ECLI:NL:GHARL:2022:9156

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
200.277.887/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over tekortkomingen in aannemingsovereenkomst en overeenkomst van opdracht tussen opdrachtgever, architect en aannemer

In deze zaak heeft de opdrachtgever, hierna [appellant], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn vorderingen tegen de architect [geïntimeerde2] en aannemer Collect Bouwgroep zijn afgewezen. De zaak betreft een geschil over de bouw van een nieuwbouwwoning, waarbij [appellant] schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomsten vorderde. De rechtbank oordeelde dat zowel de architect als de aannemer tekort zijn geschoten in hun verplichtingen, maar dat deze tekortkomingen niet toerekenbaar waren, waardoor geen aanspraak op schadevergoeding of ontbinding kon worden gemaakt. Het hof bevestigt dit oordeel en oordeelt dat de tekortkomingen van de aannemer en architect niet toerekenbaar zijn, en dat de vorderingen van [appellant] om schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomsten niet kunnen worden toegewezen. Het hof wijst erop dat [appellant] in zijn eis meerdere keren is gewijzigd, maar dat de kern van de zaak blijft dat de tekortkomingen niet aan de aannemer of architect kunnen worden toegerekend. De vordering tot nakoming van de aannemingsovereenkomst wordt eveneens afgewezen, omdat de aannemer in redelijkheid de bouw niet kon voortzetten in afwachting van de uitkomst van de discussie over de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden/Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.277.887/01
zaaknummers rechtbank NL19.4585 en NL 19.17431
arrest van 25 oktober 2022
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser,
hierna [appellant] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. D.M.R. Janssen, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen

1.Collect Bouwgroep B.V.,

die gevestigd is in Purmerend,
2.
[geïntimeerde2] ,
die woont in [woonplaats1] ,
geïntimeerden
en die bij de rechtbank optraden als gedaagden,
hierna samen te noemen Collect Bouwgroep c.s. en ieder afzonderlijk Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] ,
vertegenwoordigd door mr. F.A.J.H. de Lugt (Collect Bouwgroep) en mr. Karacelik ( [geïntimeerde2] ).

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, op 25 februari 2020 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 29 april 2020 met de grieven en een incidentele vordering tot schorsing van de executie,
  • incidentele conclusie van antwoord in het incident van 1 september 2020,
  • het arrest van 17 november 2020 waarin de incidentele vordering is afgewezen en de beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak,
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde2] van 2 februari 2021,
  • de memorie van antwoord van Collect Bouwgroep van 2 maart 2021,
  • de akte van [appellant] met de producties 48 t/m 53 en een wijziging van eis, toegezonden bij brief van 7 februari 2022,
  • de akte van [appellant] , toegezonden bij H12-formulier van 27 juni 2022, met de producties 54-56 en opnieuw een wijziging van eis;
  • brief van mr. Janssen namens [appellant] van 5 juli 2022 met verbeterde bijlage 56,
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 8 juli 2022 is gehouden.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellant] heeft een kavel gekocht om daarop een nieuwbouwwoning te bouwen. Voor het ontwerp van de nieuwbouwwoning heeft [appellant] een overeenkomst van opdracht met [geïntimeerde2] gesloten en voor de bouw van de woning is [appellant] met Collect Bouwgroep een aannemingsovereenkomst aangegaan. Enkele maanden na de start van de bouw bleek dat in afwijking van het bij de gemeente goedgekeurde bouwplan werd gebouwd. De gemeente wilde met betrekking tot de wijzigingen een architectonische verklaring. In afwachting van die verklaring zijn de bouwwerkzaamheden gestaakt. [appellant] stelt daardoor schade te hebben geleden. Volgens [appellant] is die schade het gevolg van het in strijd met de overeenkomsten handelen door [geïntimeerde2] en/of Collect Bouwgroep. [appellant] heeft de rechtbank gevraagd de overeenkomsten te ontbinden en [geïntimeerde2] en/of Collect Bouwgroep te veroordelen aan hem zijn schade te vergoeden. Voor het geval de overeenkomsten niet worden ontbonden en [geïntimeerde2] en/of Collect Bouwgroep geen schade hoeven te vergoeden, heeft [appellant] in hoger beroep ook gevraagd dat Collect Bouwgroep de woning afbouwt.
2.2
De rechtbank heeft geoordeeld dat zowel [geïntimeerde2] als Collect Bouwgroep in hun verplichtingen uit de overeenkomsten zijn tekortgeschoten, maar dat die tekortkomingen hen niet kunnen worden toegerekend. Ook rechtvaardigen die tekortkomingen geen ontbinding van de overeenkomsten. De vorderingen van [appellant] zijn afgewezen.
2.3
[appellant] heeft in hoger beroep de formulering van zijn eis meerdere malen gewijzigd, maar wil nog steeds dat [geïntimeerde2] en Collect Bouwgroep zijn schade vergoeden en als die schade niet wordt vergoed dat Collect Bouwgroep de woning afbouwt.
2.4
Het hof oordeelt alleen over de grondslag of Collect Bouwgroep c.s. in hun contractuele verplichtingen tegenover [appellant] zijn tekort geschoten, of de overeenkomst(en) moet(en) worden ontbonden, of Collect Bouwgroep c.s. op die twee grondslagen verplicht zijn de schade van [appellant] te vergoeden en of Collect Bouwgroep gehouden is de woning af te bouwen. Het hof volgt de rechtbank in het oordeel dat de tekortkomingen niet toerekenbaar zijn en dat de tekortkomingen ontbinding van de overeenkomsten niet rechtvaardigen. Ook hoeft Collect Bouwgroep in de gegeven omstandigheden de woning niet af te bouwen.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.1
[geïntimeerde2] oefende onder de handelsnaam “ [naam1] ” in de vorm van een eenmanszaak een ontwerpbureau uit.
3.2
[appellant] en zijn vrouw wilden in het gebied [naam2] een woning voor hun gezin laten bouwen. De gemeente Almere (hierna: de gemeente) heeft [appellant] en zijn vrouw in de gelegenheid gesteld in dat gebied een kavel te kopen, waartoe zij eerst een bouwplan moesten indienen dat de gemeente moest goedkeuren.
3.3
In oktober 2015 is [appellant] met [geïntimeerde2] een overeenkomst van opdracht aangegaan voor het ontwerpen van de woning. Er is met [geïntimeerde2] een honorarium van € 15.500,- afgesproken, waarbij is uitgegaan van een totale bouwsom van circa € 230.000,- tot € 240.000,-. Tot de overeengekomen werkzaamheden behoren het maken van tekeningen (Voorlopig Ontwerp, Definitief Ontwerp en Bestektekeningen), het aanleveren van berekeningen (voor daglicht, ventilatie, constructie en EPC), het toetsen van het bouwplan aan het Bouwbesluit, het aanvragen van de SRV (Stedenbouwkundige Randvoorwaarden)-toetsing en de omgevingsvergunning, het opstellen van een technische omschrijving, de aanbesteding en de bouwbegeleiding.
3.4
Bij de gemeente is namens [appellant] het bouwplan voor de te bouwen woning ingediend. De gemeente heeft op 5 juli 2016 op basis van de tekening van 28 november 2015 het bouwplan goedgekeurd (hierna: het goedgekeurde bouwplan).
3.5
De omgevingsvergunning voor de bouw van de woning is enkele maanden na de goedkeuring van het bouwplan op 15 november 2016 aangevraagd.
3.6
Kort daarna is op 13 december 2016 Collect Bouwgroep opgericht. De bestuurders zijn [geïntimeerde2] en [naam3] (hierna: [naam3] ).
3.7
De gemeente heeft aan [appellant] en zijn vrouw de kavel voor de te bouwen woning verkocht voor de verkoopsom van € 65.625,-. De koopovereenkomst is op
20/22 februari 2017 getekend.
3.8
Op 10 mei 2017 is de omgevingsvergunning verleend. In de bijlage bij de omgevingsvergunning wordt onder meer verwezen naar een bouwtekening van
26 oktober 2016. Later blijkt dat deze bouwtekening op onderdelen afwijkt van het goedgekeurde bouwplan. Op enig moment is voor wijzigingen nog een revisievergunning aangevraagd die ook is verkregen.
3.9
Op 28 mei 2017 is tussen [appellant] en Collect Bouwgroep voor de bouw van de woning een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. De aanneemsom is € 172.350,- incl. btw en moest in 10 termijnen worden betaald. In de aannemingsovereen-komst heeft Collect Bouwgroep zich verplicht de woning te bouwen overeenkomstig “het bestek met bijbehorende tekening(en)/de offerte van Aannemer d.d. 23 mei 2017 met bijbehorende werkomschrijving bestaande uit `Technische omschrijving Kavel [nummer1] ’”. Tot de bijlagen bij de aannemingsovereenkomst behoren de tekeningen van 23 mei 2017 en de door [geïntimeerde2] aangeleverde berekeningen.
3.1
In augustus 2017 is Collect Bouwgroep met de bouw van de woning begonnen. Begin december 2017 heeft Collect Bouwgroep de factuur voor de zevende termijn verzonden ten bedrage van € 17.235,- incl. BTW. Dit bedrag is verschuldigd als het dak waterdicht is gemaakt. Vooruitlopend daarop heeft [appellant] dit termijnbedrag uit het bouwdepot voldaan.
3.11
In december 2017 zijn de bouwwerkzaamheden gestaakt omdat er volgens de gemeente ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan afwijkend werd gebouwd.
3.12
De heer [naam4] , projectleider bij de gemeente, (hierna veelal: ambtenaar [naam4] ) heeft bij e-mail van 14 december 2017 aan [geïntimeerde2] – via de mailadressen van [geïntimeerde2] en Collect Bouwgroep – een telefoongesprek bevestigd dat een bespreking moet plaatsvinden over de uitbouw aan de achterzijde van de woning met dakterras en de wijzigingen van het bouwplan bij de vergunningaanvraag en de latere revisietekening ten opzichte van het (eerdere) goedgekeurde bouwplan. Het gaat daarbij onder meer om de wijzigingen in gevelindelingen en openingen, overstekken, raampartijen, materialisering/afwerking en logia. Uiteindelijk heeft op 2 januari 2018 bij de gemeente een bespreking plaatsgevonden, waarbij ook [appellant] aanwezig was. Op de door ambtenaar [naam4] in zijn e-mail van 14 december 2017 genoemde aandachtspunten, die in de e-mail van 3 januari 2018 nader zijn geconcretiseerd, was een nadere reactie nodig die [geïntimeerde2] zou geven. Na enig aandringen van de gemeente heeft [geïntimeerde2] bij e-mails van
16 (met c.c. aan [appellant] ) en 17 januari 2018 een reactie gegeven. Die reacties zijn voor de gemeente niet toereikend.
3.13
In de tweede helft van januari 2018 beklaagt [appellant] zich bij [geïntimeerde2] over zijn late reacties op de verzoeken van de gemeente. [geïntimeerde2] antwoordt bij e-mail van
23 januari 2018 dat de aanvullende tekeningen door de tekenaar van de aannemer worden gemaakt die [appellant] van Collect Bouwgroep zal ontvangen. Volgens [geïntimeerde2] is “na het positief beoordeling van de vergunning (…) mijn taak als ontwerper van jullie klaar”. Collect Bouwgroep zendt bij e-mail van 6 februari 2018 aan [appellant] de aangepaste tekeningen voor zijn woning. Aan [appellant] wordt gevraagd of hij met de wijzigingen, inclusief de veranderingen aan de kozijnen/ramen, instemt.
3.14
Bij e-mail van 19 februari 2018 bericht [geïntimeerde2] de gemeente dat [appellant] met de aannemer over de wijzigingen nog geen overeenstemming heeft bereikt en dat naar hij begrijpt er nieuwe wijzigingen komen. De e-mail besluit met: “Voor dat ik uw kan berichten moet ik de definitief akkoord van de opdrachtgever krijgen. Deze heb ik nog niet.”
