ECLI:NL:GHARL:2022:8794

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
P21/0310
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege na mislukte behandeling met voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel van 3 juni 2021. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1995 en verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Zwolle, had hoger beroep ingesteld tegen het bevel tot verpleging van overheidswege. Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet succesvol was, gezien de herhaalde incidenten en het gebrek aan behandelmotivatie van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 198 dagen opgelegd, samen met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar was verklaard.

Tijdens de zitting op 1 september 2022 heeft het hof de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde niet op zijn plek was in de huidige situatie en dat er behoefte was aan een passende zorgomgeving. Het hof heeft verschillende opties voor vervolgtrajecten onderzocht, maar concludeerde dat noch een zorgmachtiging op grond van de Wvggz, noch een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd een toereikend alternatief bood voor de noodzakelijke behandeling en resocialisatie.

Het hof heeft uiteindelijk de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de aanvulling dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de voortzetting van de behandeling en resocialisatie in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling vereisen. Het verzoek van de verdediging om de behandeling aan te houden voor een intakegesprek werd afgewezen, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet was gebleken. De terbeschikkinggestelde is veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder mishandeling en bedreiging, wat de beslissing van het hof verder onderbouwde.

Uitspraak

TBS P21/0310
Beslissing d.d. 15 september 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) te Zwolle,
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 3 juni 2021. Deze beslissing houdt in de ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vordering, de afwijzing van een verzoek tot aanhouding en het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 10 juni 2021;
- de (weiger)rapportage van psychiater I. Maksimovic van 31 augustus 2021 in het kader van de vordering tot verlenging van de maatregel;
- de rapportage van Reclassering Nederland van 13 oktober 2021 in het kader van de vordering tot verlenging van de maatregel;
- de rapportage van psychiater I. Hazemeijer van 15 november 2021 in het kader van de vordering tot verlenging van de maatregel;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van dit hof van 2 december 2021;
- de tussenbeslissing van dit hof van 16 december 2021;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Overijssel van 10 februari 2022 in het kader van de vordering tot verlenging van de maatregel;
- de beslissing van de rechtbank Overijssel van 24 februari 2022, onder meer strekkende tot verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 13 januari 2022 in het kader van de voorbereiding van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geneeskundige gezondheidszorg (Wvggz);
- de medische verklaring van de psychiater van 13 januari 2022 in het kader van de voorbereiding van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz;
- een memo van het Openbaar Ministerie van 3 februari 2022, over de uitkomst van het onderzoek naar een zorgmachtiging;
- de rapportage van de Reclassering Nederland van 25 mei 2022 in het kader van de vordering tot verlenging van de maatregel;
- een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van mei 2022, inhoudende dat aan de criteria voor een rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) wordt voldaan;
- de processen-verbaal van de terechtzittingen van dit hof van 10 maart 2022 en 9 juni 2022;
- een e-mailbericht van [adviseur] , zorginhoudelijk adviseur bij [bedrijf] , van 20 juli 2022;
- de pro justitia (weiger) rapportage van psychiater dr. T.W.D.P. van Os van 3 augustus 2022 in het kader van de vordering tot verlenging van de maatregel.
Het hoger beroep van de terbeschikkinggestelde tegen het bevel van de rechtbank dat hij alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, is ter zitting van 1 september 2022 gelijktijdig verder behandeld met zijn hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank van 24 februari 2022 tot verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar. In die zaak doet het hof ook vandaag uitspraak.
Het hof heeft ter zitting van 1 september 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem, en de advocaat -generaal mr. J.J.T.M. Pieters. Voorts heeft het hof ter zitting gehoord de deskundigen [adviseur] , zorginhoudelijk adviseur bij [bedrijf] , en drs. C.F. de Winter, arts verstandelijk gehandicapten en 1e geneeskundige bij Trajectum.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Volgens psychiater Hazemeijer zit de terbeschikkinggestelde niet op zijn plek in de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Wanneer de terbeschikkinggestelde in een voor hem passende gestructureerde woonvorm verblijft en medicatietrouw is, is volgens Hazemeijer het recidiverisico laag. Het is voor de terbeschikkinggestelde van belang dat wordt onderzocht wat de beste plek voor hem is.
