ECLI:NL:GHARL:2022:9049

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
21-004285-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het met een verborgen camera in een woning foto’s en filmpjes maken van onder meer zijn stiefdochter

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het heimelijk maken van foto’s en filmpjes van zijn stiefdochter met een verborgen camera in hun woning. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had eerder een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd gekregen, met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en locatieverbod. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar heeft de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen anders beoordeeld. De verdachte had de beelden gemaakt zonder seksueel motief, maar om de naleving van huisregels te controleren. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, die € 1.500,00 schadevergoeding eiste, toegewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de bijzondere voorwaarden van de straf opgelegd om te waarborgen dat de verdachte geen contact opneemt met de benadeelde partij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004285-21
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 september 2021 met parketnummer 18-192848-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden een contact- en een locatieverbod, alsmede onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Bonthuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden een contact- en een locatieverbod. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de politierechter bepaald dat deze moeten worden onttrokken aan het verkeer, met uitzondering van de Navigator, die moet worden teruggegeven aan de verdachte. Met betrekking tot de harddisk heeft de politierechter bepaald dat, voor zover daarop persoonlijke afbeeldingen zijn opgeslagen, niet zijnde afbeeldingen zoals bedoeld in het bewezen verklaarde, deze moeten worden teruggegeven aan de verdachte. Tot slot heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het op onderdelen tot een andere beslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 29 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een telefoontoestel en/of een fotocamera en/of een of meerdere andere technische voorziening(en) van een telefoontoestel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk een of meer perso(o)n(en), te weten (onder meer) [benadeelde] aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de badkamer en/of douche en/of slaapkamer een of meer afbeelding(en) (te weten een of meer fotobestand(en) en/of filmbestand(en) heeft vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2019 tot en met 29 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, te weten een fotocamera en andere technische voorzieningen waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten onder meer [benadeelde] , aanwezig in een woning, te weten de badkamer, douche en slaapkamer, afbeeldingen, te weten fotobestanden en filmbestanden, heeft vervaardigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De verdediging heeft verzocht om de verdachte een lagere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd. De politierechter is bij het bepalen van de hoogte van de straf uitgegaan van de zedelijke inslag bij het heimelijk filmen. Dit is echter niet ten laste gelegd. De verdachte heeft de beelden ook niet met een seksueel motief gemaakt, maar om de naleving van de huisregels te controleren. Verder heeft de verdediging verzocht om de verdachte geen taakstraf op te leggen, maar een geldboete. De verdachte heeft namelijk weinig tijd voor het verrichten van een taakstraf, omdat hij het druk heeft met zijn bedrijf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft met een verborgen camera in een woning, waaronder in de badkamer, de douche en de slaapkamer, gedurende een lange periode foto’s en filmpjes gemaakt van onder meer zijn stiefdochter. Hiermee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Ook heeft hij hiermee het vertrouwen van zijn gezin ernstig beschaamd. Een woning is bij uitstek de plek waar iemand mag verwachten zoveel mogelijk zichzelf te kunnen zijn.
Anders dan de politierechter zal het hof bij de strafoplegging niet meewegen dat de verdachte de opnamen met een zedelijk motief heeft gemaakt. Dit is namelijk niet vast komen te staan. Het hof ziet hierin echter geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de politierechter heeft gedaan. Ook ziet het hof geen aanleiding om de verdachte een geldboete op te leggen in plaats van een taakstraf, zoals verzocht door de verdediging, nu deze strafmodaliteit geen recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. De omstandigheid dat de verdachte weinig tijd zou hebben voor het uitvoeren van een taakstraf vormt voor het hof geen aanleiding om het opleggen daarvan achterwege te laten.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een taakstraf van 100 uur met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend en geboden. Net als de politierechter zal het hof daarbij als bijzondere voorwaarden een contact- en een locatieverbod opleggen om daarmee te bewerkstelligen dat de verdachte geen contact zal opnemen met [benadeelde] of zich in de buurt van haar woning zal bevinden.

Beslag

De verdediging heeft het hof verzocht om - net als de politierechter - te bepalen dat, voor zover op de in beslag genomen harddisk persoonlijke afbeeldingen zijn opgeslagen, niet zijnde afbeeldingen bedoeld zoals in het bewezen verklaarde, deze worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof overweegt het volgende.
Met betrekking tot de accu en de filmcamera’s
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van deze inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Anders dan de politierechter heeft geoordeeld zal het hof deze voorwerpen niet onttrekken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen niet in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Met betrekking tot de harddisk en de USB-stick (memorykaart)
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van deze inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet, nu op deze gegevensdragers de bestanden zijn opgeslagen die door het bewezenverklaarde feit zijn verkregen.
Het hof zal het verzoek van de verdediging om teruggave van de op de harddisk opgeslagen persoonlijke afbeeldingen, niet zijnde afbeeldingen bedoeld zoals in het bewezen verklaarde, afwijzen. Het beslag rust op de harddisk en niet op de bestanden die op die harddisk staan opgeslagen en de wet kent geen partiële onttrekking aan het verkeer. Bovendien heeft de verdediging niet nader gespecificeerd om welke bestanden het gaat en brengt het doen van onderzoek naar de mogelijk legale bestanden een onaanvaardbare werkbelasting voor de opsporingscapaciteit mee.
Met betrekking tot de navigator
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van dit in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht het gevorderde bedrag passend gelet op de duur van het bewezenverklaarde handelen, de aard van de afbeeldingen en de gevolgen die een en ander heeft voor de benadeelde. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57 en 139f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] );
  • het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen een straal van 100 meter van het adres van [benadeelde] , te weten [woonplaats]
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Accu;
1. STK Filmcamera;
1. STK Filmcamera.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Harddisk;
1. STK USB-stick (memorykaart).
Gelast de
teruggave aan de verdachtevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Navigator.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 februari 2020.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. A.H. toe Laer en mr. F.A. Hartsuiker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en op 21 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.