3.15
Hierop volgen in februari en maart 2018 nog enige e-mails en whatsapp berichten. Zo laat [geïntimeerde2] bij e-mail van 19 maart 2018 aan Collect Bouwgroep, [appellant] en ambtenaar [naam4] weten dat bij de gemeente nog tekenwerk moet worden ingediend voorzien van een architectonische verklaring waarin wordt aangegeven waarom de aangebrachte wijzigingen ‘zijn gebeurd’. [geïntimeerde2] besluit deze e-mail met de zin: “Zoals ik ook eerder heb aangegeven, dit wil doen na dat opdrachtgever mij het opdracht geeft om dit te gaan doen.” In één van de e-mails in deze periode bericht Collect Bouwgroep [appellant] op 26 maart 2018 dat aan hem meerdere keren is gevraagd in te stemmen met de wijzigingen die op de tekeningen van tekenaar [naam5] zijn aangegeven en dat die instemming is uitgebleven. Daardoor kan volgens Collect Bouwgroep [geïntimeerde2] het tekenwerk niet bij de gemeente indienen en als ontwerper van de woning onderbouwen.
3.16
Bij e-mail van 11 april 2018 heeft de ambtenaar [naam4] [appellant] en Collect Bouwgroep verschillende bij de gemeente ingediende bouwtekeningen toegezonden en toegelicht waarom de architectonische verklaring nodig is:
“Bijgevoegd de tekeningen die zijn ingediend. De tekening van 28-11-2015 is het goedgekeurde bouwplan door de supervisor als ook ingediend en goedgekeurd bij de SRV-toets, het goedgekeurde bouwplan maakt onderdeel uit van de koopovereenkomst.
In afwijking van dit goedgekeurde bouwplan zijn er bij de Omgevingsvergunning gewijzigde tekeningen ingediend en bij een revisie na vergunningverlening zijn er nogmaals wijzigingen doorgevoerd. Zoals in de bijgevoegde mailcorrespondentie is meerdere malen verzocht om een architectonisch beargumentering van de wijzigingen t.o.v. het goedgekeurde bouwplan zodat deze beoordeeld kunnen worden.”
3.17
De toenmalige gemachtigde van [appellant] heeft Collect Bouwgroep bij brief van
20 april 2018 gesommeerd de bouwwerkzaamheden van de woning te hervatten en overeenkomstig het goedgekeurde bouwplan uit te voeren. [geïntimeerde2] is bij brief van 23 april 2018 gesommeerd er voor te zorgen dat de bouw van de woning wordt hervat en het geschil met de gemeente wordt opgelost omdat de woning moet worden gebouwd overeenkomstig het goedgekeurde bouwplan. Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] hebben aan deze sommaties geen gevolg gegeven.
3.18
Collect Bouwgroep heeft [appellant] bij brief van 4 juni 2018 laten weten dat vanwege de met [geïntimeerde2] opgedane negatieve ervaringen de samenwerking met hem per direct is beëindigd.
3.19
[appellant] heeft Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] in kort geding betrokken en gevorderd dat overeenkomstig de aanmaningsbrieven van 20 en 23 april 2018 de werkzaamheden voor de bouw van de woning worden hervat en voltooid. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 24 september 2018 de vorderingen afgewezen.
3.2
Bij e-mail van 12 december 2018 heeft een andere door [appellant] aangezochte architect nieuwe tekeningen ter goedkeuring bij de gemeente ingediend. Op 2 januari 2019 heeft de gemeente de goedkeuring gegeven.
3.21
[appellant] heeft een nieuwe aannemer aangezocht om de werkzaamheden te hervatten en de bouw van de woning te voltooien. Bij brief van 18 januari 2019 – per abuis is het jaartal 2018 vermeld – is voor deze werkzaamheden een bedrag van € 301.081,34 incl. btw geoffreerd.

4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank

4.1
[appellant] is bij de rechtbank twee procedures gestart. De eerste procedure is gericht tegen Collect Bouwgroep, [naam3] Beheer en [geïntimeerde2] (NL19.4585). De tweede procedure is gericht tegen Collect Bouwgroep en [naam3] Beheer (NL19.17431). In het incidenteel vonnis van 21 oktober 2019 zijn beide procedures gevoegd.
4.2
Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft [appellant] de vorderingen tegen [naam3] Beheer ingetrokken. In het eindvonnis van 25 februari 2020 is [appellant] in de proceskosten van [naam3] Beheer veroordeeld welke zijn begroot op nihil.
4.3
[appellant] heeft tegen [geïntimeerde2] gevorderd voor recht te verklaren dat [geïntimeerde2] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht en aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade en dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst van opdracht wordt ontbonden. [appellant] heeft ook gevorderd dat [geïntimeerde2] wordt veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag nader op te maken bij staat dat [appellant] ten onrechte aan [geïntimeerde2] heeft betaald en hoofdelijk (samen met Collect Bouwgroep) wordt veroordeeld tot betaling van de gevolgschade, de immateriële schade en de kosten van vervoer van zijn dochter naar school. [appellant] heeft verder gevorderd [geïntimeerde2] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
4.4
De rechtbank heeft de tussen [appellant] en [geïntimeerde2] gesloten overeenkomst van opdracht uitgelegd en geoordeeld dat onder ‘bouwbegeleiding’ ook valt het indienen van een architectonische verklaring naar aanleiding van wijzigingen in het ontwerp. In deze verplichting is [geïntimeerde2] volgens de rechtbank tekort geschoten. De schadevergoeding ten gevolge van deze tekortkoming heeft de rechtbank afgewezen omdat de tekortkoming niet aan [geïntimeerde2] toerekenbaar is. De ontbinding is afgewezen omdat de tekortkoming van te geringe betekenis is om de ontbinding van de overeenkomst van opdracht te rechtvaardigen.