De deskundige De Winter heeft in zijn algemeenheid verklaard over de mogelijkheden van plaatsing van de terbeschikkinggestelde in het kader van een rechterlijke machtiging binnen Trajectum. De deskundige heeft echter niet met de terbeschikkinggestelde zelf gesproken. Het is van belang dat Trajectum de terbeschikkinggestelde zelf ziet om iets te kunnen zeggen over de kans van slagen van een rechterlijke machtiging. In dat verband heeft de raadsman primair verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde een intakegesprek van de terbeschikkinggestelde met Trajectum af te wachten. Er dient nader onderzocht te worden of de persoon van de terbeschikkinggestelde op grond van een rechterlijke machtiging in de zin van de Wzd geplaatst kan worden binnen Trajectum. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering tot omzetting naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege af te wijzen, tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel en tot afgifte van een rechterlijke machtiging in de zin van de Wzd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde kan niet in een ander kader dan het kader van een terbeschikking-stelling met verpleging van overheidswege behandeld worden. De terbeschikkingstelling met voorwaarden is niet gelukt. Er moet nu eerst een behandeling plaats vinden alvorens er kan worden gekeken naar mogelijkheden buiten het kader van de terbeschikkingstelling. Een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd biedt onvoldoende waarborgen voor de beveiliging van de maatschappij en de behandeling van de terbeschikkinggestelde. De houding van de terbeschikkinggestelde schept ook geen vertrouwen voor een behandeling in een ander kader dan de terbeschikkingstelling. Hij wil niet meewerken, maar bij het ontbreken van behandeling is de kans op herhaling groot. Daarom dient de terbeschikkingstelling met voorwaarden omgezet te worden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Voor een aanhouding van de behandeling ten behoeve van een intake gesprek bestaat onvoldoende aanleiding, terwijl voor het afgeven van een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd geen aanknopingspunten bestaan.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank waarbij is bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het oordeel van het hof
Het procesverloop
De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 20 mei 2019 veroordeeld voor, kort gezegd,
  • tweemaal mishandeling,
  • bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
  • bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting en
  • vernieling.
De rechtbank heeft aan de terbeschikkinggestelde een gevangenisstraf van 198 dagen opgelegd en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Tot die voorwaarden behoorde onder andere opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Op 21 mei 2020 is de terbeschikkinggestelde op basis van de dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling met voorwaarden geplaatst in de FPA De Boog te Warnsveld.
Tijdens deze behandeling heeft zich een aantal incidenten voorgedaan. Op 8 april 2021 is de terbeschikkinggestelde overgeplaatst naar Forence, een gesloten afdeling van Transfore, in Deventer. Ook hier heeft zich een aantal incidenten voorgedaan. Op 26 april 2021 heeft de terbeschikkinggestelde zich onttrokken tijdens een begeleid verlof waarna hij dezelfde avond is aangehouden. Op 29 april 2021 heeft de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Overijssel, de voorlopige verpleging van de terbeschikkinggestelde bevolen. De rechtbank Overijssel heeft in de beslissing waarvan beroep bevolen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. Tegen deze beslissing heeft de terbeschikkinggestelde hoger beroep ingesteld.
In een separate procedure heeft de officier van justitie op 12 november 2021 gevorderd de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen. De rechtbank Overijssel heeft op 24 februari 2022 de maatregel verlengd met een termijn van een jaar. Ook tegen deze beslissing heeft de terbeschikkinggestelde hoger beroep ingesteld. Ook in dat hoger beroep zal het hof heden beslissen.
Het hof heeft deze zaak voor het eerst behandeld op de zitting van 2 december 2021. Op die zitting is naar voren gekomen dat volgens de reclassering voortzetting van het huidig kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet (langer) passend is. Er was geen overeenstemming met de terbeschikkinggestelde over de noodzaak tot behandeling en het gebruik van medicatie, aldus de reclassering. Volgens psychiater Hazemeijer was een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege echter niet nodig. Er diende te worden gezocht naar een passende woonvorm met 24-uurs zorg voor mensen met autisme en een verstandelijke beperking. Volgens de psychiater was een zorgmachtiging volgens de Wvggz de best passende maatregel om te zorgen dat de terbeschikkinggestelde zijn antipsychoticum blijft gebruiken, urinecontroles toestaat en indien nodig opgenomen kan worden op een gesloten afdeling binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg.
Het hof heeft vervolgens bij tussenbeslissing van 16 december 2021 het onderzoek heropend ten einde geïnformeerd te worden over de uitkomst van de destijds lopende voorbereidingsprocedure voor een zorgmachtiging.
Op de zitting van het hof van 10 maart 2022 bleek dat de geneesheer-directeur een zorgmachtiging niet passend achtte omdat die is gericht op kortdurend verblijf in een accommodatie, terwijl de terbeschikkinggestelde een langduriger verblijf nodig heeft. Vervolgens heeft het hof de behandeling aangehouden om te laten onderzoeken wat voor de terbeschikkinggestelde de meest passende plek is om geplaatst te worden, ongeacht of dit gebeurt in een forensisch kader zoals de voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden of in een niet forensisch kader zoals de Wzd of de Wvggz. Het hof achtte het
