ECLI:NL:GHARL:2022:8839

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
200.298.037/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg tussenbeschikking inzake omgangsregeling tussen vader en kinderen na advies van de raad voor de kinderbescherming

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een vervolg op een tussenbeschikking van 19 april 2022 over de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Loonstein, en de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.M. Bakker, zijn in hoger beroep gegaan. De raad voor de kinderbescherming heeft een rapport opgesteld waarin wordt geadviseerd om een begeleide omgangsregeling op te starten. Het hof heeft partijen doorverwezen naar het BOCS-traject, dat gericht is op de opbouw van een veilige omgangsregeling. De raad concludeert dat een omgangsregeling in het belang van de kinderen is, maar dat onbegeleid contact momenteel niet mogelijk is vanwege de problematiek van de vader. De moeder heeft haar twijfels geuit over de mogelijkheid van een positieve ervaring voor de kinderen, maar staat open voor het BOCS-traject. Het hof heeft besloten om verdere beslissingen over de omgangsregeling aan te houden en de ouders te verwijzen naar Jeugdhulp Friesland voor deelname aan het BOCS-traject. Het hof verzoekt Jeugdhulp Friesland om een eindrapportage in te dienen over het verloop van het traject, waarna partijen de gelegenheid krijgen om te reageren. De zaak zal verder op de stukken worden afgedaan, tenzij een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk wordt geacht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.298.037/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 171104)
beschikking van 13 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Loonstein te Amsterdam,
en
[verweerster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.M. Bakker te Heerenveen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.Hoe de procedure tot nu toe is gelopen

1.1
Voor het verloop van het geding tot 19 april 2022 verwijst het hof naar zijn (tussen)beschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt onder andere uit:
- een brief van de raad van 19 augustus 2022 met als bijlage het raadsrapport van dezelfde datum;
- een brief van het hof van 22 augustus 2022;
- een journaalbericht namens de vader van 25 augustus 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 5 september 2022 met productie(s).
1.3
In genoemde brief van 22 augustus 2022 vraagt het hof partijen om aan te geven of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen. De vader heeft aangegeven een nadere mondelinge behandeling niet nodig te vinden De moeder heeft zich over deze vraag van het hof niet uitgelaten.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 19 april 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In zijn beschikking van 19 april 2022 heeft het hof aan de raad de vraag voorgelegd of er (op termijn) een (begeleide) omgang kan worden opgestart tussen de vader en de kinderen, wat daarvoor de mogelijkheden en belemmeringen zijn in de persoon en de
situatie van de vader, de moeder en de kinderen en welke omgang dan het meest in het
belang van de kinderen zal zijn.
2.3
De raad concludeert in zijn rapport van 19 augustus 2022 dat een omgangsregeling met de vader in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is. Het is belangrijk dat dit contact veilig en ontspannen is en dat de kinderen kind mogen zijn (fouten mogen maken) en dat de vader dat niet meteen koppelt aan de moeder. Onbegeleid contact is nu (nog) niet mogelijk aangezien de vader zijn gedrag in het verleden bagatelliseert terwijl dit van grote invloed is geweest op de kinderen en moeder haar welzijn. Voor de kinderen zou het KOPP-traject ondersteunend kunnen zijn zodat zij psycho-educatie krijgen over het hebben van een ouder met psychiatrische problematiek. Ook de vader zou psycho-educatie moeten krijgen over hoe om te gaan met de kinderen en zijn eigen handelen daarin. De raad adviseert het hof een omgangsregeling vast te stellen tussen [de minderjarige2] en [de minderjarige1] met hun vader. De raad adviseert een begeleide omgang tussen de vader en de kinderen bij een hulpverlenende instantie, door de ouders en het gebiedsteam vast te stellen, waarbij de voorkeur van de raad uit gaat naar het BOCS-traject van Jeugdhulp Friesland (Beschermde Omgang en Coaching na Scheiding), waarbij er voor de duur van zes maanden, één keer per maand één uur begeleide omgang zal zijn. Waarbij deze omgang ingeperkt dan wel uitgebreid kan worden, in het belang van de kinderen, in onderling overleg tussen de ouders en de betrokken hulpverlenende instanties.
2.4
De moeder heeft aangegeven bereid te zijn om haar medewerking te verlenen aan het door de raad geadviseerde BOCS-traject bij Jeugdhulp Friesland. Zij vindt de specialistische begeleiding die bij dat traject wordt geboden noodzakelijk. Wel twijfelt de moeder of de vader in staat is er voor te zorgen dat het contact een positieve ervaring wordt voor de kinderen, zonder agressie en onveiligheid. Het niet erkennen van het verleden en het weigeren om openheid van zaken te geven over zijn psychiatrische stoornis staat daaraan in de weg, aldus de moeder. De vader heeft aan het hof meegedeeld dat hij achter het advies van de raad staat.
2.5
Het hof acht omgang in het belang van de kinderen. De kinderen lijken behoefte te hebben aan contact met hun vader. De ouders hebben zich bereid verklaard deel te nemen aan het door de raad geadviseerde BOCS-traject bij Jeugdhulp Friesland. Het hof zal de beslissing met betrekking tot de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen daarom opnieuw aanhouden om partijen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan het BOCS-traject. Het hof zal de ouders daarnaar verwijzen. Het hof zal op dit moment zelf niet een begeleide omgangsregeling vaststellen zoals geadviseerd door de raad maar de opbouw en invulling van de begeleide omgang overlaten aan Jeugdhulp Friesland als uitvoerder van de hulpverlening waarbij de belangen van de kinderen leidend zijn.
2.6
Het hof zal een scan van deze beschikking en die van 19 april 2022 doorzenden aan het e-mailadres van Jeugdhulp Friesland.
2.7
Het hof verzoekt voorts Jeugdhulp Friesland om uiterlijk op de na te melden datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij het hof de eindrapportage over het verloop van het traject in te dienen.
Het hof zal deze eindrapportage doorzenden aan de advocaten van partijen en hen in de gelegenheid stellen daarop binnen een termijn van twee weken te reageren en daarbij aan te geven of zij een nadere zitting noodzakelijk achten.

6.De slotsom

In afwachting van het voorgaande zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. Het hof zal als volgt beslissen.

7.De beslissing

Het hof, alvorens verder te beslissen:
  • verwijst de vader en de moeder naar Jeugdhulp Friesland voor deelname aan het BOCS-traject;
  • verzoekt Jeugdhulp Friesland, uiterlijk op 1 mei 2023, of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van de hulpverlening aan het hof over te leggen;
  • stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk op 16 mei 2023, of in ieder geval binnen twee weken na ontvangst daarvan, te reageren op deze eindrapportage en daarbij aan te geven of zij een nadere zitting noodzakelijk achten;
  • bepaalt dat na ontvangst van de rapportage en de reactie van partijen hierop de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van partijen, anders beslist en een nadere mondelinge behandeling gelast;
houdt iedere verdere beslissing over de omgangsregeling aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, J.G. Idsardi en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door de griffier, en is op 13 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.