4.5
[appellant] heeft tegen Collect Bouwgroep gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Collect Bouwgroep tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst en aansprakelijk is voor de daardoor geleden en te lijden schade en dat voor recht wordt verklaard dat de aannemingsovereenkomst per direct wordt ontbonden. [appellant] heeft ook gevorderd dat Collect Bouwgroep als gevolg van de tekortkomingen wordt veroordeeld tot betaling van de kosten om de woning te bouwen (€ 301.081,34) en hoofdelijk (samen met [geïntimeerde2] ) tot betaling van de nader bij staat op te maken gevolgschade, immateriële schade en de kosten van vervoer van zijn dochter naar school. Voorts is gevorderd Collect Bouwgroep te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.6
De rechtbank heeft geoordeeld dat Collect Bouwgroep op grond van de aannemingsovereenkomst verplicht was de woning te bouwen en dat Collect Bouwgroep in die verplichting is tekortgeschoten.
Deze tekortkoming kan Collect Bouwgroep volgens de rechtbank niet worden toegerekend, zodat de gevorderde schadevergoeding op grond van wanprestatie wordt afgewezen. Ook rechtvaardigt de tekortkoming geen algehele ontbinding van de aannemingsovereenkomst, zodat ook de vordering tot ontbinding wordt afgewezen.
4.7
[appellant] is in de proceskosten van [geïntimeerde2] en Collect Bouwgroep veroordeeld, waarbij alleen de proceskostenveroordeling tegenover Collect Bouwgroep uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

5.De beoordeling van het hoger beroep

Wijziging van eis bij appeldagvaarding
5.1
[appellant] heeft in de appeldagvaarding zijn klachten (‘grieven’) tegen het eindvonnis van de rechtbank opgenomen en zijn eis geformuleerd die ten opzichte van zijn eis bij de rechtbank op een enkel onderdeel een wijziging inhoudt. Zo vordert [appellant] onder meer dat
hij wordt gemachtigd de woning door een andere aannemer en een andere architect te laten afbouwen, waarbij [geïntimeerde2] en Collect Bouwgroep hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de kosten van € 301.081,34 incl. btw onder toekenning van een voorschot binnen een week na het wijzen van arrest van € 100.000,- (sub VI). Subsidiair heeft [appellant] gevorderd dat Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] hoofdelijk op straffe van een dwangsom worden veroordeeld binnen één week na betekening van het arrest opnieuw te starten met de bouw van de woning en nadat met de bouwwerkzaamheden is gestart de bouw zonder onderbrekingen voort te zetten en af te ronden binnen een door het hof te bepalen termijn (sub XIII).
5.2
Deze eiswijziging is bij eerste gelegenheid in hoger beroep gedaan en daartegen zijn door [geïntimeerde2] en Collect Bouwgroep geen bezwaren gemaakt. Deze eiswijziging komt het hof ook niet in strijd met de goede procesorde voor, zodat deze eiswijziging, voor zover nadien gehandhaafd, wordt toegelaten.
Eiswijziging bij aktes na memoriewisseling
5.3
[appellant] heeft na de memoriewisseling bij akte, toegezonden bij brief van
7 februari 2022, de eis gewijzigd. Met deze wijziging heeft [appellant] enkele vorderingen niet langer gehandhaafd (de vorderingen sub VIII, IX en XII), een aantal vorderingen geherformuleerd en nieuwe vorderingen aan de eis toegevoegd. Zo heeft [appellant] de
subsidiairevordering dat op straffe van een dwangsom de werkzaamheden voor de bouw van de woning overeenkomstig de aannemingsovereenkomst worden uitgevoerd geherformuleerd en beperkt tot alleen Collect Bouwgroep (sub C). Nieuw is dat [appellant] ten aanzien van [geïntimeerde2]
subsidiairvordert de overeenkomst van opdracht tussen hen wegens bedrog dan wel dwaling te vernietigen en met veroordeling tot terugbetaling van € 18.755,- vermeerderd met de wettelijke rente (sub D).
5.4
Bij brief van 29 juni 2022 heeft [appellant] nog een akte toegezonden met daarbij de producties 54 t/m 56. In deze akte is ook de eis opnieuw gewijzigd. [appellant] vordert in de laatste akte:
  • primair: Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 278.316,33 aan schadevergoeding;
  • subsidiair: Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van schade nader op te maken bij staat onder toekenning van een voorschot van € 43.087,50;
  • subsidiair: Collect Bouwgroep op straffe van een dwangsom te veroordelen de werkzaamheden voor de bouw van de woning op basis van de aannemingsovereenkomst en de door de gemeente goedgekeurde tekening van de nieuwe architect van december 2018 te hervatten en de woning binnen vier maanden na betekening van het arrest op te leveren;
  • primair en subsidiair: Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
5.5
Ter zitting heeft [appellant] aan de vordering tot schadevergoeding tegen [geïntimeerde2] nieuwe rechtsgronden toegevoegd. Naast de tekortkoming uit de overeenkomst wordt aan de vordering tot schadevergoeding ook ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde2] tegenover [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [geïntimeerde2] als bestuurder van Collect Bouwgroep tegenover [appellant] aansprakelijk is.
5.6
[geïntimeerde2] en Collect Bouw hebben tegen de beide eiswijzigingen bij de aktes na memoriewisseling en de ter zitting aangevoerde nieuwe grondslagen bezwaar gemaakt.
Dit bezwaar wordt verworpen voor zover het ziet op de onderdelen waarbij de in de memorie van grieven ingestelde eis (nagenoeg) zonder inhoudelijke wijziging is geherformuleerd of is verminderd. Ook het bezwaar gericht tegen het gevorderde nieuwe schadebedrag wordt verworpen nu in hoger beroep door de offerte van een nieuwe aannemer [appellant] de schade heeft kunnen onderbouwen.
Het bezwaar is gegrond voor zover gericht tegen de nieuwe grondslagen voor de vordering tegen [geïntimeerde2] , te weten bedrog, dwaling, onrechtmatige daad en bestuurdersaansprakelijk-heid. Deze eiswijzigingen zijn in strijd met de in beginsel strakke twee conclusie regel en naar het oordeel van het hof strijdig met de goede procesorde doordat een behoorlijke gelegenheid zich tegen deze eerst ter zitting toegelichte nieuwe grondslagen behoorlijk te verweren heeft ontbroken.