noodzakelijk dat alle mogelijke opties werden onderzocht en dat daarbij de bevindingen en conclusies van psychiater Hazemeijer, vermeld in diens rapport van 15 november 2021, als uitgangspunt werden genomen.
Ter zitting van 9 juni 2022 heeft het hof, gelet op het advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (
hierna: CIZ), de behandeling opnieuw geschorst teneinde de mogelijkheden te laten onderzoeken van een plaatsing van de terbeschikkinggestelde in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd. Het hof wilde de mogelijkheid hebben een afweging te maken tussen het kader van de terbeschikkingstelling en het civiele kader.
Tijdens de zitting van het hof op 1 september 2022 heeft deskundige De Winter verklaard dat Trajectum over twee plekken beschikt voor personen die onder de titel van een rechterlijke machtiging zijn opgenomen. Beide plekken zijn echter bezet en of er binnenkort een plek vrijkomt, kon de deskundige niet zeggen. De deskundige vond het zorgelijk dat er bij de terbeschikkinggestelde kennelijk geen sprake is van behandel-motivatie. Zij begreep de keuze voor Trajectum, gezien het beveiligingsniveau dat voor de terbeschikkinggestelde nodig is, maar benoemde dat bij een rechterlijke machtiging de mogelijkheid van een achtervang binnen een forensisch kader ontbreekt. Voorts heeft de deskundige verklaard dat er meestal eerst sprake is van een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling in een kliniek en dat als de behandeling ver genoeg gevorderd is, voor verdere zorg wordt overgegaan naar het kader van een rechterlijke machtiging.
Inhoudelijke overwegingen
In de eerste plaats stelt het hof vast dat de terbeschikkinggestelde verschillende voorwaarden niet heeft nageleefd. De terbeschikkinggestelde is niet betrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken, is tweemaal positief getest op drugs en hij heeft zich onttrokken aan zijn behandeling. Op zichzelf is daarmee voldaan aan een criterium om te bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft verschillende opties voor een vervolgtraject onderzocht. Het hof deelt de opvatting van de reclassering dat voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden door de problematiek en het gedrag van de terbeschikkinggestelde niet langer verantwoord en uitvoerbaar is. De terbeschikkinggestelde wil ook niet meer met de reclassering samenwerken. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het in de stukken beschreven verloop van de behandeling van de terbeschikkinggestelde het beeld laat zien van een persoon die over onvoldoende behandelmotivatie en onvoldoende standvastigheid beschikt om zich in te zetten voor zijn behandeling. Ook ontbreekt het hem aan voldoende ziekte-inzicht. De kans op recidive is hoog gebleken, ondanks de inzet van toezicht en controle.
Het hof is door het verloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, de problematiek en de opstelling van de terbeschikkinggestelde tot de conclusie gekomen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen voortzetting van de behandeling en resocialisatie in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling vereist. Noch het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz, noch een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd biedt op dit moment een toereikend (alternatief) kader om die noodzakelijke behandeling en resocialisatie te doen plaatsvinden. Nu de terbeschikkingstelling met voorwaarden is mislukt en voorzetting daarvan geen reële optie is, terwijl behandeling van de terbeschikkinggestelde noodzakelijk is, is het hof met de rechtbank van oordeel dat alsnog het bevel tot verpleging van overheidswege is geïndiceerd.
Indexdelicten
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 20 mei 2019 onder meer is veroordeeld ter zake van mishandeling, meermalen gepleegd, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting. Gelet op de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, ligt in die uitspraak besloten dat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor misdrijven, te weten de hiervoor benoemde bedreigingen, die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De terbeschikkingstelling is daarom niet in duur beperkt.
Bevestiging beslissing waarvan beroep
Het hof is onder aanvulling van gronden als hiervoor weergegeven van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming met aanvulling van die gronden worden bevestigd.
Afwijzing verzoek tot aanhouding
Het verzoek van de verdediging om de behandeling van de zaak aan te houden ten behoeve van een intakegesprek van de terbeschikkinggestelde met Trajectum wordt afgewezen, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof ziet geen reden tot nader onderzoek omdat in deze fase het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vereist is.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot aanhouding van de behandeling ten behoeve van een intakegesprek van de terbeschikkinggestelde met Trajectum.
Bevestigtmet aanvulling van gronden de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 3 juni 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels als voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. A. Vissers en dr. R.A. Graaff als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 15 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.