ECLI:NL:GHARL:2022:9527
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen tussenvonnis inzake echtscheiding en verdeling huwelijkse voorwaarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een tussenvonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 23 juni 2021 is gewezen. De man en de vrouw zijn in 2005 gehuwd op huwelijkse voorwaarden en zijn in 2019 gescheiden. De vrouw heeft de man gedagvaard over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van gemeenschappelijke goederen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis geen eindbeslissing genomen, maar wel bepaalde verplichtingen opgelegd aan de man, waaronder het verstrekken van documenten aan de vrouw. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de vrouw heeft primair aangevoerd dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat het vonnis een tussenvonnis is waartegen geen hoger beroep openstaat volgens artikel 337 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof heeft de mondelinge behandeling op 13 oktober 2022 gehouden, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten.
Het hof heeft geoordeeld dat het tussenvonnis inderdaad slechts de voortgang van de zaak in eerste aanleg beoogde en dat de beslissingen in het dictum geen einde maken aan de vorderingen van partijen in de hoofdzaak. Het hof volgt het verweer van de vrouw en verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De man wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 338 voor verschotten en € 2.228 voor salaris. Dit arrest is op 8 november 2022 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.