ECLI:NL:GHARL:2022:8504

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
200.303.186/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en lastercampagne tegen ondernemer en zijn bedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de appellanten, [appellant1] en SolidNature B.V., die de geïntimeerde beschuldigen van betrokkenheid bij een lastercampagne die hen schade heeft berokkend. De appellanten stellen dat de geïntimeerde, samen met anderen, opzettelijk lasterlijke informatie heeft verspreid over hen, met als doel hun reputatie te schaden en hen financieel te benadelen. De procedure is gestart na een reeks van gebeurtenissen die teruggaan tot 2017, waarin de appellanten geconfronteerd werden met beschuldigingen van criminele activiteiten, waaronder drugshandel en witwassen, die door de geïntimeerde en zijn medeplichtigen zijn verspreid. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de geïntimeerde onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de lastercampagne, die onder andere via sociale media en publicaties is verspreid, heeft geleid tot aanzienlijke reputatieschade voor de appellanten. Het hof heeft de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de appellanten, die verder zal worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. De vorderingen van de geïntimeerde zijn afgewezen, en het hof heeft de proceskosten ten laste van de geïntimeerde gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.303.186/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 254077 )
arrest van 4 oktober 2022
in de zaak van

1.[appellant1] ,

die woont in [woonplaats1] ,
hierna:
[appellant1] ,
2. SolidNature B.V.,
die gevestigd is in Aalsmeer,
hierna:
SolidNature,
appellanten,
bij de rechtbank: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. M.W.J. Ariëns, die kantoor houdt in Haarlem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 21 september 2021;
- de memorie van grieven (met producties) van 8 februari 2022;
- de verstekverlening tegen [geïntimeerde] .
1.2
[appellanten] hebben arrest gevraagd op basis van het door hen aan het hof gestuurde dossier.

2.Waar gaat deze procedure over?

2.1
[appellanten] verdenken [geïntimeerde] van betrokkenheid bij een grootscheepse lastercampagne die was bedoeld om [appellanten] schade toe te brengen. Dat geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Tot 2020 was [appellant1] middellijk bestuurder van SolidNature, dat zich bezighoudt met het leveren en plaatsen van exclusieve natuursteen. Tot mei 2017 vond de exploitatie van Iraanse steengroeven plaats door RevealRox, een joint venture van [appellant1] en financier [naam1] (hierna: [naam1] ). Deze samenwerking is met een conflict geëindigd. De vennootschap ATRH Holding B.V. (hierna: ATRH), waarvan [appellant1] aandeelhouder is, behoort tot dezelfde groep vennootschappen als SolidNature en RevealRox.
2.3
[geïntimeerde] is op 1 mei 2017 bij ATRH als [functie1] zaken in dienst getreden. Aan dit dienstverband kwam in november 2017 een einde. Op 1 juni 2017 trad [naam2] (hierna: [naam2] ) in dienst bij ATRH als [functie2] van [appellant1] . Dit dienstverband duurde tot en met 31 oktober 2017. Vanaf 1 september 2017 heeft [naam3] (hierna: [naam3] ) als [functie3] gewerkt voor RevealRox. [naam3] heeft dit contract op 24 november 2017 beëindigd. Diezelfde maand heeft hij werknemers van ATRH, SolidNature en RevealRox benaderd met de mededeling dat [appellant1] bij criminele activiteiten betrokken was – waaronder drugshandel, witwassen, oplichting en afpersing – en op die manier zijn geld verdiende.
2.4
Op 16 november 2017 heeft [geïntimeerde] aan [appellant1] de volgende WhatsApp gestuurd.
[appellant1] bel me ff (spoed)
Moet tussen ons blijven, zeer gevoelige kwestie!!!
