ECLI:NL:GHARL:2022:9120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
200.301.589
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pachtverhouding in onverdeelde nalatenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil betreffende de pachtverhouding van percelen die vallen onder een onverdeelde nalatenschap. De appellanten, die erfgenamen zijn, hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de pachtkamer van de rechtbank Rotterdam. De pachtkamer had in eerste aanleg de vordering van de geïntimeerde toegewezen, die een pachtovereenkomst had gevorderd met betrekking tot de percelen. De appellanten hebben echter niet alle erfgenamen in het geding betrokken, wat volgens het hof noodzakelijk is voor een goede procesvoering. Het hof heeft geoordeeld dat de appellanten de andere erfgenamen moeten oproepen om deel te nemen aan de procedure, omdat het gaat om een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het hof heeft de appellanten in de gelegenheid gesteld om de overige erfgenamen op te roepen, zodat zij hun standpunt kunnen inbrengen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op een roldatum van 22 november 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.301.589
zaaknummer rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, 8433789
arrest van de pachtkamer van 25 oktober 2022
in de zaak van

1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ;

2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ;
3. [appellant 3],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de pachtkamer optraden als gedaagde partijen,
hierna [appellanten] te noemen (vrouwelijk meervoud),
vertegenwoordigd door mr. B. Nijman,
tegen
[geïntimeerde.], tevens handelend onder de naam Landbouwbedrijf De Halve Maan,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
die bij de pachtkamer optrad als eiser,
hierna [geïntimeerde] te noemen
vertegenwoordigd door mr. A.C. Teeuw.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de pachtkamer in de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, op 16 juli 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord, met producties
  • een akte, met een productie en de antwoordakte.

2.Het oordeel van het hof

Inleiding

2.1
[geïntimeerde] heeft in de procedure bij de pachtkamer van de rechtbank de vastlegging van een pachtovereenkomst tussen hem en [persoon X] gevorderd. [persoon X] is overleden. [geïntimeerde/erfgenaam 1] en [appellanten/erfgenaam 2] , alsmede [erfgenaam 3] , [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] zijn erfgenamen in zijn onverdeelde nalatenschap. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg alle overige erfgenamen gedagvaard. [erfgenaam 3] en [erfgenaam 5] hebben in persoon geprocedeerd maar geen verweer gevoerd en [erfgenaam 4] is niet verschenen. De pachtkamer in Rotterdam heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen. Die beslissing geldt tussen alle erfgenamen.
2.2
Volgens [geïntimeerde] had [appellanten] de andere drie erfgenamen ook in hoger beroep moeten dagvaarden en zijn zij daarom niet-ontvankelijk. Als dat niet zo is, voert [geïntimeerde] aan dat de andere erfgenamen alsnog moeten worden opgeroepen om deel te nemen aan dit hoger beroep. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij de andere drie erfgenamen in kennis heeft gesteld van de dagvaarding in hoger beroep en hen daarbij heeft uitgenodigd om zich te voegen of tussen te komen.
2.3
Naar het oordeel van het hof is de kennisgeving niet voldoende omdat het gaat om een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het hof is daarom van oordeel dat [appellanten] niet zonder de overige erfgenamen in het geding te betrekken kunnen procederen over de vraag of de in de onverdeelde nalatenschap vallende percelen al dan niet zijn verpacht (en dus of er een pachtverhouding bestaat). Het hof stelt [appellanten] daarom in de gelegenheid [erfgenaam 3] , [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] alsnog in dit geding op te roepen op de voet van artikel 118 Rv.
2.4
Na de oproeping zijn deze erfgenamen partij in de procedure en kunnen zij desgewenst bij memorie een standpunt aan het hof ter beoordeling voorleggen.
Slotsom
2.5
[appellanten] wordt in de gelegenheid gesteld [erfgenaam 3] , [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] op te roepen. [appellanten] zal een afschrift in het geding moeten brengen van het exploot waarbij zij deze erven heeft opgeroepen om vertegenwoordigd door een advocaat in dit geding te verschijnen op de roldatum als hierna vermeld. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat [appellanten] [erfgenaam 3] , [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] moeten oproepen om te verschijnen op roldatum 22 november 2022,
verwijst de zaak naar die roldatum voor akte in geding brengen exploot aan de zijde van de [appellanten] ,
bepaalt dat [erfgenaam 3] , [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] op die roldatum in het geding kunnen verschijnen, waarna zij een memorie kunnen nemen met hun standpunt,
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, S.B. Boorsma en B.J.H. Hofstee en de deskundige leden ir. W.G. Nijlant en ir. J.H. Jurrius, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2022.