ECLI:NL:GHARL:2022:8947

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
200.310.088
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats, zorgregeling en vervangende toestemming inschrijving basisschool

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats, zorgregeling en de inschrijving van een minderjarige op een basisschool. De vader, verzoeker in hoger beroep, en de moeder, verweerster, zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kind, geboren in 2018. Het huwelijk van partijen is in 2019 ontbonden. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland op 27 november 2019 is een ouderschapsplan vastgesteld, waarin onder andere werd bepaald dat de minderjarige geen hoofdverblijfplaats zou hebben, maar gelijkmatig tussen beide ouders zou verblijven. De vader verzoekt in hoger beroep om wijziging van de zorgregeling en om vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige op een basisschool in zijn woonplaats. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof overweegt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling rechtvaardigen. Het hof stelt vast dat de zorgregeling goed functioneert en dat de communicatie tussen de ouders is verbeterd. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige wordt vastgesteld bij de moeder, aangezien hij de meeste tijd bij haar verblijft. Het verzoek van de vader om vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool in zijn woonplaats wordt afgewezen, omdat de minderjarige goed functioneert op zijn huidige school en een wijziging niet in zijn belang zou zijn. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten.

Uitspraak

0GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.088
(zaaknummer rechtbank Gelderland 396684)
beschikking van 18 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.W.J. Hopmans te Groesbeek,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 31 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 mei 2022;
- het verweerschrift met productie;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 13 september 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 september 2022 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2019 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren [in] 2018 in [plaats1] .
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van 27 november 2019 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de echtscheiding uitgesproken en het door partijen op 24 oktober 2010 ondertekende ouderschapsplan aangehecht en bepaald dat de inhoud daarvan deel uitmaakt van de beschikking.
In het ouderschapsplan is, voor zover van belang, bepaald dat:
- de ouders geen hoofdverblijfplaats vaststellen omdat [de minderjarige] evenveel tijd bij de vader als bij de moeder verblijft;
- [de minderjarige] wordt ingeschreven bij de ouder die recht heeft op het hoogste kindgebonden budget;
- [de minderjarige] conform artikel 3.1 in een driewekelijkse cyclus bij de vader dan wel de moeder verblijft.
Partijen zijn vanaf maart 2020 tot en met 1 september 2021, in afwijking van het ouderschapsplan, een andere zorgregeling overeengekomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige] en de inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool.
Bij de bestreden beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, met wijziging van de beschikking van 27 november 2019 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij [de minderjarige] (in een driewekelijkse cyclus):
- in week één en week twee op maandagochtend bij de vader verblijft, vanaf maandagmiddag tot en met vrijdagochtend bij de moeder verblijft en [de minderjarige] op vrijdag tussen 8.00 en 9.00 uur wordt opgehaald door de vader en gedurende het weekend (tot de maandagochtend) bij de vader verblijft;
- in week drie op maandagochtend bij de vader verblijft, vanaf maandagmiddag tot en met vrijdagochtend tot 8.30 à 9.00 uur bij de moeder verblijft en daarna tot en met zaterdag 13.00 uur bij de vader. Vervolgens verblijft [de minderjarige] dan vanaf zaterdag 13.00 uur tot en met zondag bij de moeder, zodat [de minderjarige] eenmaal in de drie weken een weekend bij de moeder doorbrengt.
Verder heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] met ingang van de datum van de beschikking in te schrijven op basisschool [naam1] in [woonplaats2] .
De rechtbank heeft de verzoeken van de vader te bepalen dat [de minderjarige] overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 van het ouderschapsplan zal worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op het adres van de vader, tot vaststelling van een co-ouderschapsregeling voor [de minderjarige] en tot inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool in [woonplaats1] , afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en de beschikking van de rechtbank van 27 november 2019 en het daaraan gehechte ouderschapsplan te wijzigen overeenkomstig de zorgregeling zoals door de rechtbank in een driewekelijkse cyclus werd vastgesteld met dien verstande dat [de minderjarige] gedurende deze cyclus doordeweeks bij de vader zal verblijven en daarbij tussen beide partijen tevens een gelijke haal- en brengregeling vast te stellen alsmede aan de vader vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] op Basisschool [naam2] in [woonplaats1] in te schrijven.