Cancel je afspraken!!! Mega probleem
2.5
In een gesprek op 19 november 2017 heeft [geïntimeerde] [appellant1] mede door middel van
het tonen van documenten proberen te overtuigen dat [naam3] een CIA-agent is, bezig met
een geheime missie bij RevealRox. In de transcriptie van dat opgenomen gesprek staat
dat [geïntimeerde] onder meer heeft gezegd:
[naam3] die heeft zoveel bevoegdheid die kan door middel van een (angst?) bericht de sterke arm van Nederland gewoon aansturen en ook nog daarbuiten. Dat houdt in als hij zegt van (angst?) bericht ik wil controle Solid Nature dan komt ie de FIOD in, dan komt ie de arbeidsinspectie in dan komt ie alles in. Zoveel macht heeft ie. Na en dan hebben we gewoon een probleem, want dan kun je wel opdoeken want wat gaat ie daarna doen, is dan gaat ie gewoon de media inschakelen. (.. . ) Dat moeten we dus voorkomen. Ehm de media gaat zeggen belasting ontduiking, witwassen, schijnconstructies, de Iranees, president, geheime dienst, Iran. (…) Wat ik voor jou kan doen is die hele teringzooi opruimen. (… )We gaan de inkomsten stroomlijnen, kijken waar het ingaat hoe het terugkomt en waar de lekken zitten. ik ga speciale opdrachten voor jou uitvoeren ik wil wat dingen weten van het bedrijf, ik wil de rekeningen weten (…).
2.6
[geïntimeerde] heeft een lijst met adressen van het personeel opgevraagd en heeft die op 3 oktober 2017 in een e-mail gekregen.
2.7
Op 30 november 2017 heeft [naam3] met een zekere [naam4] gesproken over onder meer een mailinglijst met adressen van het personeel dat informatie over [appellanten] zal ontvangen. In de transcriptie van dat opgenomen gesprek staat dat [naam3] onder meer heeft gezegd:
Dat Alert, als het af is en professioneel gemaakt, dan moet het verzonden vanuit info@gabme.orq, ja? (…) Maar we willen een paar dingen doen. Eén is eerst dit bloot leggen. Twee, mensen attenderen d'r op. Dat hé, {onverstaanbaar] opgelicht of wat dan ook. En drie voorkomen dat ie dat ooit doet. Omdat te kunnen moeten we gewoon (…) een mailinglijst. Alle relevante personeel van het bedrijf. […] Die lijst heb ik, ja. Daarna, alle klanten. Daarna, alle banken in USA, Europa, Oost-Europa. (…) Dus ga niet (…) van het bedrijf, alle personeel die heb ik, alle klanten die heb ik. Alle banken dat moet je wel doen. Alle partners heb ik. Alle leveranciers heb ik ook. Crediteuren heb ik ook.
2.8
Op 1 december 2017 heeft [appellant1] een mail ontvangen van de niet bestaande Global Advisory Board Middle East (GABME), waarin werd gesproken over een “international fraud investigation” met betrekking tot zijn ondernemingen. Kort daarna is een rapport met de naam ‘International Security and Fraud Alert - Iranian Fraud’ (het GABME-rapport) op het internet gepubliceerd. In dit rapport, dat was opgesteld door [naam3] en op het web is geplaatst met behulp van [naam4] , worden [appellant1] en een aantal andere aan SolidNature en RevealRox gelieerde personen beschreven als criminelen en fraudeurs, die investeerders in en schuldeisers van hun ondernemingen niet betalen. Daarnaast wordt verslag gedaan van een extravagante levensstijl van [appellant1] . Een foto van [appellant1] wordt getoond en ook foto’s van anderen, die met een zwarte balk voor hun ogen zijn afgebeeld.
2.9
Op 2 december 2017 hebben diverse werknemers van SolidNature en RevealRox een e-mail van GABME ontvangen waarin staat dat [naam1] is opgelicht door [appellant1] en dat investeerders, leveranciers en werknemers door zijn luxeleven met lege handen achterbleven. De werknemers worden in die mail opgeroepen om de hun bekende vermogensbestanddelen van [appellant1] door te geven, waarbij een beloning in het vooruitzicht wordt gesteld.
