In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2022, betreft het een hoger beroep inzake kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 december 2021 aangevochten, waarin zijn bijdrage aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen was vastgesteld. De man heeft aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft, aangezien hij sinds 31 mei 2021 afhankelijk is van een uitkering op basis van de Participatiewet. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft geen verweer gevoerd tegen de stellingen van de man.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de man werkloos is geraakt en zijn financiële situatie aanzienlijk is verslechterd. Gezien het feit dat de vrouw de stelling van de man over zijn gebrek aan draagkracht niet heeft betwist, heeft het hof geoordeeld dat de door de man te betalen kinderalimentatie op nihil moet worden gesteld.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de vrouw het teveel ontvangen bedrag aan kinderalimentatie aan de man moet terugbetalen, aangezien de man in een benarde financiële situatie verkeert. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland wordt vernietigd en dat de kinderalimentatie met ingang van 1 juni 2021 op nihil wordt gesteld, met de verplichting voor de vrouw om het teveel betaalde bedrag terug te betalen.