hoger beroep gegaan en heeft vijf grieven ingediend.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en is van oordeel dat de verhuurder tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De huurder heeft recht op schadevergoeding, maar het hof heeft de hoogte van de dagvergoeding verlaagd van € 150 naar € 75. Het hof oordeelt dat de verhuurder niet gerechtvaardigd was om de huurder de toegang tot de woning te ontzeggen, vooral omdat de renovatie inmiddels was afgerond. De verhuurder had de huurder de mogelijkheid moeten bieden om terug te keren in de woning, in plaats van deze aan derden te verhuren. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, behoudens de hoogte van de schadevergoeding, en veroordeelt de verhuurder tot betaling van de verlaagde dagvergoeding en de proceskosten.