2.1
Vanaf 4 december 2017 zijn via Twitter onder de naam GABME berichten gepost met een link naar de website waarop het GABME-rapport was gepubliceerd. Het rapport is ook onder klanten en relaties van SolidNature en RevealRox verspreid en anoniem toegezonden aan de redactie van het tijdschrift
Quote.In dit tijdschrift is op 4 december 2017 een artikel verschenen over het geschil tussen [appellanten] en [naam1] . Op 20 februari 2018 heeft
Quoteook een artikel gepubliceerd over (de berichtgeving op internet rond) de zakelijke activiteiten van [appellant1] :
Er verschijnen obscure websites waarop de Solid Nature-voorman wordt uitgemaakt voor fraudeur en oplichter die met schimmige trawanten en constructies investeerders-miljoenen zou wegsluizen naar het buitenland. Daarnaast zou een deel zijn verdampt door zijn exuberante uitgavenpatroon. Harde bewijzen voor de vuige aantijgingen ontbreken en [appellant1] zegt zelf dat hij slachtoffer is van een ‘lastercampagne’.
2.11
[appellanten] hebben vanaf december 2017 onderzoeksbureaus ingeschakeld die onder meer de gangen van [geïntimeerde] hebben onderzocht.
2.12
[naam1] is eind 2017 een kort geding gestart tegen [appellant1] met onder meer als doel de overdracht van negen steengroeven in Iran. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen op 29 november 2017 afgewezen. Op 12 januari 2018 hebben [naam1] en [appellant1] een schikkingsovereenkomst gesloten voor de definitieve beëindiging van het gehele conflict.
2.13
Het GABME-rapport is in januari 2018 op last van de rechter verwijderd van Twitter en van de website waar het gehost werd. In februari hebben [naam3] en [naam4] echter onder de alias [naam5] een mail aan [appellant1] verzonden met een verwijzing naar een soortgelijke website, met de titel ‘Europe Largest Scam Inc. Exposed’. [naam5] heeft op
20 februari 2018 ook een mail verstuurd naar [appellant1] en werknemers van SolidNature en RevealRox, met als onderwerp “Quote Magazine exposes the criminal and thief [appellant1] ”. Het artikel uit Quote was bijgevoegd. [appellant1] werd in deze mail uitgemaakt voor “criminal and psychopat”. Het artikel is door [naam5] ook aan diverse (overheids)instanties gezonden.
2.14
Op 12 mei 2021 is [naam2] veroordeeld tot betaling van een boete van € 2.500 aan ATRH voor het in strijd met een geheimhoudingsovereenkomst aan [naam3] verstrekken van informatie over onder meer de namen van investeerders, cliënten en/of andere relaties van SolidNature en het verstrekken van een foto van [appellant1] die [naam3] voor de lastercampagne heeft gebruikt.
2.15
[appellanten] hebben op 31 januari 2018 conservatoir bewijsbeslag laten leggen ten laste van [geïntimeerde] en [naam3] . Het beslag onder [geïntimeerde] is gelegd door deurwaarderskantoor De Groot & Evers en de in beslag genomen bescheiden zijn in gerechtelijke bewaring gegeven aan DigiJuris B.V. Het hof heeft [geïntimeerde] op 22 juni 2021 veroordeeld om de bescheiden die zijn vermeld op een aangepaste lijst van De Groot & Evers of DigiJuris in afschrift aan [appellanten] te (doen) verstrekken.
2.16
Het Openbaar Ministerie en de FIOD hebben in december 2019 beslag laten leggen onder [appellant1] en hem in voorlopige hechtenis laten nemen op verdenking van oplichting en witwassen. In het strafrechtelijk onderzoek was de verdenking dat [appellant1] geen steengroeven had verworven. Op 6 juli 2020 is de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat vast was komen te staan dat [appellant1] wel degelijk steengroeven had aangekocht en geëxploiteerd.