4.3
De moeder voert verweer en zij verzoekt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep en zijn gewijzigde verzoeken naar aanleiding van de bestreden beschikking af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met compensatie van proceskosten tussen partijen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de inschrijving van de basisschool en de zorgregeling rechtvaardigt. Aangezien partijen de zorgregeling als uitgangspunt nemen, zal het hof allereerst de zorgregeling bespreken.
5.3
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
Zorgregeling
5.4
Het hof stelt vast dat partijen uitvoering geven aan de zorgregeling zoals deze door de rechtbank in de bestreden beschikking is opgelegd. Partijen zijn erover eens dat deze zorgregeling goed loopt en dat het met [de minderjarige] goed gaat. [de minderjarige] is gewend op school en de ouders en [de minderjarige] zijn in rustiger vaarwater gekomen. Sinds de bestreden beschikking is ook de communicatie tussen de ouders verbeterd, wat het hof te prijzen vindt.
Hoewel de communicatie een co-ouderschapsregeling – zoals de vader wenst – niet meer in de weg staat, blijft de reisafstand van [de minderjarige] hiervoor een struikelblok, zoals namens de raad ter zitting van het hof is aangevoerd. Het hof is met de raad van oordeel dat er geen aanleiding is om verandering te brengen in de inmiddels goed lopende zorgregeling (en de daarbij vastgestelde haal- en brengregeling via school) waarbij [de minderjarige] doordeweeks bij de moeder verblijft, omdat er rust en regelmaat is gekomen. Dit is in het belang van [de minderjarige] .
Hoofdverblijfplaats
5.5
Voor de volledigheid overweegt het hof dat partijen ter mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat – voor de duidelijkheid – de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] dient te worden vastgesteld bij één van de partijen. Tot op heden hebben partijen geen hoofdverblijfplaats bepaald maar hebben zij bepaald dat [de minderjarige] dient te worden ingeschreven bij de ouder die het laagste (verzamel)inkomen heeft omdat diegene recht zou hebben op het hoogste kindgebonden budget.
5.6
Uit hetgeen het hof hiervoor heeft geoordeeld over de zorgregeling blijkt dat [de minderjarige] de meeste tijd bij de moeder verblijft. Nu dat naar oordeel van het hof bepalend is voor de vraag waar [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft zal het hof de hoofdverblijfplaats bij de moeder vaststellen en in lijn daarmee dat hij op het adres van de moeder ingeschreven dient te blijven.
Vervangende toestemming inschrijving basisschool
5.7
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.8
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.9
Ter mondelinge behandeling van het hof heeft de vader zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft zijn verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming om [de minderjarige] op een basisschool in [woonplaats1] in te schrijven.
5.1
Naar het oordeel van het hof volgt uit hetgeen het hof hiervoor bij de zorgregeling heeft overwogen dat het verzoek van de vader dient te worden afgewezen, nu hij doordeweeks bij de moeder – in [woonplaats2] – verblijft en in [woonplaats2] naar de basisschool gaat. [de minderjarige] is gewend op zijn huidige school en het gaat goed met hem op school. Het hof is met de raad van oordeel dat een wijziging van de basisschool niet in zijn belang is.
Voor het geval de vader ter zitting heeft bedoeld een verzoek te doen tot het verlenen van vervangende toestemming om [de minderjarige] in de toekomst – met ingang van het nieuwe schooljaar of met ingang van de datum dat hij naar groep 3 gaat – te laten inschrijven op een basisschool in [woonplaats1] , zal het hof dit verzoek ook afwijzen. Dit verzoek is prematuur; het hof kan momenteel niet beoordelen wat de toekomst zal brengen.
6. De slotsom
6.1
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit het huwelijk geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 31 maart 2022en in aanvulling daarop – zoals door partijen ter zitting afgesproken – :
bepaalt de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder;
bepaalt dat [de minderjarige] op het adres van zijn moeder zal zijn ingeschreven;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, P.B. Kamminga en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 18 oktober 2022 uitgesproken door mr. S. Kuijpers in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.