In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie na de echtscheiding van de partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 28 december 2021 de kinderalimentatie had vastgesteld op € 279,- per maand voor beide kinderen. De vrouw verzocht om een herberekening van de kinderalimentatie, waarbij rekening gehouden moest worden met de verdiencapaciteit van de man. De man, verweerder in hoger beroep, voerde verweer en verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheiding op 14 april 2022 is ingeschreven en dat de partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen. Het hof heeft de richtlijnen voor de berekening van kinderalimentatie toegepast en vastgesteld dat de behoefte van de kinderen € 548,22 per kind per maand bedraagt. De vrouw stelde dat de man onvoldoende inzicht had gegeven in zijn inkomen en dat hij zijn verdiencapaciteit niet volledig benut. Het hof heeft de grieven van de vrouw gegrond verklaard en de verdiencapaciteit van de man vastgesteld op een jaarinkomen van € 55.000,- bruto, wat resulteert in een draagkracht van € 864,- per maand.
De totale draagkracht van de ouders werd berekend en het hof heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 196,- per kind per maand tot 1 juli 2022 en € 141,- per kind per maand vanaf 1 juli 2022. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.