2.17
Al deze gebeurtenissen tezamen hebben ertoe geleid dat [appellanten] zich tot de rechtbank hebben gewend en een verklaring ‘voor recht’ hebben gevraagd dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en aansprakelijk is voor geleden schade, met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van deze, in een afzonderlijke procedure vast te stellen schade (de schadestaatprocedure). Ook is veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot betaling van € 1.124.021,19, vermeerderd met rente en kosten.
2.18
Deze vorderingen zijn gebaseerd op het verwijt dat [appellanten] slachtoffer zijn van een lastercampagne. Nadat [naam3] als infiltrant bij RevealRox was binnengekomen, zou hij [geïntimeerde] hebben omgekocht om die campagne samen met hem uit te voeren. De strategie was erop gericht lasterlijke informatie te verspreiden, te proberen een exodus onder het personeel te bewerkstelligen en informatie te verzamelen over voor verhaal vatbare activa. [geïntimeerde] heeft daarmee volgens [appellanten] in groepsverband met [naam1] , [naam3] en [naam2] een onrechtmatige daad gepleegd en is hoofdelijk aansprakelijk voor de door hen geleden schade. Hij is ook los daarvan ook op grond van het leerstuk onrechtmatige daad voor die schade aansprakelijk. De gevorderde schade bestaat enerzijds uit reputatieschade en miljoenen aan gederfde winst en € 1.124.021,19 aan kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] .
2.19
De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen en heeft de door [appellanten] gelegde conservatoire beslagen op vordering van [geïntimeerde] opgeheven. [appellanten] moesten ook meewerken aan de doorhaling van het op de woning van [geïntimeerde] gelegde beslag. Met het hoger beroep komen [appellanten] tegen al deze beslissingen op.

3.De beoordeling

3.1
Het hof gaat er als onbestreden vanuit dat de voormalig zakenpartner van [appellant1] , [naam1] , aan [naam3] opdracht heeft gegeven [appellant1] ‘kapot te maken’. Aan [naam3] is voor dat doel naar eigen zeggen een eerste betaling gedaan van € 750.000, waarna [naam3] in de onderneming van [appellant1] is geïnfiltreerd en een lastercampagne heeft opgetuigd die heeft geresulteerd in diverse, zeer belastende publicaties en de voorlopige hechtenis van [appellant1] . Dit alles nam een aanvang in de periode dat hij voor [appellant1] werkzaam was en zette zich in de jaren daarna voort. Vast staat ook dat [geïntimeerde] zich eind 2017 negatief over [appellant1] heeft uitgelaten: hij heeft gesprekken gevoerd met [naam6] , zijn leidinggevende bij ATRH, waarbij hij vertelde dat [appellant1] diep in een criminele organisatie zat
(wapenhandel, drugshandel en witwassen), dat hij samen met zijn broer en moeder werd aangestuurd door de Iraanse geheime dienst en dat hij met deze informatie naar buiten zou treden. In een door [naam6] opgenomen telefoongesprek zegt hij:
Wij gaan alles openleggen nu van wat er speelt, het hele verhaal, hoe het is gekomen, wie d’r op zit, wat er aan de hand is, alles.
3.2
[naam6] heeft wegens bedreiging, smaad en schending van bedrijfsgeheimen later aangifte gedaan tegen [geïntimeerde] . Daarin merkt hij onder meer op dat [geïntimeerde] hem heeft aangespoord onmiddellijk ontslag te nemen omdat het leven van [naam6] en diens familie in gevaar zou zijn.
