ECLI:NL:GHARL:2022:848

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
21-005521-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De tenlastelegging betrof het telen en aanwezig hebben van hennepplanten in de uitoefening van een bedrijf. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de hennepteelt en dat er voldoende bewijs was voor medeplegen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 100 uren op. De verdachte had samen met haar echtgenoot een hennepkwekerij in hun woning, waar zij meerdere keren oogstten en winst maakten. Het hof overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en actief bijdroeg aan de teelt door het knippen van henneptoppen. De rol van de verdachte werd als significant beschouwd, ondanks dat haar echtgenoot de kwekerij had ingericht. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de pleegdatum, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke taakstraf noodzakelijk was voor normhandhaving en vergelding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005521-19
Uitspraak d.d.: 3 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2019 met parketnummer 18-140649-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1974,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 100 uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. B.A.E.J. Koster, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte op 15 oktober 2019 veroordeeld ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
zij op of omstreeks 8 november 2017 te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, - in de uitoefening van een beroep of bedrijf - opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van- ongeveer 337 en/of 267, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of- ongeveer 12 en/of 20 moederplanten en/of delen daarvan en/of- ongeveer 180 en/of 30, althans een groot aantal stekken van hennepplanten en/of delen daarvan,in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1.
subsidiair
dat [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 8 november 2017 te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van (in totaal)- ongeveer 337 en/of 267, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of- ongeveer 12 en/of 20 moederplanten en/of delen daarvan en/of- ongeveer 180 en/of 30, althans een groot aantal stekken van hennepplanten en/of delen daarvan,in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijne hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 8 november 2017 te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) de geteelde hennepplanten te toppen/knippen, althans bewerken;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2017 te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2600 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor zowel het medeplegen van de hennepteelt als het telen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te kunnen spreken van het telen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Bovendien was de rol van verdachte onvoldoende om te kunnen spreken van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het kweken door [medeverdachte] om tot een bewezenverklaring van medeplegen van de hennepteelt te komen. Eveneens acht de raadsman medeplichtigheid aan de hennepteelt niet bewezen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. [1]
Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens
zijn inhoud betrekking heeft.
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 1 oktober 2019, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van [verdachte] :
Ik wist dat er een hennepkwekerij in ons huis aanwezig was. Ik wilde helpen. Ik knipte de henneptoppen. Ik wist dat er in het huis plastic bakken en zakken lagen met gedroogde henneptoppen. Ik was daar mee bezig. Ik haalde de beschimmelde toppen er tussen uit. Er lagen 15 schaartjes, omdat ik vaak een nieuw schaartje nodig had.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij met fotobijlage d.d. 14 november 2017, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [naam 1] , opgenomen op pagina’s 11 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
Op het adres [adres 2] , 7958 PS [plaatsnaam] , binnen de gemeente [naam gemeente] , staan de volgende personen ingeschreven: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1947 te
[geboorteplaats 2] en [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1974 te [geboorteplaats 1] in [geboorteland] . In voornoemde woning werd op 8 november 2017 binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was.

Kweekruimte 1

In totaal stonden er 180 hennepplanten. Dit betrof een hennepstekkerij.

Kweekruimte 2

Dit betrof een voorportaal met hierin onder andere veel materialen en aangesloten elektra
bestemd voor kweekruimten 3, 4 en 5.

Kweekruimte 3

In totaal stonden er 337 hennepplanten en 12 moederplanten.

Kweekruimte 4

In totaal stonden er 267 hennepplanten.

