Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Havenschap Groningen Seaports,
GSP,
1.[geïntimeerde1] ,
Refining & Trading Holland N.V.,
GOC Real Estate B.V.,
de curator c.s.,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
- voor recht verklaart dat de erfpachtcanon in het faillissement van GOC een boedelschuld is;
- de curator c.s. q.q. en pro se hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 1.171.201,14 aan canon, te vermeerderen met de na 31 december 2017 openvallende canon, en vermeerderd met rente;
- voor recht verklaart dat GSP een retentierecht heeft op wat de curator afbreekt, heeft afgebroken of heeft laten afbreken in de faillissementen van North Refinery en GOC;
- de curator c.s. q.q. en pro se hoofdelijk veroordeelt tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- de curator c.s. q.q. en pro se hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 200.000;
- bepaalt dat de curator c.s. q.q. en pro se onder verbeurte van een dwangsom de met GSP overeengekomen voorziening ter separatie van € 200.000 buiten de boedel nakomen en uitvoeren en in stand laten totdat tussen de curator en GSP een onherroepelijk vonnis is verkregen en aan dat vonnis uitvoering is gegeven of tussen de curator en GSP een schikking is bereikt over de gerechtigdheid tot deze € 200.000;
- de curator c.s. q.q. en pro se hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 6.775 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede tot vergoeding van proceskosten.
- voor recht verklaart dat de vanaf de faillietverklaring aan GSP verschuldigde erfpachtcanon en daarover verschuldigde rente - dan wel een dienovereenkomstige schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking - in het faillissement van GOC een boedelschuld is;
- de curator veroordeelt tot betaling van € 2.292.696,80 aan canon die sinds de faillietverklaring verschuldigd is geworden, te vermeerderen met nadien openvallende canon, en te vermeerderen met rente;
- voor recht verklaart dat aan GSP een retentierecht toekwam op de TCC Unit;
- de curator (q.q.) en diens voorganger [geïntimeerde2] (pro se) hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 200.000, te vermeerderen met rente;
- de curator veroordeelt tot betaling van € 6.775 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met rente;
- de curator (q.q.) en [geïntimeerde2] (pro se) hoofdelijk veroordeelt tot terugbetaling van de door GSP betaalde proceskosten van de eerste instantie, te vermeerderen met rente;
- de curator (q.q.) en [geïntimeerde2] (pro se) veroordeelt in de proceskosten in beide instanties.
3.Het oordeel van het hof
verpachter zijn rechten (inning van canon) niet tegen eenieder uitoefenen. In geval van bepaalde, in de notariële akte van vestiging van het erfpachtrecht opgenomen verplichtingen die in voldoende verband staan met het recht van erfpacht – zoals de canonbetalingsverplichting – gaan deze bij overdracht onder bijzondere titel van rechtswege over op de rechtsopvolger. In zoverre ontstaat door de erfpacht een kwalitatieve verbintenis met de erfpachter. Dat wil zeggen dat de canonbetalingsverplichting doorwerkt jegens derdenverkrijgers. Een faillissement maakt op dit uitgangspunt geen inbreuk; de uit een bestaande rechtsverhouding voortvloeiende verplichting tot betaling van canon is geen verplichting die na een faillissement op de curator q.q. komt te rusten; het is een verplichting die van meet af aan op de erfpachter in
diehoedanigheid (kwaliteit) rustte en bleef rusten. In het kader van de hier te maken afweging bestaat dan ook geen fundamenteel verschil met de verplichting tot het betalen van huur en pacht. Zoals gezegd, heeft de wetgever die laatste twee categorieën echter wel als boedelschulden gekwalificeerd en canon niet – net zomin als retributies, waarvoor hetzelfde geldt als voor canon.