3.3
Volgens een andere medewerker, [naam7] , begon [geïntimeerde] hem in september/oktober 2017 al te vertellen dat er iets niet klopte en dat hij het niet vertrouwde:
Er zouden duistere praktijken gaande zijn bij [appellant1] . (…) Dezelfde verhalen over de ondoorzichtige structuur van het bedrijf werden mij verteld door [naam3] . (…) [geïntimeerde] had geen bewijs voor zijn verhalen ( [naam3] ook niet), maar gezien zijn staat van dienst en onze relatie twijfelde ik er niet aan dat hij oprecht en eerlijk was.
3.4
Ook headhunter [naam8] heeft een verklaring afgelegd over een telefoongesprek met [geïntimeerde] op 26 november 2017 waarin hij aangaf dat [geïntimeerde] het een en ander wilde vertellen over wat hij wist van [appellant1] en wat hij met hem had meegemaakt.
3.5
De vordering van [appellant1] tegen [geïntimeerde] is gebaseerd op de stelling dat [geïntimeerde] hierbij handelde in nauwe samenwerking met [naam3] en daar door [naam3] voor betaald kreeg. Dat laatste heeft [naam3] ook verklaard. Op 4 februari 2020 zei hij:
En die [geïntimeerde] die wel interessant (…) Ja, ik vond het wel een simpele boerenjongen (…) en die had op mij gezeten. Die was mij aan het volgen. En dit en dat. En ik zei kom eens hier jij. Hier heb je anderhalve ton, nou eventies doen en ja (…).
3.6
De tegen [appellant1] gerichte activiteiten van [naam3] en Koster worden bevestigd door [naam9] , die met hen heeft samengewerkt:
Ik ben in maart 2018 in contact gekomen met [naam3] via [geïntimeerde] . [naam3] heeft mij gevraagd om te komen werken voor hun bedrijf GeoSecureCorp (GSC). [naam3] en [geïntimeerde] vertelden mij dat zij partners waren en al geruime tijd samenwerkten.
Ik heb persoonlijk [naam3] en [geïntimeerde] in deze periode meerdere malen horen praten over [naam1] . [naam3] en [geïntimeerde] waren veel bezig met het "kapot" maken van [appellant1] en zijn bedrijf. Zij werkten zeer intensief samen. (…) [geïntimeerde] deed niks zonder overleg of toestemming van [naam3] . Ik heb hen trots horen vertellen praten over hoe ze dit gingen doen of wat ze hadden gedaan. Ikzelf ben ook aanwezig geweest bij een gesprek met Quote inzake [appellant1] . In de periode dat ik voor hen heb gewerkt heb ik meerdere malen contant geld gezien. [naam3] heeft mij verteld dat er € 350.000 was binnen gekomen via hun opdrachtgever. Later heeft [naam3] mij verteld dat hun opdrachtgever [naam1] was. Via het bedrijf
GeoSecurCorp is nooit een betaling binnen gekomen.
3.7
In dezelfde zin heeft [naam4] verklaard:
[naam3] kwam in 2017 met het voorstel van GABME. (…). Hij had duidelijk voldoende geld omhanden. GABME moest een mediacampagne worden op basis van informatie van hem, [naam2] en [geïntimeerde] . Ten tijde van de GABME-kwestie was ik regelmatig getuige van [naam3] gesprekken met [geïntimeerde] en [naam2] over de strategie, vormgeving en inhoud van de GABME-website, de afspraken met journalisten en de te versturen e-mails na publicatie. [naam2] en [geïntimeerde] voorzagen onder andere [naam3] van contactlijsten, foto's en andere materialen om te gebruiken voor GABME. [naam3] , [naam2] en [geïntimeerde] werkten intensief samen en hadden een gezamenlijk doel waarvan ik getuige ben geweest gedurende 2017, 2018 en 2019. Omdat ik door [naam3] werd gevraagd een afspraak met de journalisten af te zeggen, kreeg ik op enig moment feedbacht van de Quote journalisten dat ze [naam3] in gezelschap van [geïntimeerde] en [naam2] hadden ontmoet en daarna over nog een aantal ontmoetingen waar vragen van de Quote journalisten werden beantwoord. Verder was ik getuige van gesprekken tussen een mannelijke persoon die zichzelf presenteerde als assistent van [naam1] met [naam3] , in 2017 en begin 2018, die onder andere bevestigde dat [naam1] aangifte zou gaan doen tegen [appellant1] . Hetgeen hij weer door gaf aan [geïntimeerde] en de journalisten. [naam3] heeft mij meerdere malen bevestigd dat zij werkten voor [naam1] .”
