ECLI:NL:GHARL:2022:4801

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
21-437
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot vervolging na weigering nader onderzoek door officier van justitie

In deze beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 9 juni 2022, wordt ingegaan op een klacht van een klaagster over het uitblijven van strafvervolging tegen een onbekende beklaagde. De officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland heeft geweigerd om het door het hof noodzakelijk geachte nader onderzoek te verrichten. Het hof stelt vast dat deze weigering niet kan worden geaccepteerd, aangezien het hof zich onvoldoende geïnformeerd acht om op het beklag te beslissen. Het hof benadrukt dat het ontbreken van een expliciete wettelijke basis voor het verzoek om nader onderzoek niet betekent dat een dergelijk verzoek niet kan worden gedaan. Het hof is van mening dat de officier van justitie en de advocaat-generaal in vergelijkbare zaken doorgaans wel aan verzoeken van het hof voldoen.

Het hof beveelt daarom de vervolging van de beklaagde, waarbij de officier van justitie wordt gelast om een vordering in te dienen bij de rechter-commissaris voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoekshandelingen. De beschikking benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen en het belang van een volledig feitenoverzicht. Het hof betreurt de onnodige complicaties die voortkomen uit de weigering van de officier van justitie en roept deze op om in de toekomst gevolg te geven aan verzoeken van het hof tot nader onderzoek. De beschikking eindigt met de mededeling dat de identiteit van de beklaagde niet kan worden vermeld, omdat de officier van justitie niet bereid is geweest deze kenbaar te maken.

Uitspraak

Klachtnummer 21/210437
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Beschikkingd.d. 9 juni 2022 inzake de klacht van:

[klaagster] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen
klaagster,
ter zake van het uitblijven van een strafvervolging tegen

n.n.,

hierna te noemen
beklaagde.
De tussenbeschikking
Het hof heeft de advocaat-generaal bij tussenbeschikking van 23 november 2021 opgedragen nader onderzoek te doen verrichten. De inhoud van deze beschikking wordt hier als ingelast beschouwd.
Het verdere procesverloop
Bij brief van 16 mei 2022 heeft de advocaat-generaal laten weten dat de officier van justitie niet bereid is nader onderzoek te doen verrichten.
De motivering
1. Het hof constateert dat de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland heeft geweigerd het door het hof noodzakelijk geachte nadere onderzoek te doen verrichten, met als reden dat het doen verrichten van onderzoek een exclusieve bevoegdheid is van de officier van justitie, die slechts kan worden doorbroken door middel van een bevel vervolging. De advocaat-generaal verklaart slechts bereid te zijn opdrachten van het hof door te geleiden wanneer het relatief eenvoudige opsporingshandelingen betreft.
2. Het hof is van oordeel dat het ontbreken van een expliciete wettelijke basis voor het gelasten of verzoeken van nader onderzoek niet met zich brengt dat een dergelijk verzoek niet kan worden gedaan. De officier van justitie en de advocaat-generaal voldoen in vergelijkbare zaken doorgaans wel aan soortgelijke verzoeken van het hof. Bovendien ligt aan een verzoek van het hof om nader onderzoek te verrichten met regelmaat een door de advocaat-generaal in raadkamer gedaan voorstel met die strekking ten grondslag. In zaken als deze, waarbij het aanvankelijke onderzoek te beperkt is geweest en het hof zich vanwege het te summiere dossier onvoldoende geïnformeerd acht om op het beklag te beslissen, is het wijzen van een (tussen)beschikking teneinde het dossier nader te complementeren bij uitstek geschikt om de procedure op een zorgvuldige en efficiënte wijze tot een eind te brengen. Een zorgvuldige afweging van de in het geding zijnde belangen rechtvaardigt dat het hof, maar ook de advocaat-generaal, zich kan baseren op een zo volledig mogelijk feitenoverzicht. Bij een weigering de door het hof noodzakelijk geachte onderzoekshandelingen te doen verrichten, rest het hof geen andere mogelijkheid dan het zwaardere middel van een vervolging met toepassing van artikel 181 Sv te bevelen, met als bijkomende complicatie dat het hof gezien artikel 12e, tweede lid, Sv gehouden is de beklaagde te horen, terwijl die wellicht nog niet eerder enige verklaring heeft afgelegd en het hof niet een volledig dossier tot zijn beschikking heeft. Het hof betreurt dat deze minder zorgvuldige en onnodig bewerkelijke procedure moet worden gevolgd en geeft de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland in overweging in toekomstige gevallen gevolg te geven aan verzoeken van het hof tot het (laten) doen van nader onderzoek.
3. Het voorgaande, in samenhang met wat in de beschikking van 17 juni 2021 is overwogen, brengt mee dat het hof de vervolging van beklaagde zal bevelen, waarbij het hof zal gelasten dat de officier van justitie een vordering als bedoeld in artikel 181 Sv indient bij de rechter-commissaris, strekkend tot het verrichten van de onderzoekshandelingen die zijn vermeld in de tussenbeschikking van 23 november 2021.
4. Nu de officier van justitie niet bereid is geweest de identiteit van beklaagde kenbaar te maken, heeft het hof hem niet kunnen oproepen om te worden gehoord en kan zijn naam in deze beschikking niet worden vermeld.
De beslissing
Het gerechtshof:
beveelt de vervolging van beklaagde ter zake van het verlaten van de plaats van een ongeval, gepleegd op 5 februari 2020 te [plaats] ;
gelast de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland een vordering als bedoeld in artikel 181 Sv te doen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.J. Beswerda, W.M. van Schuijlenburg en L.G. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga als griffier.