Uitspraak
[klager] ,
klager,
[beklaagde] ,
beklaagde.
Namens het openbaar ministerie zijn in raadkamer verschenen de advocaten-generaal, respectievelijk mr. J. van Spanje en mr. J. van Zeijts.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2022 een beschikking gegeven in het kader van een klacht van een klager tegen het uitblijven van een strafvervolging tegen de beklaagde, die beschuldigd wordt van mishandeling van een hulpverlener. De klacht is op 1 april 2020 ingediend en het hof heeft in eerdere beschikkingen, waaronder een tussenbeschikking op 30 april 2021, verzocht om nader onderzoek door de officier van justitie. De advocaat-generaal heeft op 25 augustus 2022 in raadkamer gepleit voor het horen van de broer van de beklaagde als getuige, maar de officier van justitie weigerde dit verhoor te laten plaatsvinden.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klacht gegrond is en heeft de officier van justitie bevolen om de beklaagde alsnog te vervolgen ter zake van de mishandeling, gepleegd op 8 februari 2020. Het hof heeft ook gelast dat het getuigenverhoor van de broer van de beklaagde alsnog moet plaatsvinden, en dit in de vorm van een vordering aan de rechter-commissaris, zoals bedoeld in artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft benadrukt dat de aanzienlijke vertraging in de behandeling van de zaak onacceptabel is en dat het openbaar ministerie zich moet inspannen om dergelijke vertragingen in de toekomst te voorkomen. De beslissing van de officier van justitie om niet te vervolgen werd als niet te billijken beschouwd, gezien de impact van het voorval op de klager en de prioriteit die aan geweld tegen hulpverleners moet worden gegeven.