Kweekruimte 5

In totaal stonden er 20 moederplanten en 30 stekjes.
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm. en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage d.d. 14 november 2017, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [naam 2] , opgenomen op pagina’s 42 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
Op woensdag 8 november 2017 was ik belast met een instap in een hennepkwekerij aan de [adres 2] te [plaatsnaam] . Ik zag dat er meerdere doorzichtige zakken lagen met gedroogde henneptoppen. Ik zag dat er een aantal zwarte plastic bakken stonden. Ik zag dat er in een 4-tal van deze zwarte plastic bakken gedroogde henneptoppen lagen. Verder zag ik nog een 2-tal papieren zakken. In deze papieren zakken zag ik dat er meerdere krantenpagina's zaten. Ik zag dat er tussen elke krantenpagina henneptoppen lagen welke nog aan de stelen zaten. In een witkleurige plastic bak zag ik meerdere scharen liggen. Ik schat het aantal scharen op ongeveer 15 stuks. Alle gedroogde hennep is later in 1 grote zwarte vuilniszak gedaan. Dit is gewogen en kwam neer op 2600 gram.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 november 2017, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , opgenomen op pagina’s 61 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
Ik heb de hennepkwekerij ingericht c.q. aangelegd. Ik maakte gebruik van tijdschakelaars. In totaal zijn er ongeveer 950 planten geteeld. Ik heb eerst moederplanten gekocht. Daar heb ik stekjes aan gekweekt en die heb ik geplant en geoogst. De moederplanten die er nu staan, ongeveer 32, hebben de kweekruimte voorzien van de planten welke zijn aangetroffen. Van de opbrengst van de eerste oogst heb ik 2,5 kilo weggebracht. Het heeft mij 4.400 euro per kilo opgeleverd. Ik heb er 11.000 euro voor ontvangen. Ik ben begonnen met 5 moederplanten. Het verdiende geld is opgegaan aan de woning, hypotheek en vaste lasten en dergelijke. En ik heb nieuwe dakpanplaten gekocht om het dak te renoveren van de schuur/woning.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2017, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , opgenomen op pagina’s 76 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
V: Gisteren hebben we ook getracht de periodes duidelijk te krijgen. Toen is door u verteld dat u sowieso na uw pensioen bent begonnen maar dit niet exact weet, dat u wel langer bezig bent geweest dan 2016.
A: Ik ben met een paar planten begonnen, deze heb ik vermeerderd. Ik heb toen wel planten buiten gehad en daarna ook wel weer binnen. Dit zou medio 2015 geweest zijn. Overdag had ik de planten dan buiten staan en 's avonds zette ik de planten in de schuur. Als ze dan groot genoeg waren zette ik ze in de kwekerij in de schuur om ze te laten bloeien. In die periode ben ik toen ook bezig gegaan met het uitruimen van de zolder van de schuur.
V: Dus samenvattend is er in 2014, 2015, 2016, begin 2017 door u geoogst en was u van plan om nogmaals te oogsten dit jaar.
A: Ja, dat klopt.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 november 2017, voor zover inhoudende de verklaring van [verdachte] , opgenomen op pagina’s 93 e.v. van het voornoemde politie proces-verbaal:
De eerdere oogsten waren kleinere bedragen. Ik weet niet precies hoeveel geld. Ik weet dat er
een deel besteed is aan ons dak.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Ruimlijst Hennep d.d. 8 november 2017, voor zover inhoudende de verklaring van [naam 3] , brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland, opgenomen op pagina’s 30 en 31 van het voornoemde politie proces-verbaal:
Adres van inbeslagname: [adres 2]
Plaats van inbeslagname: [plaatsnaam]
Datum: 08-11-2017
Gemeente: [naam gemeente]
Omschrijving goederen
Aantal (st.)
Ruimte A
Ruimte B
Ruimte C
Ruimte D
Ruimte E
Armaturen
1
6
22
9
Assimilatielampen (aangesloten)
10
8
9
Assimilatielampen (niet aangesloten)
26
65
1
Schakelborden
1
Snelheidsregelaar
2
Tijdschakelaar
1
13
Transformator – koper
1
55
4
Koolstoffilters (uitgevoerd)
2
2
2
Luchtafzuigers
1
Slakkenhuizen
1
1
Ventilatoren – metaal
2
8
Ventilatoren – kunststof
1
4
5
Kachels – overig
2
2
3
1
Temperatuurventilatieregelaar
5
1
Water-, beluchting- en dompelpomp
