In deze zaak heeft de vader verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind. De moeder verblijft met het kind op een onbekend adres in het buitenland, wat complicaties met zich meebrengt voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, gezien de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland. Het verzoek van de vader wordt echter afgewezen, omdat de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, niet in staat is geweest haar taken in het kader van de ondertoezichtstelling uit te voeren. Het hof ziet geen aanleiding om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Bovendien kan de vader niet worden ontvangen in zijn aanvullende verzoek om te verklaren dat de kinderrechter in eerste aanleg onrechtmatig heeft gehandeld, aangezien de Staat geen procespartij is in deze zaak.
De procedure heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij de mondelinge behandeling op verschillende data heeft plaatsgevonden. De vader heeft op een gegeven moment mr. J.B. de Groot gewraakt, maar dit verzoek tot wraking is door de wrakingskamer afgewezen. De mondelinge behandeling is voortgezet met de aanwezigheid van de vader, de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de GI. Uiteindelijk heeft het hof op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan, waarbij het verzoek van de vader tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen.