ECLI:NL:GHARL:2022:9151

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
Wahv 200.307.120/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Eskandari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens tegenstrijdige verklaringen van de ambtenaar in verkeershandhaving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een sanctie van € 240,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het niet volgen van de richting op een kruispunt, gepleegd op 24 juni 2020. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard, maar de betrokkene ging in hoger beroep. De gemachtigde van de betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, voerde aan dat de ambtenaar tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over het niet kunnen staande houden van de bestuurder. Het hof twijfelde aan de juistheid van de tweede verklaring van de ambtenaar, die was afgelegd na een verzoek van het openbaar ministerie. Het hof oordeelde dat de ambtenaar niet voldoende had onderbouwd waarom staandehouding niet mogelijk was en vernietigde de sanctiebeschikking. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1.409,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.307.120/01
CJIB-nummer
: 234459270
Uitspraak d.d.
: 26 oktober 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 15 november 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 oktober 2022. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “Op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft”. Deze gedraging zou zijn verricht op 24 juni 2020 om 13:01 uur op de Broekdalerbaan in Beek en Donk met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de ambtenaar tegenstrijdig verklaart op het punt van het achterwege laten van staandehouding. Eerst is verklaard dat staandehouding in verband met corona niet mogelijk was. Later, naar aanleiding van een sturend geformuleerde vraag van de officier van justitie, verklaart de ambtenaar opeens dat sprake was van verkeersdrukte. Nog daargelaten dat in twijfel kan worden getrokken hoe druk het kon zijn rond het middaguur op een woensdag ten tijde van coronamaatregelen (zoals het thuiswerkadvies), is de omslag in de verklaringen opmerkelijk te noemen. Indien het hof tot de conclusie komt dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, verzoekt de gemachtigde de ambtenaar te horen op een zitting.
3. Volgens de advocaat-generaal is van tegenstrijdigheid in de verklaringen geen sprake. Uit de verklaring in het zaakoverzicht blijkt afdoende dat sprake was van verkeersdrukte waardoor staandehouding niet mogelijk was. Voor het horen van de ambtenaar op een zitting bestaat geen aanleiding.
4. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Zoals het hof eerder heeft overwogen, kan een wettelijk voorschrift zoals artikel 5 van de Wahv niet buiten werking worden gesteld door de werkinstructie coronavirus (vgl. ECLI:NL:GHARL:2021:11556).
5. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat betrokkene als bestuurder gebruik maakte van de voorsorteerstrook met een pijl die wees in de richting linksaf en dat betrokkene geen gevolg gaf aan deze op de voorsorteerstrook aangegeven richting. Betrokkene reed in de richting: Veghel. Ik zag dat deze overtreding plaatsvond ter hoogte van de kruising/splitsing: rotonde. Bestuurder reed rechterzijde wachtende auto’s voorbij om er vervolgens weer rechts tussen te schieten. (…) Constatering op kenteken van het onderhavige feit is mogelijk, maar vindt normaliter uitsluitend in uitzonderlijke omstandigheden plaats. Vanwege de door de Rijksoverheid ingestelde maatregelen in verband met het coronavirus en de door de politieleiding ingestelde werkinstructie ‘verkeershandhaving in verband met coronavirus’ d.d.
15 maart 2020, waarin het verbaliseren op kenteken de voorkeur heeft boven staandehouden, heb ik, verbalisant, de bestuurder van het genoemde voertuig niet staandegehouden.”
6. In het aanvullend proces-verbaal van 12 november 2021 heeft de ambtenaar nog verklaard:
“Aanvullend pv, omdat ik aan de rechterzijde in de wachtende rij stond kon ik op dat moment niet achter de betrokkene aan om deze aan te spreken. De betrokkene voegde op de rotonde direct naar rechts en door de drukte was de betrokkene niet meer te achterhalen om deze aan te spreken. Daarmee natuurlijk de verkeersveiligheid in acht houdende.”
7. Het hof ziet aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring in het aanvullend proces-verbaal te twijfelen. Indien de ambtenaar geen reële mogelijkheid heeft om een betrokkene staande te houden, dient hij de reden daarvoor te melden. In het zaakoverzicht is niet vermeld dat staandehouding wegens verkeersdrukte niet mogelijk was. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt niet waarom de ambtenaar niet in eerste instantie heeft verklaard over het ontbreken van een reële mogelijkheid daartoe. De voorschriften in de werkinstructie inzake corona vormen feitelijk een subsidiaire reden om van staandehouding af te zien, die eerst aan de orde komt indien er een reële mogelijkheid is om de betrokkene staande te houden. Indien die reële mogelijkheid er niet zou zijn geweest, had de ambtenaar zich niet hoeven te beroepen op deze werkinstructie. Ten slotte wordt meegewogen dat het aanvullend proces-verbaal is opgesteld nadat vanuit het openbaar ministerie uitdrukkelijk om een dergelijke verklaring was gevraagd. De gronden slagen dan ook, zodat de sanctie niet in stand kan blijven.
8. Nu de betrokkene in het gelijk wordt gesteld, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, een hoger beroepschrift en het verschijnen ter zitting van het hof dienen in totaal 4 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.409,- (= (1 x € 541,- x 0,5) + (3 x € 759,- x 0,5)).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1409,-.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.