5.7
Dit betekent dat het hof binnen het door de grieven begrensde geschil in hoger beroep - en voor wat betreft de schadevergoeding op de grondslagen van een toerekenbare tekortkoming of (partiële) ontbinding van de overeenkomsten en voor wat betreft de hervatting van de werkzaamheden op nakoming van de verplichtingen - zal beoordelen of
  • Collect Bouwgroep en/of [geïntimeerde2] gehouden zijn tot betaling van (primair) een schadevergoeding van € 278.316,33, althans (subsidiair) een schadevergoeding nader op te maken bij staat onder toekenning van een voorschot van € 43.087,50;
  • subsidiair: Collect Bouwgroep op straffe van een dwangsom dient te worden veroordeeld om de werkzaamheden voor de bouw van de woning op basis van de aannemingsovereenkomst en de door de gemeente goedgekeurde tekening van de nieuwe architect van december 2018 te hervatten en de woning binnen vier maanden na betekening van het arrest op te leveren;
  • primair en subsidiair: Collect Bouwgroep en [geïntimeerde2] dienen te worden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
5.8
[appellant] heeft vijf grieven tegen het vonnis ingebracht.
Met grief I bestrijdt [appellant] dat de tekortkoming van [geïntimeerde2] niet toerekenbaar is en met grief II dat de tekortkoming een (partiële) ontbinding van de overeenkomst van opdracht niet rechtvaardigt.
Met de grieven III en IV komt [appellant] op tegen de oordelen van de rechtbank over de op Collect Bouwgroep rustende verplichtingen en met grief V dat de door de rechtbank vastgestelde tekortkoming niet aan Collect Bouwgroep kan worden toegerekend.
[appellant] is niet opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank in randnummer 4.24 van het vonnis dat de (vastgestelde) tekortkoming van Collect Bouwgroep een ontbinding van de aannemingsovereenkomst niet rechtvaardigt.
Met
grief VIkomt [appellant] op tegen de randnummers 4.27 en 4.28 van het vonnis waarin de rechtbank overweegt dat [appellant] ter zitting bij de rechtbank de vorderingen tegen [naam3] Beheer heeft ingetrokken. In het dictum is [appellant] veroordeeld in de proceskosten van [naam3] Beheer, maar die proceskosten zijn op nihil gesteld. [naam3] Beheer is in hoger beroep geen partij en ook overigens is niet van enig belang van [appellant] bij deze grief gebleken, zodat grief VI faalt.
5.9
Het hof zal in het licht van de gewijzigde vorderingen en de grieven I en II eerst de vorderingen tegen [geïntimeerde2] beoordelen en vervolgens met inachtneming van de gewijzigde vorderingen en de grieven III t/m V de vorderingen tegen Collect Bouwgroep beoordelen.
Vordering tegen [geïntimeerde2]
5.1
In randnummer 4.8 van het vonnis heeft de rechtbank overwogen dat tot de werkzaamheden waartoe [geïntimeerde2] zich in de overeenkomst van opdracht tegenover [appellant] heeft verplicht ook behoort ‘bouwbegeleiding’. De rechtbank heeft geoordeeld dat daaronder ook is begrepen het indienen van een architectonische verklaring. [geïntimeerde2] heeft de architectonische verklaring niet bij de gemeente ingediend. De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 4.8 en 4.10 geoordeeld dat [geïntimeerde2] daarmee in zijn contractuele verplichting tegenover [appellant] is tekort geschoten. Tegen dit oordeel is niet opgekomen. [appellant] betoogt met grief I dat deze tekortkoming toerekenbaar is en met grief II dat de tekortkoming een ontbinding van de overeenkomst van opdracht rechtvaardigt.
5.11
Voor de beoordeling of de tekortkoming aan [geïntimeerde2] kan worden verweten en daarmee kan worden toegerekend stelt het hof het volgende voorop.
Anders dan de rechtbank acht het hof voor de beoordeling van de vraag of [geïntimeerde2] verwijtbaar heeft gehandeld niet van belang of [appellant] zich tot een andere architect had kunnen wenden. Dat kan een relevant aspect zijn voor de vraag of [appellant] eigen schuld heeft, maar is voor het al dan niet verwijtbaar zijn van het handelen van [geïntimeerde2] niet van belang.
De gemeente verlangde de architectonische verklaring voor de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan van 5 juli 2016 waaraan de bouwtekening van
28 november 2015 ten grondslag lag. Geruime tijd na eind 2015 heeft [appellant] Collect Bouwgroep als aannemer aangezocht, waartoe op 28 mei 2017 een aannemingsovereenkomst is gesloten. In die aannemingsovereenkomst is Collect Bouwgroep niet verplicht de woning overeenkomstig de bouwtekening van 28 november 2015 (het goedgekeurde bouwplan) te bouwen, maar een woning op basis van een andere bouwtekening gedateerd 23 mei 2017 met een bestek en technische omschrijving. Tussen de bouwtekening met bestek en technische omschrijving bij de aannemingsovereenkomst en de tekening van het goedgekeurde bouwplan bestaan verschillen. Een reden voor de latere wijzigingen in de bouwtekening bij de aannemingsovereenkomst kan budgettair zijn. [appellant] heeft ter zitting bij de rechtbank toegelicht dat hij voor zowel de koop van de kavel als de bouw van de woning € 300.000,- beschikbaar had. Van dit bedrag moest de koopsom van € 65.625,- met kosten, het honorarium van [geïntimeerde2] van € 15.500,- met kosten en de aanneemsom worden betaald. De aanneemsom is uiteindelijk uitgekomen op € 172.350,-.
Op zichzelf heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellant] bekend is geraakt met de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan. Dat is volgens de eigen stellingen van [appellant] in ieder geval in het eerste kwartaal van 2018 geweest. Maar de enkele omstandigheid van bekendheid met de wijzigingen is niet voldoende om aan te nemen dat [appellant] met die wijzigingen had ingestemd en/of nog steeds instemde.
