ECLI:NL:GHARL:2022:8621

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
200.283.758/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling na tussenbeschikking in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2022 een vervolg beschikking gegeven in hoger beroep inzake de zorgregeling voor de kinderen van de ouders, na een eerdere tussenbeschikking van 11 mei 2021. De ouders, aangeduid als de moeder en de vader, hebben afspraken gemaakt over de zorgregeling voor hun kinderen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder is vertegenwoordigd door advocaat mr. H.D. Postma en de vader door mr. J.S. Bauer, beide gevestigd in Leeuwarden.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in de periode na de tussenbeschikking gesprekken hebben gevoerd en een vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend, waarin zij overeenkwamen dat de eerder opgelegde dwangsommen niet zouden worden geïncasseerd. De feitelijke omgang tussen de vader en de kinderen is voortgezet zoals eerder, met aanpassingen in de zorgregeling. De moeder heeft aangegeven dat de afspraken die zij mondeling hebben gemaakt, kunnen worden vastgelegd in een beschikking.

Het hof heeft besloten dat [de minderjarige1] en [de minderjarige3] iedere donderdag en vrijdag van 14.00 uur tot 19.30 uur bij de vader verblijven, zonder dat er overnachtingen worden vastgelegd, omdat de kinderen hebben aangegeven dat zij liever niet willen overnachten. De regeling voor vakanties en feestdagen zal in onderling overleg tussen de ouders worden vastgesteld. De eerder opgelegde dwangsommen zijn niet meer van toepassing, en het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.283.758/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 159972)
beschikking van 6 oktober 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.D. Postma te Leeuwarden,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.S. Bauer te Leeuwarden.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 11 mei 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- twee journaalberichten namens de moeder van 1 september 2021, beiden met een begeleidend schrijven;
- een journaalbericht namens de vader van 1 september 2021 met een begeleidend schrijven;
- een journaalbericht namens de moeder van 2 september 2021;
- een journaalbericht namens de moeder van 11 november 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 11 november 2021;
- een journaalbericht namens de vader van 29 april 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 29 april 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 16 mei 2022;
- een journaalbericht namens de vader van 16 mei 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 16 augustus 2022;
- een journaalbericht namens de vader van 18 augustus 2022;
- een journaalbericht namens de moeder van 13 september 2022 met een begeleidend schrijven;
- een journaalbericht namens de vader van 15 september 2022.
1.3
Het hof acht een nadere mondelinge behandeling niet noodzakelijk en partijen hebben daartoe evenmin de wens uitgesproken. Het hof zal de zaak daarom verder op de stukken afdoen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 11 mei 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de ouders verzocht uiterlijk 1 september 2021 het hof schriftelijk te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de zorgregeling ten aanzien van [de minderjarige1] , geboren [in] 2007,
[de minderjarige2] , geboren [in] 2009 en [de minderjarige3] , geboren [in] 2013.
Verder heeft het hof de werking van de bestreden beschikking van 1 juli 2020 geschorst met ingang van 15 mei 2021. Bij de bestreden beschikking was als zorgregeling bepaald, voor zover hier van belang, dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ( [de minderjarige2] na een opbouw) bij de vader verblijven: elke week van donderdagmiddag na school tot vrijdagavond na het eten, eens in de twee weken op zondag vanaf 14.00 uur tot na het eten en de helft van de vakanties en de feestdagen. Verder had de rechtbank bepaald, voor zover hier van belang, dat de moeder vanaf 1 april 2021 een dwangsom van € 500,- verbeurt aan de vader voor iedere keer dat zij de bepaalde zorgregeling geheel of gedeeltelijk niet nakomt, een en ander met een maximum van € 10.000,-.
2.3
Uit de na voornoemde tussenbeschikking ingekomen stukken leidt het hof het volgende af. De ouders hebben een aantal gezamenlijke gesprekken gevoerd bij het Jeugd Expert Team (het JET). Het JET heeft de ouders vervolgens verwezen naar [naam1] . De ouders hebben zich aangemeld bij [naam1] , maar het hulpverleningstraject is niet van de grond gekomen.
Op 10 november 2021 hebben de ouders een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin zij onder meer zijn overeengekomen dat de (zo begrijpt het hof:) door de rechtbank bij de bestreden beschikking bepaalde dwangsommen niet zullen worden geïncasseerd en dat de “procedure dwangsommen wordt ingetrokken / geroyeerd”.
De feitelijke omgang tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige3] is na de bestreden beschikking voortgezet zoals deze daarvoor ook feitelijk plaatsvond, te weten iedere donderdag en vrijdag van 14.00 uur tot 19.00 uur. In 2022 is deze omgang gedurende ongeveer een half jaar uitgebreid naar van donderdagmiddag na school tot zaterdagmiddag, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige3] ook bij de vader hebben overnacht. Sinds ongeveer begin september 2022 vindt de omgang weer plaats op iedere donderdag en vrijdag van 14.00 uur tot 19.00/19.30 uur.
