ECLI:NL:GHARL:2022:8450

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
21-003533-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling en bedreiging met de dood van ex-vriendin en haar zus

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor vernieling en bedreiging met de dood van zijn ex-vriendin en haar zus. Het hof heeft de verdachte een taakstraf van dertig uren opgelegd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is deels toegewezen en deels afgewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 27 juli 2021, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het hof achtte de bedreiging met de dood bewezen. De raadsman van de verdachte had bepleit dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk was, maar het hof volgde deze redenering niet. Het hof oordeelde dat de term 'vernielen' voldoende feitelijke betekenis heeft en dat de verdachte wist waarvoor hij terechtstond. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof achtte een taakstraf passend, zodat de verdachte kan blijven werken aan zijn rehabilitatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003533-21
Uitspraak d.d.: 3 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 juli 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-055239-21 en 18-126204-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 21-005276-19 en 18-112785-19, tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één week, toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18-112785-19 ten aanzien van een gevangenisstraf voor de duur van één maand en afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21-005276-19 ten aanzien van een gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. Albayrak, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18-112785-19 toegewezen en de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21-005276-19 afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

Niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 2 van parketnummer 18-126204-21

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 18-126204-21 onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-055239-21:
hij op of omstreeks 26 februari 2021 te [plaats 1] , [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [bedrijf] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak met parketnummer 18-126204-21:
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te [plaats 1] , [gemeente] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "(Ga weg of) ik maak je/jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het feit met parketnummer 18-055239-21
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman voert hiertoe aan dat in Tekst & Commentaar bij vernieling wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 19 april 2005 [1] , waarin onder meer staat dat de tenlastelegging van een vernieling een omschrijving van de gedraging dient te bevatten. Een vereenvoudigde tenlastelegging dient volgens de Hoge Raad te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. In de onderhavige zaak is de gedraging van verdachte niet nader omschreven en is aldus sprake van een vereenvoudigde tenlastelegging. Verdachte weet wel waar het over gaat en erkent dit ook, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof kan de raadsman in het verweer niet volgen. Daartoe overweegt het hof in de eerste plaats dat het betreffende arrest uit 2005, waarnaar de raadsman verwijst, niet de strekking heeft die de raadsman in dit verband heeft bepleit. Voorts wijst het hof op het - eveneens in Tekst & Commentaar genoemde - arrest van de Hoge Raad van 5 november 2013 [2] . Daarin heeft de Hoge Raad bepaald dat de term ‘vernielen’ zoals bedoeld in artikel 350, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) mede feitelijke betekenis heeft. Als uitgangspunt heeft te gelden dat ‘vernielen’ in combinatie met het (vernielde) goed voldoende feitelijk is, in die zin dat de verdachte op basis daarvan kan weten waarvoor hij terecht staat en waartegen hij zich moet verdedigen. [3]
Niet gesteld noch gebleken is dat voor verdachte niet duidelijk is waarvoor hij terecht staat en waartegen hij zich moet verdedigen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit met parketnummer 18-126204-21
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster [slachtoffer 1] en haar zus heeft bedreigd, ook al is hij ter zitting in hoger beroep eerlijk genoeg om te zeggen dat het zou kunnen dat hij onder invloed van drugs niet meer precies weet wat hij heeft gezegd. De verklaringen in het dossier betreffen twee zussen en hun moeder. Het is volgens de raadsman niet uitgesloten dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Het valt op dat zij niet eenduidig over de bedreiging hebben verklaard. Voorts noemen aangeefsters niet precies dezelfde bewoordingen, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het dossier bevat drie aangiftes, namelijk die van [slachtoffer 1] , haar zus [slachtoffer 2] , en hun moeder [slachtoffer 3] Het hof overweegt dat de inhoud van deze verklaringen op belangrijke punten eensluidend zijn en dat er weinig verschil zit in de aard van de bewoordingen die daarin zijn gebruikt. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de inhoud van deze verklaringen. De verklaringen zijn kort na de gebeurtenis, op dezelfde dag en heel kort na elkaar opgenomen. Uit hetgeen ter zitting dan wel uit het dossier naar voren is gekomen is niet gebleken van enige aanwijzing dat de verklaringen op elkaar afgestemd zouden zijn. Het feit dat de vrouwen familie van elkaar zijn doet hieraan niet af.
Het hof acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde bedreiging heeft begaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-055239-21 en in de zaak met parketnummer 18-126204-21 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-055239-21:
hij op 26 februari 2021 te [plaats 1] , [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [bedrijf] toebehoorde, heeft vernield.
Zaak met parketnummer 18-126204-21:
1.
hij op 12 mei 2021 te [plaats 1] , [gemeente] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ga weg of ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-055239-21 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 18-126204-21 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit. Door aldus te handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendomsrechten van de rechthebbende. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn ex-vriendin en haar zus. Hierdoor heeft hij angst teweeggebracht bij de slachtoffers.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 augustus 2022 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder meer ten aanzien van soortgelijke feiten.
Het hof heeft de verschillende zich in het dossier bevindende rapportages in acht genomen, in het bijzonder het – in het kader van een andere strafzaak opgestelde – rapport van het Leger des Heils van 30 juni 2022.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij sinds hij in detentie heeft gezeten, geen alcohol of drugs meer gebruikt. Detentie is hem zwaar gevallen, maar het is dus wel ergens goed voor geweest, aldus verdachte. Ter zitting is eveneens naar voren gekomen dat verdachte sinds een ruime maand verblijft in [plaats 2], bij een locatie van de GGZ Drenthe, ten gevolge van een opgelegde bijzondere voorwaarde in een andere strafzaak van verdachte. Hij zal daar een half jaar tot een jaar blijven. Verdachte voert daar onder andere gesprekken met een psycholoog en doet mee aan dagbesteding.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een taakstraf van dertig uren passend. Het hof acht het niet wenselijk dat verdachte na zijn huidige traject in [plaats 2] opnieuw in detentie zou moeten. Op deze manier kan verdachte blijven werken aan zichzelf en zijn leven op de rit proberen te krijgen en te houden.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 21-005276-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken alsook het feit dat de vordering betrekking heeft op andersoortige feiten dan onderhavige, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 18-112785-19

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet aanleiding om dat slechts voor een gedeelte van die straf, zijnde een gevangenisstraf voor de duur van één week, te doen. Voor het overige wijst het hof de vordering af.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, in het bijzonder het feit dat het hof detentie voor verdachte thans niet opportuun acht, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf van een week een taakstraf van dertig uren gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-126204-21 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-055239-21 en in de zaak met parketnummer 18-126204-21 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-055239-21 en in de zaak met parketnummer 18-126204-21 onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2020 met parketnummer 21-005276-19 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
één maand.
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 augustus 2020 met parketnummer 18-112785-19, te weten een gevangenisstraf voor de duur van een week:
een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren.
Wijst de vordering tenuitvoerlegging voor het overige af.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 3 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

2.HR 5 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1105
3.zie in dit verband ook de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, ECLI:NL:PHR:2013:1119