ECLI:NL:GHARL:2022:9510

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
200.282.971
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van borgsom en geschil over notariële geldlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot terugbetaling van een borgsom van € 500.000,00 die door [appellant2] was gestort voor [geïntimeerde2] in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De borgsom was door [appellant2] betaald aan de rechtbank in Aken en zou terugbetaald worden door de Duitse justitie. [appellanten] betwistten de herkomst van het bedrag en stelden dat het afkomstig was van een lening die [appellante1] Adviesgroep aan GIS Holding had verstrekt. Het hof oordeelde dat GIS c.s. niet voldoende bewijs had geleverd voor hun stelling dat de borgsom afkomstig was van hun ondernemingsactiviteiten. Hierdoor werd de vordering van GIS c.s. afgewezen en het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Daarnaast was er een geschil over een notariële akte van geldlening van € 700.000,00 die [appellante1] Adviesgroep aan GIS Holding had verstrekt. [appellanten] vorderden de opheffing van een schorsing van de executie van deze lening, maar het hof oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims. De vordering tot opheffing van de schorsing en de vordering tot terugbetaling van € 70.000,00 werden eveneens afgewezen. Het hof veroordeelde GIS c.s. tot betaling van de proceskosten in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.282.971
zaaknummer rechtbank: NL18.18148
arrest van 8 november 2022
in de zaak van

1.[appellante1] Adviesgroep B.V.,

die is gevestigd in Arnhem,
2.
[appellant2] ,
die woont in [woonplaats1] ,
appellanten,
en bij de rechtbank optraden als verweerders op de vordering, eisers van de tegenvordering,
hierna samen [appellanten] te noemen en ieder afzonderlijk [appellante1] Adviesgroep en [appellant2] ,
vertegenwoordigd door mr. C.W.I. van Vlokhoven,
tegen:

1.Global Internet Services Holding B.V.,

die is gevestigd in Roermond,
2.
[geïntimeerde2] ,
die woont in [woonplaats2] ,
3.
[geïntimeerde3] ,
die woont in [woonplaats2] ,
geïntimeerden,
en bij de rechtbank optraden als eisers van de vordering, verweerders op de tegenvordering,
hierna samen GIS c.s. te noemen en ieder afzonderlijk hierna: GIS, [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] ,
vertegenwoordigd door mr. P.B.A. Acda.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellanten] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 24 februari 2020 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van antwoord
  • een akte van 21 september 2022
  • spreekaantekeningen mr. Van Vlokhoven
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 21 september 2022 is gehouden
1.2.
[geïntimeerde3] is in de loop van de procedure overleden. Er heeft geen schorsing plaatsgevonden in de zin van artikel 225 lid 1 onder a en lid 2 Rv. zodat de procedure op naam van [geïntimeerde3] is voortgezet.

2.De kern van de zaak

2.1.
In het voorjaar van 2015 zijn [geïntimeerde2] en [geïntimeerde3] op verzoek van de
Duitse justitie gearresteerd op verdenking van handel in verboden pillen via het bedrijf GIS, waarvan [geïntimeerde2] bestuurder is. Zij zijn vervolgens uitgeleverd aan de Duitse justitie.
2.2.
[appellant2] heeft in oktober 2015 in de rechtbank van Aken een bedrag van € 500.000,00 in contanten betaald als borgsom voor [geïntimeerde2] , die vervolgens op borgtocht is vrijgelaten. In december 2016 heeft de Duitse justitie besloten dat de borgsom terugbetaald kon worden. Daarop heeft [appellant2] verzocht het bedrag aan hem terug te betalen door middel van storting van € 100.000,00 op zijn derdengeldrekening en € 400.000,00 op een bankrekening in Hong Kong.
2.3.
Partijen hebben een geschil over de vraag aan wie het bedrag van € 500.000,00 toekomt.
2.4.
Daarnaast hebben partijen een geschil over een notariële akte van 11 februari
2015 waarin is vermeld dat [appellante1] Adviesgroep op die datum een bedrag van € 700.000,00 aan GIS Holding heeft geleend. [appellante1] Adviesgroep heeft op 1 november 2017 executoriaal beslag laten leggen op onder andere een perceel aan de [adres] te [woonplaats2] , in eigendom van GIS. Bij vonnis in kort geding van 4 september 2018 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg deze executie geschorst.
2.5.
GIS c.s. heeft bij de rechtbank gevorderd dat [appellanten] wordt veroordeeld tot betaling van € 500.000,00, vermeerderd met rente en kosten. [appellanten] heeft bij de rechtbank gevorderd dat het door GIS c.s. gelegde beslag op zijn woning wordt opgeheven, dat voor recht wordt verklaard dat GIS c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door het leggen van dit beslag. Daarnaast vorderde [appellanten] dat de schorsing van de executie van het perceel aan de [adres] te [woonplaats2] wordt opgeheven en dat GIS c.s. wordt veroordeeld tot betaling van de veilingkosten die zijn ontstaan als gevolg van de schorsing van de executie.
2.6.
De rechtbank heeft de vordering van GIS c.s. toegewezen en de vorderingen van [appellanten] afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vordering van GIS c.s. alsnog wordt afgewezen en dat de afgewezen vorderingen van [appellanten] alsnog worden toegewezen. [appellanten] heeft zijn vordering in de dagvaarding in hoger beroep gewijzigd en vordert in deze procedure dat de schorsing van de executie van het perceel aan de [adres] te [woonplaats2] wordt opgeheven en dat GIS c.s. wordt veroordeeld tot betaling van de veilingkosten die zijn ontstaan als gevolg van de schorsing van de executie. Daarnaast heeft [appellanten] bij akte zijn eis vermeerderd met de vordering dat GIS c.s. wordt veroordeeld tot betaling van € 70.000,00.