Namens de moeder is bij journaalbericht van 13 september 2022 aan het hof bericht dat wat haar betreft de afspraken die de ouders mondeling hebben gemaakt en die al geruime tijd worden nagekomen, kunnen worden vastgelegd in een beschikking, die dan in de plaats komt van de bestreden beschikking en waarmee dan tevens komt vast te staan dat de dwangsommen komen te vervallen. De afspraken luiden volgens de moeder als volgt: [de minderjarige1] en [de minderjarige3] komen iedere donderdag en vrijdag van 14.00 uur tot 19.30 uur bij de vader. Zij overnachten niet bij de vader. [de minderjarige2] komt niet bij de vader.
Namens de vader is bij journaalbericht van 15 september 2022 onder meer het volgende aangegeven: “Het afgelopen halfjaar zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige3] wekelijks bij de man geweest van donderdagmiddag tot zaterdag na de lunch, waarbij de kinderen regelmatig van donderdag op vrijdag en van vrijdag op zaterdag bij de man overnachtten. Sinds twee weken is daar verandering in gekomen, de kinderen hebben aangegeven liever niet te willen overnachten en dat gebeurt sindsdien daarom ook niet meer. De man gaat ermee akkoord dat wordt vastgelegd dat [de minderjarige1] en [de minderjarige3] elke week van donderdag tot zaterdag na de lunch bij hem zijn, maar wil wel de mogelijkheid open houden dat de kinderen bij hem overnachten. De man zal geen druk uitoefenen op de kinderen om bij hem te overnachten. Er is geen omgang tussen de man en [de minderjarige2] .”
2.4
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de ouders het in ieder geval eens zijn dat als zorgregeling wordt vastgelegd dat [de minderjarige1] en [de minderjarige3] iedere donderdag en vrijdag van 14.00 uur tot 19.30 uur bij de vader verblijven en dat er geen omgang is tussen de vader en [de minderjarige2] . Het hof zal dan ook dienovereenkomstig beslissen. Nu de kinderen kennelijk hebben aangegeven niet bij de vader te willen overnachten en de vader kenbaar heeft gemaakt geen druk te zullen uitoefenen op de kinderen om bij hem te overnachten, zal het hof geen overnachtingen vastleggen. Hiermee zou immers impliciet wel weer druk kunnen worden uitgeoefend en/of ervaren. Mochten de ouders het onderling eens worden dat de zorgregeling kan worden uitgebreid, bijvoorbeeld met één of meerdere overnachtingen, dan staat het de ouders vanzelfsprekend vrij hierover nadere afspraken te maken.
2.5
Met betrekking tot de bij de bestreden beschikking bepaalde regeling voor de vakanties en feestdagen (bij helfte verdelen) leidt het hof uit de stukken af dat deze regeling evenmin is uitgevoerd. Nu de kinderen de afgelopen jaren ook nog nooit langer dan twee nachten bij de vader hebben overnacht, acht het hof het niet in het belang van de kinderen om te bepalen dat de kinderen de helft van de vakanties bij de vader verblijven. Het hof zal, overeenkomstig de feitelijke regeling, bepalen dat de reguliere zorgregeling doorloopt in de vakanties, tenzij de ouders in onderling overleg een andere vakantieregeling overeenkomen. Voor de feestdagen zal het hof bepalen dat de ouders deze in onderling overleg dienen te verdelen.
2.6
Met betrekking tot de bij de bestreden beschikking opgelegde dwangsommen, het gegeven dat het hof bij beschikking van 11 mei 2021 de werking van de bestreden beschikking heeft geschorst en de gevolgen hiervan, overweegt het hof als volgt. De beslissing van het hof in zijn beschikking van 11 mei 2021 om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, geldt voor de duur van de procedure in hoger beroep, dus totdat het hof een eindbeschikking heeft gegeven. De schorsing van de bestreden beschikking eindigt dus per heden. Het hof zal nu, zoals door de ouders verzocht, de door de ouders gemaakte afspraken over de zorgregeling, zoals deze hiervoor zijn weergegeven en nu worden uitgevoerd, als zorgregeling vastleggen.
Het hof ziet geen aanleiding om aan de door de ouders afgesproken zorgregeling een dwangsom te verbinden. Zoals het hof al in zijn beschikking van 11 mei 2021 heeft overwogen, ligt de oplossing in dit geval niet in het opleggen van (al dan niet: wederzijdse) dwangsommen.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
1 juli 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
stelt de volgende zorgregeling tussen de vader en zijn kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige3]
vast:
- [de minderjarige1] en [de minderjarige3] verblijven iedere donderdag en vrijdag van 14.00 uur tot 19.30 uur bij de vader, waarbij het de ouders vrij staat deze regeling in onderling overleg uit te breiden met bijvoorbeeld één of meer overnachtingen;
- in de vakanties geldt de reguliere zorgregeling, tenzij de ouders in onderling overleg anders overeenkomen;
- de feestdagen worden in onderling overleg tussen de ouders verdeeld.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, I.A. Vermeulen en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier en is op 6 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.