2
Groeimiddelen
1
1
Hygro- ph/ec en thermometer
1
1
3
Knipbenodigdheden
3
1
4
1
Groeitenten
1
In aanvulling daarop overweegt het hof het volgende.
Ten aanzien van feit 1 primair
Vaststaat dat in de woning van verdachte aan de [adres 2] hennep werd geteeld.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat geen sprake was van teelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het hof overweegt daartoe het volgende. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad dienen, mede met het oog op het straf verhogende effect van het bestanddeel ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ - een verdrievoudiging van het strafmaximum van de op te leggen vrijheidsstraf -, aan de vaststelling daarvan bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter in voorkomende gevallen daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven. [2]
Het hof weegt bij de vaststelling dat in het onderhavige geval sprake is van hennepteelt in de uitoefening van een bedrijf de volgende factoren mee. Bij het aantreffen van de hennepkwekerij op woensdag 8 november 2017 trof de politie een hennepkwekerij aan bestaande uit vijf ruimtes waar in vier ruimtes hennepplanten, moederplanten en/of hennepstekken stonden en waar in één ruimte een elektrische installatie aanwezig was om drie andere ruimtes van elektriciteit te voorzien. In totaal werden er ongeveer 846 hennepplanten aangetroffen. Deze planten bevonden zich zoals gezegd in verschillende stadia van volgroeiing, hetgeen erop duidt dat daarmee een voortgaande en dus ook toekomstige productie van hennep verzekerd was.
Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat hij al enkele jaren hennep teelde en is begonnen buiten hennepplanten te telen om ze vervolgens naar binnen te verplaatsen. Op het moment van aantreffen van de kwekerij stonden alle voornoemde hennepplanten en hennepstekken binnen. Dit duidt erop dat [medeverdachte] de hennepplanten op enig moment van buiten naar meerdere kweekruimtes binnen in het pand heeft verplaatst. Kennelijk is de productie van hennep door de jaren heen uitgebreid. Door de hennepplanten naar binnen te verplaatsen bestond er voor verdachte de mogelijkheid om de kweek te optimaliseren en het hele jaar door te telen en dus het aantal oogsten en de opbrengst daarvan te verhogen.
Verder zijn bij het ruimen van de kwekerij technische hulpmiddelen aangetroffen die dienden om de kweek van hennepplanten te faciliteren en optimaliseren. Het gaat daarbij om armaturen, assimilatielampen (aangesloten en niet aangesloten), een schakelbord, snelheidsregelaars, tijdschakelaars, transformatoren (koper), koolstoffilters, een luchtafzuiger, slakkenhuizen, ventilatoren (metaal en kunststof), kachels, temperatuurventilatieregelaars, water-, beluchting- en/of dompelpompen, groeimiddelen, een hygro-ph/ec en/of thermometers, knipbenodigdheden en een groeitent.
Het bovenstaande duidt op een hennepkwekerij bestaande uit verschillende kweekruimtes, die op een professionele wijze is aangelegd en waarin hennep in verschillende stadia van volgroeiing werd geteeld ten behoeve van de verkoop. Met de te behalen winst beoogde [medeverdachte] onder meer de boerderij op te knappen waarin hij en [verdachte] woonden. Gelet daarop stelt het hof vast dat in casu sprake is van het ‘in de uitoefening van een bedrijf’ telen van hennep. Het hof verwerpt het verweer.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de rol die verdachte bij de hennepteelt heeft gehad, niet kan worden aangemerkt als medepleger dan wel medeplichtige. Het hof overweegt in dat kader als volgt.