3.8
Voor zover de ontmoetingen tussen [geïntimeerde] , [naam3] en [naam2] nog zouden moeten worden verklaard uit de oprichting van beveiligingsbedrijf Geosecurecorp op 5 maart 2018, overtuigt dit niet, gezien de voorgaande getuigenverklaringen, het feit dat geen jaarstukken zijn gedeponeerd en omdat ook overigens niet is gebleken van enige activiteit, terwijl de inschrijving in het handelsregister ambtshalve door de Kamer van Koophandel is doorgehaald wegens opheffing van de vestiging op 4 oktober 2019.
3.9
[geïntimeerde] blijft bij zijn verdenkingen over drugs- en wapenhandel en contacten met de Iraanse geheime dienst, maar heeft in deze procedure niet overtuigend uitgelegd waar hij die op baseerde. Bovendien: zonder toelichting – die ontbreekt – zijn de door hem geuite verdachtmakingen aan het adres van [appellant1] onverenigbaar met het ook vaststaande feit dat hij op 19 november 2017 (kort voor het uitkomen van het lasterlijke rapport, en ook kort voor het vertrek van [naam3] ) juist [appellant1] heeft gewaarschuwd voor een ‘Mega probleem’ dat [naam3] had veroorzaakt. Hij heeft [appellant1] toen documenten getoond waaruit zou moeten blijken dat [naam3] een CIA-agent was die bij [appellant1] een geheime missie draaide en een lastercampagne zou kunnen gaan voeren. Uit een opgenomen gesprek blijkt dat hij toen over [naam3] onder meer heeft gezegd:
want (…) dan gaat ie gewoon de media inschakelen (…) en het is gebeurd. Dat moeten we dus voorkomen (…).
3.1
Feitelijk was dit juist, maar deze handelwijze ligt niet voor de hand als [geïntimeerde] er zelf van overtuigd was dat de verdenkingen allemaal terecht waren en hij zich ook zelf in die zin tegenover anderen uitliet.
3.11
[geïntimeerde] heeft hiervoor geen begrijpelijke verklaring gegeven. Hij volstaat met de opmerking dat hij zijn werk voor [appellant1] (volgens hem: onderzoek naar de handel en wandel van [naam3] ) goed heeft gedaan, maar legt niet uit hoe zich dat verdraagt met zijn eigen overtuiging dat de inhoud van de belastende publicaties juist is, en de uitlatingen die hij over deze verdenkingen tegenover anderen heeft gedaan.
3.12
Anders dan [geïntimeerde] , heeft [appellant1] hier wel een verklaring voor gegeven. Die vindt bovendien steun in objectieve feiten en omstandigheden: [geïntimeerde] , die wist dat het belastende GAMBE-rapport kort na dit gesprek zou worden gepubliceerd, heeft op deze manier geprobeerd het vertrouwen van [appellant1] te winnen; hij heeft zijn hulp aangeboden (“Ik kan hier een veiligheidsarchitectuur zetten onder leiding van diensten, onder mijn leiding. Ga ik doen”) en heeft gevraagd om informatie over de bankrekeningen van de bedrijven van [appellant1] . Die gegevens wilde hij echter niet hebben om [appellant1] te beschermen. Het werkelijke doel was om informatie over verhaalsobjecten te verkrijgen – net als in het GAMBE-rapport dat kort nadien werd verspreid:
WE NEED YOUR HELP. In order to compensate duped investors, GABME is investigating all possible assets that the brothers DNM [ [appellant1] ] control. Please inform us about your knowledge with regard to any items that can be liquidated to compensate creditors of the scam brothers DNM.
