ECLI:NL:GHARL:2022:8941

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
200.308.061
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en terugbetalingsverplichting na wijziging van omstandigheden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2022, betreft het een hoger beroep inzake kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 december 2021 aangevochten, waarin zijn bijdrage aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen was vastgesteld. De man heeft aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft, aangezien hij sinds 31 mei 2021 afhankelijk is van een uitkering op basis van de Participatiewet. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft geen verweer gevoerd tegen de stellingen van de man.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de man werkloos is geraakt en zijn financiële situatie aanzienlijk is verslechterd. Gezien het feit dat de vrouw de stelling van de man over zijn gebrek aan draagkracht niet heeft betwist, heeft het hof geoordeeld dat de door de man te betalen kinderalimentatie op nihil moet worden gesteld.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de vrouw het teveel ontvangen bedrag aan kinderalimentatie aan de man moet terugbetalen, aangezien de man in een benarde financiële situatie verkeert. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland wordt vernietigd en dat de kinderalimentatie met ingang van 1 juni 2021 op nihil wordt gesteld, met de verplichting voor de vrouw om het teveel betaalde bedrag terug te betalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.061
(zaaknummer rechtbank Gelderland 393090)
beschikking van 18 oktober 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. B.A.T. Brouwer te Apeldoorn,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met productie, ingekomen op 17 maart 2021;
  • een journaalbericht van mr. Brouwer van 19 september 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 september 2022 plaatsgevonden.
Aanwezig was de advocaat van de man.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2009 in [woonplaats2] ;
  • [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2012 in [woonplaats2] .
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw. De vrouw is belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 maart 2018 is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vastgesteld op € 104,- per kind per maand met ingang van 1 november 2017.
Deze bijdrage bedraagt met ingang van 1 januari 2022 ingevolge de wettelijke indexering € 115,83 per kind per maand.

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, met wijziging van de beschikking van 22 maart 2018, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) met ingang van 1 juni 2021 bepaald op € 50,- per maand.
4.2
De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De man heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 17 december 2021, naar het hof begrijpt de bestreden beschikking, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de door de man te betalen kinderalimentatie te bepalen op nihil althans een bedrag dat het hof juist acht.
4.3
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.

5.De overwegingen voor de beslissing

Wijziging van omstandigheden
5.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of zich een relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan in de zin van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gebleken is dat de man in 2020 werkloos is geraakt en tot 31 mei 2021 een WW-uitkering heeft ontvangen. Sinds 31 mei 2021 is de man met zijn gezin aangewezen op een uitkering op basis van de Participatiewet.
Dit is naar het oordeel van het hof een relevante wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van de behoefte en de draagkracht rechtvaardigt.
Kinderalimentatie
5.2
De man stelt zich op het standpunt dat hij geen draagkracht heeft. Hiertoe stelt hij dat hij een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, budgetbeheer heeft, schulden heeft en onderhoudsplichtig is voor de twee kinderen die hij met zijn huidige partner heeft.
Nu de vrouw de stelling van de man dat hij geen draagkracht heeft, niet heeft weersproken, en het hof deze op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk acht, zal het hof de door de man te betalen kinderalimentatie op nihil stellen.
Ingangsdatum
5.3
De ingangsdatum is niet in geschil. Het hof hanteert evenals de rechtbank 1 juni 2021.
Terugbetalingsverplichting
5.4
Het hof moet beoordelen of en in hoeverre van de vrouw in redelijkheid kan worden gevergd dat zij het teveel ontvangene aan de man terugbetaalt. Het hof acht van belang dat de vrouw zowel bij de rechtbank als bij het hof in de procedure niet is verschenen. Het hof is daarom niet bekend met de financiële situatie van de vrouw. Dit komt voor haar risico.
Uit het vorenstaande blijkt dat de man, gelet op zijn benarde financiële situatie, belang heeft bij terugbetaling. Het hof is dan ook van oordeel dat de vanaf 1 juni 2021 tot heden door de man teveel betaalde – of op hem verhaalde – kinderalimentatie door de vrouw als onverschuldigd dient te worden terugbetaald.

6.De slotsom

Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen zoals hierna gemeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 december 2021, en opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 maart 2018 en stelt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 juni 2021 op nihil;
bepaalt dat de vrouw hetgeen de man teveel heeft betaald of teveel op hem is verhaald, dient terug te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, P.B. Kamminga en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 18 oktober 2022 uitgesproken door mr. S. Kuijpers in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.