In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot terugbetaling van een borgsom van € 500.000,00 die door [appellant2] was gestort voor [geïntimeerde2] in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De borgsom was door [appellant2] betaald aan de rechtbank in Aken en zou terugbetaald worden door de Duitse justitie. [appellanten] betwistten de herkomst van het bedrag en stelden dat het afkomstig was van een lening die [appellante1] Adviesgroep aan GIS Holding had verstrekt. Het hof oordeelde dat GIS c.s. niet voldoende bewijs had geleverd voor hun stelling dat de borgsom afkomstig was van hun ondernemingsactiviteiten. Hierdoor werd de vordering van GIS c.s. afgewezen en het vonnis van de rechtbank vernietigd.
Daarnaast was er een geschil over een notariële akte van geldlening van € 700.000,00 die [appellante1] Adviesgroep aan GIS Holding had verstrekt. [appellanten] vorderden de opheffing van een schorsing van de executie van deze lening, maar het hof oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims. De vordering tot opheffing van de schorsing en de vordering tot terugbetaling van € 70.000,00 werden eveneens afgewezen. Het hof veroordeelde GIS c.s. tot betaling van de proceskosten in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.