3.13
De verdachtmakingen van [geïntimeerde] tegen [naam3] verdragen zich ook niet met de intensieve contacten die beiden voorafgaand aan en ook na het uitkomen van het GAMBE-rapport hebben onderhouden en hun pogingen de journalist [naam10] en journalisten van Quote een belastend boek respectievelijk belastende artikelen over [appellant1] te laten schrijven. Beide heren hadden bijvoorbeeld op 19 januari 2018 een ontmoeting in Amsterdam. Uit een opname die een door [appellant1] ingeschakeld onderzoeksbureau heeft gemaakt, blijkt dat zij toen spraken over een op handen zijnde publicatie in Quote over [appellant1] . [naam3] zegt dan dat zodra dat artikel verschijnt, hij en anderen ervoor gaan zorgen dat dat artikel wordt vertaald in zes talen en de hele wereld over zal gaan. Op 6 februari 2018 gaat vervolgens – ook dat staat vast – de op de publicatie van Quote gerichte en door [naam3] georkestreerde lastercampagne van ‘ [naam5] ’ van start. [naam3] en [geïntimeerde] hebben zich vervolgens beziggehouden met de oprichting van Geosecurcorp. Eerder, op
18 december 2017, vond in het Hilton Amsterdam nog een ontmoeting plaats tussen [naam1] (de financier van de lastercampagne) en [geïntimeerde] . [naam3] heeft die ontmoeting geplaatst in het kader van de lastercampagne. Hij verklaarde daarover in het gesprek met [appellant1] op
4 februari 2020:
[ [appellant1] ]: Dus hij (lees: [naam1] ) heeft één op één aan jou een opdracht gegeven zeg je. [ [naam3] ]: Eén op één. We hebben hem drie keer gesproken. Eén keer ik. [geïntimeerde] twee keer (…) Hij heeft zelfs [geïntimeerde] een baan aangeboden om B&S International Security Manager te worden.
Conclusie
3.14
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat voldoende is onderbouwd en onvoldoende is bestreden dat [geïntimeerde] onrechtmatig tegenover [appellanten] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die [appellanten] daardoor hebben geleden.
De diverse schadeposten
3.15
[appellanten] voeren aan dat hun eer en goede naam door de lastercampagne is aangetast en een grote impact op het persoonlijke leven van [appellant1] heeft gehad. Bovendien is het zakelijke leven van hem en zijn bedrijf erdoor ontwricht. Het hof acht de kans dat zij daardoor schade hebben geleden zonder meer aannemelijk en zal daarom de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure toewijzen.
3.16
Over de concreet gevorderde schade overweegt het hof het volgende.
- Facturen van Lemstra Van der Kort Advocaten
3.17
In de periode december 2017-mei 2018 hebben [appellanten] advocatenkosten gemaakt die volgens hen voor het overgrote deel zien op onderzoek, het leggen van bewijsbeslagen en het aansturen van adviseurs. Zij vorderen deze kosten als schade (€ 243.115,66).
3.18
Het hof constateert dat de overgelegde facturen slechts de omschrijving ‘juridische werkzaamheden’ vermelden en dat een nadere specificatie ontbreekt. Dat en in hoeverre (‘voor het overgrote deel’) deze kosten zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, is daarmee onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
- Facturen van Visser Schaap Kreijger Advocaten
3.19
[appellanten] zeggen een in mediarecht gespecialiseerd kantoor te hebben moeten inschakelen om Google, Twitter, Wordpress, Your Hosting en andere hostingproviders ertoe te bewegen de lasterlijke (inhoud van) websites, accounts en berichten offline te halen. Ook deze advocaatkosten worden als schade gevorderd (€ 68.819,43).