Tegen deze achtergrond - gewijzigde bouwtekeningen en budget - en gelet op de discussie die in december 2017/begin januari 2018 tussen [appellant] en [geïntimeerde2] ontstond waarbij de verhoudingen verstoord raakten, mocht [geïntimeerde2] in beginsel verlangen dat [appellant] expliciet instemde met de wijzigingen van het goedgekeurde bouwplan voor welke wijzigingen [geïntimeerde2] een architectonische verklaring had af te geven. Zo had [geïntimeerde2] er voor te waken dat hij enerzijds geen architectonische verklaring aanleverde voor wijzigingen die [appellant] niet (meer) wilde en anderzijds dat wijzigingen die [appellant] niet meer wilde een verandering in de afspraken in de aannemingsovereenkomst tot gevolg had die voor [appellant] tot kostenverhoging konden leiden.
5.12
In ieder geval gaat het om de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan die de ambtenaar [naam4] in zijn e-mail van 3 januari 2018 heeft opgesomd.
Zoals onder meer uit de brief van de toenmalige advocaat van [appellant] van 23 april 2018 aan [geïntimeerde2] blijkt, stemde [appellant] in ieder geval in 2018 niet (meer) met al die wijzigingen in. Zoals hiervoor is overwogen is uitgangspunt dat [geïntimeerde2] de expliciete instemming van [appellant] mocht verlangen. Dit is anders als het een wijziging betreft waarmee [appellant] in de aannemingsovereenkomst met Collect Bouwgroep niet heeft ingestemd en/of niet van ondergeschikte betekenis is.
Een van de wijzigingen is het balkon. De gemeente heeft eind 2017/begin 2018 verklaard ten onrechte met het balkon in het goedgekeurde bouwplan te hebben ingestemd. In het overleg met de gemeente op 2 januari 2018 is besproken dat als alternatief een zogeheten Frans balkon kon worden gerealiseerd. [appellant] had hiertegen geen bezwaar. Daarmee mocht [geïntimeerde2] in ieder geval voor deze wijziging - de enige wijziging die afweek van zowel het goedgekeurde bouwplan als de aannemingsovereenkomst - de schriftelijke instemming van [appellant] verlangen.
De tweede wijziging is volgens [appellant] de ramenpartij geweest. In het goedgekeurde bouwplan is uitgegaan van drie ramen. In de bouwtekening en bestek bij de aannemingsovereenkomst is ook uitgegaan van drie ramen. Kennelijk is in de omgevingsvergunning sprake geweest van één raam, maar uit de eigen stellingen van [appellant] volgt dat dit (door [geïntimeerde2] ) is hersteld in de revisievergunning. Het is hierdoor de vraag of de architectonische verklaring ook zag op de zogeheten ramenwissel, maar als dat zo is, was die ramenwissel de wens van [appellant] . Daarmee mocht [geïntimeerde2] ook voor deze wijziging de expliciete instemming van [appellant] verlangen.
Kennelijk zijn alleen deze eerste twee wijzigingen voor [appellant] van belang geweest. De andere wijzigingen heeft [appellant] niet behoorlijk toegelicht. Zo heeft [appellant] bijvoorbeeld niet aangegeven dat het ook een afwijking/verandering van de bouwtekening bij de aannemingsovereenkomst betrof zodat [geïntimeerde2] zijn schriftelijke instemming met die wijzigingen niet mocht verlangen.
Onder deze omstandigheden heeft het hof het er voor te houden dat [geïntimeerde2] in redelijkheid voor de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan de instemming van [appellant] met die wijzigingen mocht verlangen en doordat [appellant] die instemming niet heeft gegeven [geïntimeerde2] niet verwijtbaar heeft gehandeld.
Grief Ifaalt derhalve.
5.13
Met grief II bestrijdt [geïntimeerde2] randnummer 4.14 van het vonnis, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de vastgestelde tekortkoming, zijnde het niet indienen van de architectonische verklaring, van te geringe betekenis is om ontbinding van de overeenkomst van opdracht met [geïntimeerde2] te rechtvaardigen. Het hof volgt dit oordeel van de rechtbank. Zoals hiervoor is overwogen mocht [geïntimeerde2] voor de door de gemeente verlangde wijziging aan het balkon, de ramenwissel en de andere wijzigingen de schriftelijke instemming van [geïntimeerde2] verlangen, welke instemming hij niet heeft gegeven. De geschonden contractuele verplichting dient tegen deze achtergrond te worden gewogen. Aldus gewogen is de geschonden verplichting, mede afgezet tegen de overige op [geïntimeerde2] rustende verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst, aan te merken als een geringe tekortkoming.
Grief 2slaagt daardoor niet.
5.14
Ter zitting heeft [appellant] bepleit dat de verweten gedragingen ook een onrechtmatige daad van [geïntimeerde2] opleveren en dat [geïntimeerde2] als bestuurder van Collect Bouwgroep aansprakelijk is. Volgens [appellant] zijn de feiten en omstandigheden voor deze twee grondslagen in de memorie van grieven aangevoerd en heeft het hof op grond van artikel 25 Rv de rechtsgronden aan te vullen. Het hof volgt [appellant] hierin niet. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de feiten en omstandigheden die een tekortkoming in het kader van de overeenkomst van opdracht opleveren onafhankelijk van de tekortkoming tot een onrechtmatige daad leiden. Voorts valt in de memorie van grieven niet te lezen dat - en welke feiten en omstandigheden meebrengen dat - [geïntimeerde2] als bestuurder van Collect Bouwgroep een ernstig verwijt valt te maken.
De vordering tegen Collect Bouwgroep
5.15
In randnummer 4.19 van het vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Collect Bouwgroep tegenover [appellant] tekort is geschoten door de bouw van de woning niet te voltooien. Tegen dit oordeel is niet opgekomen, zodat daarmee deze tekortkoming vaststaat.
