Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] [woonplaats1] ,
[geïntimeerde2]te [woonplaats2] ,
[geïntimeerde3]te [woonplaats3] ,
[geïntimeerde4]te [woonplaats1] ,
[geïntimeerde5]te [woonplaats2] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de indiening van producties 10 tot en met 15 door Rijnmozaïk,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 11 mei 2022;
- de gezamenlijke akte uitlating partijen van 28 juni 2022, met producties van Rijnmozaïk.
2.Samenvatting van dit arrest
Los hiervan zal het hof bij het latere arrest een korting op de huurprijs vaststellen over de periode waarin de bedrijfsruimte wegens coronamaatregelen was gesloten of beperkt geopend. Ook zal de huurder daarbij veroordeeld om de maandhuur/gebruiksvergoeding te blijven doorbetalen.
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
de huuropzegging
in ieder gevalvoor, zodat het de vraag is welke van de twee vóór gaat op het andere. Omdat het in lid 3 gaat om een nadere invulling van de belangenafweging en lid 4 een afzonderlijk wetsartikellid is, heeft de wetgever kennelijk bedoeld dat indien de bedrijfsvoering van de huurder niet is geweest zoals een goed huurder betaamt, de belangenafweging van lid 3 er niet alsnog toe kan leiden dat de vordering tot beëindiging van de huur wordt afgewezen; in dat geval moet de rechter de vordering toewijzen. Hierop bestaan uitzonderingen (bijvoorbeeld door de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid), maar gelet op het voorgaande zal het hof eerst onderzoeken of de bedrijfsvoering van Rijnmozaïk niet is geweest zoals een goed huurder betaamt (past).
Uit artikel 7:295 lid 2 BW blijkt dat de verhuurder zich in het verband van de huurbeëindiging uitsluitend mag beroepen op gronden die in zijn opzeggingsbrief staan vermeld.
contractuelehuur had betaald. Hieruit volgt dat Rijnmozaïk een bedrag van € 3.138,15 van de Erven tegoed heeft. De Erven zullen worden veroordeeld tot betaling daarvan, zoals Rijnmozaïk heeft gevorderd. Voor het overige is niet gebleken van teveel betaalde huur en zal deze vordering van Rijnmozaïk worden afgewezen.
nietintrekken is Rijnmozaïk de in eerste aanleg en in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Zij zal de kosten van die procedure in conventie moeten dragen, precies zoals de kantonrechter dat al heeft beslist. Beide partijen worden in dit geval in hoger beroep deels in het ongelijk gesteld, en het hof zal de kosten van het hoger beroep dan over partijen verdelen (compensatie).
welintrekken, zijn zij in conventie de in het ongelijk te stellen partij en in hoger beroep de grotendeels in het ongelijk te stellen partij. Zij zullen in dat geval bij later arrest in de kosten van de beide instanties worden veroordeeld. Het hof zal daarbij de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Rijnmozaïk begroten op het door haar betaalde griffierecht (€ 772), de gemaakte explootkosten (€ 94,81) en een forfaitaire vergoeding wegens advocatensalaris van € 2.785, dit laatste overeenkomstig het liquidatietarief (2½ punt van tarief II in hoger beroep). In totaal is dat € 3.651,81.
6.De beslissingen
rolzitting van 15 november 2022hun vorderingen tot huurbeëindiging in te trekken,
bepaalt dat Rijnmozaïk
nietin staat zal worden gesteld daarop te reageren en dat het hof na die rolzitting opnieuw arrest zal wijzen
op een termijn van twee weken;
houdt verdere beslissingen aan.