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd, waaruit blijkt van opzet op zowel de samenwerking als het plegen van het strafbare feit. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte woonde samen met haar echtgenoot, [medeverdachte] , in het huis waar haar echtgenoot gedurende meerdere jaren een professionele hennepkwekerij had ingericht. Zij wist daarvan en is uit vrije wil haar echtgenoot gaan helpen bij de kwekerij. Dat deed zij door het knippen van de henneptoppen. Gelet op het grote aantal hennepplanten, de grote hoeveelheid aangetroffen reeds geoogste hennep en het grote aantal aangetroffen schaartjes (ongeveer 15) was zij hier zeer actief mee bezig. Verdachte selecteerde bovendien de henneptoppen op basis van kwaliteit. Ze scheidde de beschimmelde henneptoppen van de goede, later door haar echtgenoot te verkopen, henneptoppen. Voorts wist verdachte dat er geld werd verdiend met de hennepkwekerij en deelde zij ook in de opbrengst van de handel in de hennep. De opbrengst werd namelijk in de woning geïnvesteerd waar verdachte en haar echtgenoot woonden en er werden kosten zoals de hypotheek en vaste lasten mee betaald. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat verdachte geen andere keuze had dan mee te helpen, omdat de beslissing om een hennepkwekerij in te richten en te onderhouden bij haar echtgenoot lag, overweegt het hof het volgende. Verdachte is blijven wonen in het huis waar de hennepkwekerij was gevestigd, heeft geen noemenswaardige acties ondernomen om weg te gaan of de hennepteelt te doen stoppen en profiteerde tegelijkertijd van de opbrengst van de hennepkwekerij, dit terwijl zij daaraan een bijdrage leverde.
Op grond van voorgaande is het hof van oordeel dat de bijdrage van verdachte is te kwalificeren als het leveren van een wezenlijke bijdrage aan het telen van hennep door [medeverdachte] , zodat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan. Het handelen van verdachte is dan ook aan te merken als medeplegen. Het hof verwerpt ook dit verweer en acht het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
zij op 8 november 201 7 te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, - in de uitoefening van een bedrijf - opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres 2] , een hoeveelheid van- ongeveer 337 en 267 hennepplanten en/of delen daarvan en- ongeveer 12 en 20 moederplanten en/of delen daarvan en- ongeveer 180 en/of 30 stekken van hennepplanten en/of delen daarvan,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
zij op 8 november 2017 te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2600 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte had samen met haar man een hennepkwekerij in hun woning waarbij bedrijfsmatig hennep werd geteeld. Zij hebben meerdere keren geoogst en winst gemaakt met de verkoop van de hennep. Bovendien is tijdens de instap in de hennepkwekerij in totaal 2600 gram hennep aangetroffen. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. Daarnaast kunnen softdrugs zoals hennep bij langdurig gebruik leiden tot schade aan de gezondheid en verslavingsproblematiek en daarmee samenhangende criminaliteit. Verdachte heeft met haar handelen kennelijk geen oog gehad voor de risico's en schade voor de samenleving. Daarbij komt dat de hennepteelt in woningen vaak overlast en verloedering van de omgeving veroorzaakt.
Voorts houdt het hof er rekening mee dat verdachte een geringere rol had in de hennepkwekerij dan haar man die de kwekerij had ingericht en zich bezighield met de vermeerdering en de verzorging van de planten.
Het hof stelt vast dat verdachte (in Nederland) niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Het hof houdt verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Van belang is dat verdachte in de zorg wil gaan werken en zij nog steeds samenwoont met haar echtgenoot.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de pleegdatum.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat – gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan – niet kan worden volstaan met een voorwaardelijke taakstraf. Oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van hierna te noemen duur is noodzakelijk vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door verdachte begane delicten. Het is noodzakelijk dat verdachte de consequenties ervaart van haar handelen, zodat zij doordrongen is van het feit dat zij niet nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten moet plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 3 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0100-2017277165, gesloten en getekend op 11 juli 2018 door [naam 3] , brigadier van politie-eenheid Noord-Nederland.
2.Hoge Raad der Nederland 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2756,