5.16
In de voorafgaande overweging in randnummer 4.18 van het vonnis overweegt de rechtbank dat [appellant] tot en met de zevende termijn de aanneemsom heeft voldaan en dat partijen het erover eens zijn dat dit correspondeert met de waarde van het gebouwde tot en met het moment van staking van de bouw en de bijkomende kosten van Collect Bouwgroep. Tegen deze passage komt [appellant] met grief III op. Volgens [appellant] heeft hij de zevende termijn onverschuldigd betaald, omdat het dak op moment van betaling nog niet waterdicht was gemaakt. Dit laatste wordt door Collect Bouwgroep gemotiveerd bestreden. Op deze betwisting heeft [appellant] geen nadere feitelijke onderbouwing van zijn stelling gegeven. Bovendien heeft [appellant] in de gewijzigde eis niet gevorderd Collect Bouwgroep te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen volgens haar onverschuldigd is betaald.
Grief IIIslaagt niet.
De overige passages in de toelichting bij grief III hebben betrekking op de schadevergoeding waarop alleen behoeft te worden ingegaan als Collect Bouwgroep schadevergoedingsplichtig is. Zoals hierna zal blijken is dat niet het geval, zodat [appellant] bij behandeling van die passages geen belang heeft.
5.17
Met grief IV komt [appellant] op tegen randnummer 4.20 van het vonnis. In die overweging heeft de rechtbank geoordeeld, dat onbetwist is dat het aanvragen van de vereiste vergunningen, het vastleggen van de bouwtekeningen en het geven van een architectonische verklaring niet tot het takenpakket van Collect Bouwgroep behoort.
In de toelichting bij grief IV voert [appellant] aan dat Collect Bouwgroep zich actief met de bouwtekeningen heeft bemoeid. Daarmee is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, nog niet gezegd dat op grond van de aannemingsovereenkomst Collect Bouwgroep belast was met het ten behoeve van de verzoeken van de gemeente opstellen van bouwtekeningen, het aanvragen van vergunningen en het afgeven van architectonische verklaringen.
[appellant] betoogt voorts dat Collect Bouwgroep op 20 februari 2018 - kennelijk via het door [appellant] verzonden whatsappbericht van die dag - de verplichting op zich heeft genomen de architectonische verklaring af te geven. Collect Bouwgroep betwist deze verplichting te zijn aangegaan en verwijst onder meer naar de uitvoerige e-mailwisseling tussen haar en [appellant] in februari en maart 2018, waaronder de e-mail van 26 maart 2018, waarbij Collect Bouwgroep bij herhaling heeft gevraagd of [appellant] met de wijzigingen instemde opdat [geïntimeerde2] - en dus niet Collect Bouwgroep - alsdan de architectonische verklaring kon afgeven. Voorts leidt het hof uit de correspondentie af dat Collect Bouwgroep zich vergaand heeft ingespannen om ten behoeve van [appellant] de ontstane patstelling tussen [appellant] en [geïntimeerde2] te doorbreken teneinde de bouwwerkzaamheden te kunnen hervatten, maar uit diezelfde correspondentie blijkt dat volgens Collect Bouwgroep [geïntimeerde2] degene is die de architectonische verklaring voor de wijzigingen op het bouwplan heeft af te geven. Onder deze omstandigheden kan [appellant] er niet gerechtvaardigd op hebben vertrouwd dat Collect Bouwgroep zich in de aannemingsovereenkomst of nadien in februari 2018 heeft verplicht tot het afgeven van de architectonische verklaring met de daarbij behorende tekeningen voor de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan.
Grief IVslaagt daardoor niet.
5.18
In randnummer 4.22 van het vonnis oordeelt de rechtbank dat de vastgestelde tekortkoming van Collect Bouwgroep – het niet afbouwen van de woning – haar niet kan worden toegerekend, omdat Collect Bouwgroep gelet op de discussie over de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan en het vereiste van de architectonische verklaring ter voorkoming van aansprakelijkheden richting gemeente en/of [appellant] in redelijkheid de bouw niet behoefde voort te zetten en eerst de uitkomst van die discussie mocht afwachten. Voorts overweegt de rechtbank dat [appellant] , nadat via een andere architect de vereiste architectonische verklaring was afgegeven, niet aan Collect Bouwgroep heeft gevraagd de bouw van de woning voort te zetten.
Met grief V komt [appellant] tegen dit oordeel op. In de toelichting betoogt [appellant] onder meer dat als Collect Bouwgroep de werkzaamheden niet zou hebben gestaakt de nadelige gevolgen voor [appellant] hoogstwaarschijnlijk groter zouden zijn geweest omdat [appellant] tegenover de gemeente privaatrechtelijk verplicht was de woning overeenkomstig het goedgekeurde bouwplan te voltooien. Met dit betoog onderstreept [appellant] dat Collect Bouwgroep met het staken van de werkzaamheden in afwachting van de uitkomst over de wijzigingen ten opzichte van het goedgekeurde bouwplan ook het belang van [appellant] heeft gediend. Voorts bestrijdt [appellant] niet dat hij, nadat hij na zeer geruime tijd via een andere architect de architectonische verklaring aan de gemeente had gegeven en de gemeente daarmee had ingestemd, Collect Bouwgroep niet heeft gevraagd de bouwwerkzaamheden te hervatten. Eerst in hoger beroep heeft [appellant] gevorderd dat Collect Bouwgroep de bouwwerkzaamheden hervat en voltooit, maar die vordering is niet gebaseerd op de bouwtekening behorende bij de aannemingsovereenkomst maar op een latere bouwtekening van een andere architect. Op grond van de aannemingsovereenkomst is Collect Bouwgroep zonder dat daarover nadere (financiële) afspraken zijn gemaakt niet gehouden de ten opzichte van de aannemingsovereenkomst gewijzigde werkzaamheden uit te voeren.
Onder deze omstandigheden is de tekortkoming van Collect Bouwgroep niet verwijtbaar, zodat ook
grief Vfaalt.