3.Het oordeel van het hof

Terugbetaling van € 500.000,00
3.1.
GIS c.s. vordert in deze procedure van [appellanten] de betaling van het bedrag van € 500.000,00 dat [appellant2] als borgsom heeft betaald. GIS c.s. heeft daaraan ten grondslag gelegd dat tussen GIS c.s. en [appellant2] een overeenkomst is gesloten, op grond waarvan [appellant2] in opdracht van GIS/ [geïntimeerde3] (die immers niet vast zat) het bedrag van € 500.000,00 in contanten als borg zou gaan betalen bij de rechtbank in Aken, en waar tegenover hij als beloning, nadat de Duitse justitie de borgsom van € 500.000,00 zou hebben terugbetaald, een bedrag van € 5.000,00 zou ontvangen. Het bedrag van € 500.000,00 was, aldus GIS c.s., afkomstig van de ondernemingsactiviteiten van GIS, te weten de handel in pillen (memorie van antwoord GIS c.s. onder 29 en pleitnota GIS eerste aanleg). [appellant2] van zijn kant bestrijdt deze lezing. Hij betoogt, kort samengevat, dat het bedrag van € 500.000,00 door [appellante1] Adviesgroep beschikbaar is gesteld op grond van de onder r.o. 2.4 genoemde tussen [appellante1] Adviesgroep en GIS Holding gesloten overeenkomst van geldlening van 11 februari 2015 van € 700.000,00. Om aan de verplichtingen als geldgever uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening te kunnen voldoen heeft [appellant2] als geldnemer in februari 2015 een bedrag van € 700.000,00 geleend van een zekere Nguyen, die dat bedrag contant aan [appellant2] zou hebben betaald. Uit dat geldbedrag is de borgsom van € 500.000,00 volgens [appellant2] dus afkomstig en, zo begrijpt het hof, daarom heeft hij zich dat bedrag door de Duitse justitie ook laten terugbetalen. Kortom, [appellanten] betwist de door GIS c.s. gestelde herkomst van de borgsom van € 500.000,00 en de gestelde overeenkomst van opdracht.
3.2.
Als uitgangspunt geldt in deze zaak dat op grond van de hoofdregel van artikel 149 en 150 Rv op GIS c.s. de last rust voldoende te stellen, en zo nodig te bewijzen, omtrent het bestaan van de door haar gestelde overeenkomst met [appellanten] , daarop neerkomende dat [appellant2] in opdracht van GIS c.s. met een geldbedrag van GIS c.s. de borg voor [geïntimeerde2] bij de rechtbank in Aken zou hebben betaald. Gelet op de betwisting daarvan door [appellant2] , die immers betoogt dat het geldbedrag van € 500.000,00 van hem afkomstig is, had het minst genomen op de weg van GIS c.s. gelegen aan de hand van feitelijke gegevens, zoals de administratie van GIS (vlg. art. 3:15i BW in samenhang met art. 2:10 BW), te onderbouwen dat het op 20 oktober 2015 in contanten bij de rechtbank in Aken gestorte bedrag van € 500.000,00 afkomstig is uit de bedrijfsactiviteiten van GIS, zoals zij zelf stelt. Dit heeft GIS c.s. nagelaten. GIS c.s. heeft zich beroepen op een verklaring van de vriendin van [geïntimeerde3] . In deze verklaring staat alleen dat het geld afkomstig was van [geïntimeerde3] maar dat kan niet worden gezien als een deugdelijke onderbouwing omtrent de herkomst van het geld als hiervoor bedoeld. In het verlengde daarvan kan ook de verklaring van de heer [naam1] GIS c.s. niet baten. Hij verklaart bovendien alleen wat hij heeft gehoord van de vriendin van [geïntimeerde3] . GIS c.s. heeft zich als laatste beroepen op een reeks krantenartikelen waarin – kortgezegd – melding wordt gemaakt van het strafrechtelijk onderzoek naar GIS c.s. Het enkele feit dat daarin wordt gemeld dat er veel contant geld zou zijn verdiend door GIS c.s. is geen voldoende onderbouwing van de stelling van GIS c.s. dat het bedrag van € 500.000,00 van GIS c.s. afkomstig was. Het ten slotte eerst ter zitting van het hof door GIS gedane aanbod om niet nader geconcretiseerde stukken uit de administratie van GIS over te leggen, acht het hof te weinig specifiek en bovendien vanuit een oogpunt van een goede procesorde, te laat gedaan, in aanmerking genomen dat niet valt in te zien dat GIS dat al niet veel eerder had kunnen doen.
3.3.
De conclusie luidt dus dat GIS niet aan haar stelplicht heeft voldaan door haar stellingen onvoldoende te onderbouwen De grief van [appellant2] tegen de toewijzing van de vordering van GIS c.s. slaagt zodat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Het hof zal, opnieuw recht doende, de vordering van GIS alsnog afwijzen.
Opheffing van schorsing van executie en betaling van € 70.000,00
3.4.
[appellanten] vordert om de door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg uitgesproken schorsing van de door [appellante1] Adviesgroep opgestarte executie ten aanzien van het perceel van GIS aan de [adres] te [woonplaats2] op te heffen.