3.2
De facturen van dit kantoor hebben als onderwerp “ [appellant1] / Wordpress, Twitter en Google’ en rijmen met het voor zich sprekende doel van schadebeperking (6:96 lid 2 sub a). Dat dergelijke kosten als schade kunnen worden gevorderd, is daarmee aannemelijk. Uit de facturen en de verdere onderbouwing ervan blijkt echter niet duidelijk in hoeverre deze kosten als schade kunnen worden aangemerkt. Het hof zal, schattend naar billijkheid, € 35.000 van deze vordering toewijzen.
- Facturen van Solitt Law Advocaten
3.21
Een derde advocatenkantoor dat [appellanten] hebben ingeschakeld, is gespecialiseerd in strafrecht. De kosten zijn gemaakt voor het voorbereiden en het doen van aangiften tegen [naam3] , [geïntimeerde] en [naam4] (€ 78.237,10).
3.22
De facturen van Solitt Law Advocaten zijn gericht aan ATRH Holding BV, en niet aan [appellanten] Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – ziet het hof niet in dat deze kosten als schade van [appellanten] zijn aan te merken. De enkele opmerking dat [appellant1] de kosten uiteindelijk heeft gedragen, is onvoldoende reden om daar anders over te oordelen. Ook deze schadepost wordt daarom afgewezen.
- Kosten van onderzoeksbureaus
3.23
[appellanten] hebben ruim 1,1 miljoen betaald aan twee onderzoeksbureaus om te achterhalen wie achter de lastercampagne zitten. Zij vorderen daarvan alleen de kosten van het bureau waarvan zij de gegevens willen bekendmaken: S4Si Ltd (€ 754.845).
3.24
Dat deze kosten zijn gemaakt, en voldoen aan de daaraan te stellen eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets), is gelet op de omvang van de lastercampagne en de complexiteit ervan onvoldoende bestreden gebleven. Naar het oordeel van het hof kunnen deze kosten worden aangemerkt als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
- Buitengerechtelijke kosten en rente
3.25
De nevenvorderingen zijn niet afzonderlijk bestreden en worden om die reden toegewezen.
Het bewijsaanbod
3.26
Nu het onrechtmatige gedrag van [geïntimeerde] vaststaat, bestaat er geen aanleiding toe in te gaan op het aanbod van [appellanten] tot het horen van getuigen.
De vorderingen van [geïntimeerde]
3.27
Omdat de vorderingen van [appellanten] deels worden toegewezen, moeten de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen.
De conclusie
3.28
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van [appellanten] zullen hierna goeddeels worden toegewezen, onder afwijzing van die van [geïntimeerde] , en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van [appellanten] , zowel bij de rechtbank als in dit hoger beroep. Die kosten omvatten de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening
(zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
Het hof:
1. vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel in Zwolle van 23 juni 2021 zowel in conventie als in reconventie en neemt de volgende beslissing:
2. verklaart voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens [appellanten] heeft gehandeld en uit dien hoofde voor de daardoor geleden schade aansprakelijk is;
3. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van alle als gevolg hiervan door [appellanten] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, behoudens voor zover die schade in dit arrest wordt toe- of afgewezen;
4. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van een schadevergoeding aan [appellanten] van € 789.845, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018;
5. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellanten] van € 6.775 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 4.309,05 aan beslagkosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2018;
6. veroordeelt [geïntimeerde] om al hetgeen [appellanten] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] hebben voldaan aan hen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling;
7. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellanten] tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 3.606,38 (verschotten)
€ 9.997,50 aan salaris van de advocaat van [appellanten] (2,5 procespunten x tarief VIII)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellanten] in hoger beroep:
€ 5710,32 (verschotten)
€ 5.705 aan salaris van de advocaat van [appellanten] (1 procespunt x appeltarief VIII);
8. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
9. wijst af wat verder door [appellanten] en [geïntimeerde] is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, I. Tubben en M. Aksu en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken
4 oktober 2022