ECLI:NL:GHARL:2022:9082

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
200.298.431
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van ondertoezichtstelling in een familierechtelijke procedure met onbekend verblijfadres van de moeder

In deze zaak heeft de vader verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind. De moeder verblijft met het kind op een onbekend adres in het buitenland, wat complicaties met zich meebrengt voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, gezien de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland. Het verzoek van de vader wordt echter afgewezen, omdat de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, niet in staat is geweest haar taken in het kader van de ondertoezichtstelling uit te voeren. Het hof ziet geen aanleiding om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Bovendien kan de vader niet worden ontvangen in zijn aanvullende verzoek om te verklaren dat de kinderrechter in eerste aanleg onrechtmatig heeft gehandeld, aangezien de Staat geen procespartij is in deze zaak.

De procedure heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij de mondelinge behandeling op verschillende data heeft plaatsgevonden. De vader heeft op een gegeven moment mr. J.B. de Groot gewraakt, maar dit verzoek tot wraking is door de wrakingskamer afgewezen. De mondelinge behandeling is voortgezet met de aanwezigheid van de vader, de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de GI. Uiteindelijk heeft het hof op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan, waarbij het verzoek van de vader tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.431/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 522600)
beschikking van inzake voorlopige voorzieningen 25 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden (onttrokken 11 oktober 2021),
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster, verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende worden aangemerkt:
[de moeder],
adres onbekend,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Loonstein te Amsterdam.

1.De procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 18 november 2021 verwijst het hof naar zijn beschikking van die datum.
1.2
De mondelinge behandeling is voortgezet op 3 maart 2022. Het hof verwijst naar het proces-verbaal van die zitting en verwijst naar de daarin opgenomen nader ingekomen stukken. Op die mondelinge behandeling heeft de vader mr. J.B de Groot gewraakt, waarna de behandeling van de zaak geschorst is en de wraking is gemeld bij de wrakingskamer.
1.3
Bij beschikking van 25 april 2022 heeft de wrakingskamer van dit hof het verzoek tot wraking van mr. J.B. de Groot afgewezen.
1.4
De mondelinge behandeling is op 19 juli 2022 te 9.45 uur voortgezet. Aanwezig waren:
  • de vader;
  • de advocaat van de moeder, en
  • een vertegenwoordiger van de raad.
Een vertegenwoordiger van de GI heeft door middel van een Teamsverbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.

2.De omvang van het geschil

De vader verzoek het hof de volgende voorlopige voorzieningen te treffen:
  • de bestreden beschikking te schorsen (art. 360 lid 2 Rv), tot aan het moment dat het hof uitspraak doet in hoger beroep, en
  • de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] te verlengen voor de duur van 12 maanden, subsidiair tot aan het moment dat het hof uitspraak doet in hoger beroep (analoge toepassing van art. 223 Rv,

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
Aangezien de hoofdzaak tussen partijen bij dit hof aanhangig is, is de vader ontvankelijk in zijn verzoek tot het vaststellen van voorlopige voorzieningen.
3.2
Het hof doet heden uitspraak in het hoger beroep betreffende de (verlenging van de) ondertoezichtstelling en op het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Daarom heeft de vader geen belang meer bij de beoordeling van de door hem verzochte voorlopige voorzieningen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 25 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.