3.5.
Het executoriaal beslag betreft de executie van een grosse van een notariële geldleningsovereenkomst van 11 februari 2015. In die overeenkomst staat dat [appellante1] Adviesgroep op die datum een bedrag van € 700.000,00 aan GIS Holding heeft geleend. Blijkens de grosse van de notarieel verleden geldleningsovereenkomst staat echter vast dat op 11 februari 2015 geen bedrag is overgemaakt aan GIS c.s. [appellanten] beroept zich op een depotovereenkomst waarin is bepaald dat het geleende bedrag van € 700.000,00 door GIS aan [appellante1] Adviesgroep in bewaring wordt gegeven. Uit dit depot zou volgens [appellanten] een bedrag van in totaal € 70.000,00 aan GIS zijn betaald.
3.6.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de schorsing moet worden opgeheven beroept [appellanten] zich op de bepaling in de notariële akte van geldlening op pagina 3 onder "verdere bedingen" dat de administratie van schuldeiser tot definitief bewijs strekt van het door schuldenaar aan schuldeiser verschuldigde, behoudens tegenbewijs. [appellanten] heeft daartoe afschriften in het geding gebracht van een bankrekening op naam van Stichting Derdengelden [appellant2] . Dit betreft dus niet de administratie van de schuldeiser onder de geldlening, zijnde [appellante1] Adviesgroep, zodat het beroep op het bedoelde beding reeds hierom niet op gaat. [appellanten] heeft zijn standpunt niet verder toegelicht en onderbouwd zodat de vordering tot opheffing van de schorsing van de executie terecht is afgewezen.
3.7.
Daarnaast heeft [appellanten] bij akte zijn eis vermeerderd en vordert hij terugbetaling van het bedrag van in totaal € 70.000,00.
3.8.
Wat er van de toelaatbaarheid van deze eiswijziging – waartegen GIS ter zitting van het hof bezwaar heeft gemaakt – ook zij, deze vordering van [appellanten] deelt hetzelfde lot als de hiervoor behandelde vordering tot opheffing van de schorsing van de executie. [appellanten] stelt dat de betalingen zijn verricht onder de depotovereenkomst zodat op hem de stelplicht en bewijslast ligt van de feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen. [appellanten] heeft slechts afschriften van een bankrekening op naam van Stichting Derdengelden [appellant2] in het geding gebracht. Dat deze betalingen in opdracht van [appellanten] zijn verricht, is in het licht daarvan niet voldoende concreet toegelicht en van een deugdelijke onderbouwing voorzien.
Veilingkosten
3.9.
[appellanten] stelt dat hij onnodig veilingkosten heeft gemaakt die zijn ontstaan als gevolg van de schorsing van de executie. Hij heeft deze vordering echter niet toegelicht en ook geen bewijs overgelegd dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. [appellanten] heeft deze vordering dan ook onvoldoende feitelijk toegelicht zodat deze vordering terecht is afgewezen.
De conclusie
3.10.
Het hoger beroep slaagt gedeeltelijk. De vordering van GIS c.s zal alsnog worden afgewezen. Dit betekent dat de beslissingen onder 5.1 tot en met 5.3 in het vonnis van 24 februari 2020 zullen worden vernietigd. De vorderingen van [appellanten] zijn terecht afgewezen. Dit betekent dat de beslissingen onder 5.4 tot en met 5.7 in het vonnis van 24 februari 2020 in stand blijven. Omdat GIS c.s. grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof GIS c.s. tot betaling van de proceskosten in zowel in hoger beroep als bij de rechtbank veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 3.946,00
- salaris advocaat
€ 6.198,00(2 procespunten x tarief € 3.099,00)
Totaal € 10.144,00
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 83,38
- griffierecht € 5.517,00
- salaris advocaat
€ 9.702,00(2 procespunten x appeltarief VII)
Totaal € 15.302,38
3.11.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
3.12.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 februari 2020, behalve de beslissingen op de tegenvordering onder 5.4 tot en met 5.7 die hierbij worden bekrachtigd, en doet opnieuw recht:
4.2.
wijst de vordering van GIS c.s. af,
4.3.
veroordeelt GIS c.s. in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellanten] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 10.144,00 en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 15.302,38. Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente,
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en G.M. Menon, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.