5.19
In hoger beroep heeft [appellant] subsidiair gevorderd Collect Bouwgroep op straffe van een dwangsom te veroordelen de werkzaamheden voor de bouw van de woning op basis van de aannemingsovereenkomst en de door de gemeente goedgekeurde tekening van de nieuwe architect van december 2018 te hervatten en de woning binnen vier maanden na betekening van het arrest op te leveren.
5.2
Voor de beoordeling van deze subsidiaire vordering stelt het hof het volgende voorop. Uitgangspunt is dat Collect Bouwgroep op grond van de aannemingsovereenkomst verplicht is de woning te bouwen overeenkomstig de bouwtekening, bestek en technische omschrijving bij die aannemingsovereenkomst.
Zoals hiervoor is overwogen heeft de gemeente eind december 2017 geconstateerd dat in afwijking van het (oorspronkelijke) goedgekeurde bouwplan werd gebouwd en dat eerst voor de afwijkingen/wijzigingen van dat goedgekeurde bouwplan een architectonische verklaring moest worden afgegeven voordat de gemeente kon instemmen met de voortgang van de bouwwerkzaamheden. Onder deze omstandigheden was Collect Bouwgroep gerechtigd haar werkzaamheden op te schorten.
Vervolgens ontstond tussen [appellant] , [geïntimeerde2] en Collect Bouwgroep een conflict, waarbij [appellant] zich vooral op het standpunt stelde dat (behoudens het balkon) de woning overeenkomstig het goedgekeurde bouwplan moest worden gebouwd. [appellant] heeft Collect Bouwgroep bij brief van 20 april 2018 ook gevraagd de bouwwerkzaamheden voor te zetten en af te ronden overeenkomstig het goedgekeurde bouwplan. Doordat het goedgekeurde bouwplan afwijkt van de nadien overeengekomen bouwtekening met bestek en technische omschrijving in de aannemingsovereenkomst kon [appellant] van Collect Bouwgroep, zonder nadere financiële afspraken, niet verlangen dat Collect Bouwgroep aan die sommatie gevolg zou geven.
Collect Bouwgroep heeft herhaaldelijk – onder meer ter zitting in de kort geding procedure, de zitting bij de rechtbank in de onderhavige procedure en in de memorie van antwoord – erop gewezen dat de materiaalkosten en personeelskosten sinds eind 2017 (aanzienlijk) zijn gestegen en dat die prijsstijging voor rekening van [appellant] komt. Ook heeft Collect Bouwgroep erop gewezen dat de door de gemeente verlangde aanpassing van het balkon – waarmee [appellant] op zichzelf instemde – tot een prijsstijging leidt die op grond van de aannemingsovereenkomst ook voor zijn rekening komt. [appellant] heeft ook in hoger beroep in reactie daarop niet verklaard dat hij in staat en bereid is die prijsstijgingen voor zijn rekening te nemen en te zullen betalen.
Voorts zijn ook de verhoudingen tussen [appellant] en Collect Bouwgroep verstoord geraakt. Collect Bouwgroep heeft op de zitting van 19 november 2019 verklaard dat [appellant] zich publiekelijk op internet uiterst negatief over Collect Bouwgroep heeft uitgelaten, wat op zichzelf door [appellant] niet is weersproken. Voorts heeft [appellant] een andere aannemer aangezocht, te weten Noordeinde Bouwgroep, om de bouw van de woning voort te zetten. Noordeinde Bouwgroep was daartoe bereid en heeft daarvoor het bedrag van € 301.081,34 geoffreerd. [appellant] heeft vervolgens de onderhavige procedure ingeleid met een dagvaarding waarin Collect Bouwgroep geen betrouwbare partij wordt genoemd, vast wordt gehouden aan het goedgekeurde bouwplan uit 2015/2016 dat niet aan de aannemingsovereenkomst met Collect Bouwgroep ten grondslag lag en met een beroep op artikel 6:74 BW het geoffreerde bedrag als vervangende schadevergoeding gevorderd.
5.21
In de memorie van grieven heeft [appellant] aan het slot in het petitum de subsidiaire vordering geformuleerd, zonder deze vordering in de memorie van grieven behoorlijk toe te lichten. Gelet op de hiervoor weergeven achtergrond was dat wel geboden. Bovendien verlangt [appellant] nakoming van de aannemingsovereenkomst op basis van een andere tekening dan waartoe Collect Bouwgroep zich in de aannemingsovereenkomst heeft verplicht. [appellant] heeft niet behoorlijk toegelicht op welke onderdelen die nieuwe bouwtekening afwijkt van de met Collect Bouwgroep overeengekomen werkzaamheden en of die afwijking al dan niet van ondergeschikt (financieel) belang zijn. Voorts heeft [appellant] zich niet bereid verklaard de kostenstijging sedert 2017 te betalen en evenmin behoorlijk toegelicht waarom hij eerst in de procedure Collect Bouwgroep een niet betrouwbare partij vindt van wie hij vervangende schadevergoeding verlangt zodat een andere aannemer de bouwwerkzaamheden kan voltooien en vervolgens alsnog nakoming verlangt.
Dit alles leidt ertoe dat ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen.
De conclusie
5.22
De grieven falen. De nieuwe vorderingen in hoger beroep worden afgewezen. Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen.
5.23
[appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde2] en Collect Bouwgroep, waarbij het salaris in de hoofdzaak en het incident wordt gebaseerd op 3 punten, tarief VI (€ 4.064,- per punt). De door Collect Bouwgroep gevorderde nakosten en wettelijke rente worden eveneens toegewezen.

6.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 februari 2020,
2. veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde2] in de hoofdzaak en in het incident in hoger beroep:
€ 1.727,- aan griffierecht,
€ 12.192,- aan salaris van de advocaat,
3. veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Collect Bouwgroep in de hoofdzaak en in het incident in het hoger beroep:
€ 5.517,- aan griffierecht,
€ 12.192,- aan salaris van de advocaat,
€ 163,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak),
€ 85,- aan extra nakosten als de proceskosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan Collect Bouwgroep zijn betaald.
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente,
4. verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.H. de Witte, M.M. Lorist en P. Roorda, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 oktober 2022.