Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
De waarde van de voormalige echtelijke woning blijft een punt van geschil. De man stelt dat deze woning in lege onbewoonde staat geen hogere waarde vertegenwoordigt dan de WOZ-waarde van € 89.000,00 en dat er gelet op de hypotheek van € 112.900,00 (welk bedrag tussen partijen in confesso is) een onderwaarde is. De vrouw stelt zich op het standpunt dat het huis een waarde van € 120.000 vertegenwoordigt. Reden voor partijen om het huis te laten taxeren door een onafhankelijke makelaar. Het betreft de makelaar [naam1] in [plaats1] . De kosten van deze taxatie zullen in het geheel worden gedragen door degene die de waarde het minst reëel heeft ingeschat op een schaal van 89.000 – 120.000. De opdracht tot deze taxatie zal door partijen gezamenlijk worden gegeven binnen twee weken na heden. De uitkomst daarvan zal bindend zijn en door de raadslieden in deze overeenkomst worden ingepast.
De vrouw zal bij nader inzien geen aanspraak maken op de waarde van de auto noch op de door haar opgevoerde waarde van de goederen in de garage en de inboedel. In plaats daarvan komen partijen overeen dat de vrouw binnen vier weken na heden zowel uit de garage als de inboedel goederen zal uitzoeken waarmee de boedelscheiding op die onderdelen ook definitief is geregeld. De vrouw geeft reeds nu aan ter zake de inboedel aanspraak te willen maken op het bed, de slaapkamerkast en de piano. Partijen verklaren dat zij verwachten dat deze verdeling van garagegoederen en inboedel volledig in der minne zal kunnen worden afgewikkeld. De man zal geen aanspraak maken op verdeling van de gezamenlijke schuld van de [naam2] . De polis bij [naam3] vertegenwoordigt per datum van ontbinding een waarde van € 19.793,00. Aangezien de waarde thans hoger ligt en de vrouw daar aan heeft mee betaald in de vorm van minder alimentatie wegens gebrek aan draagkracht bij de man wordt het bedrag van € 19.793,00 opgehoogd met een bedrag van € 600,00.
De schuld aan [naam4] bedraagt € 4.338,30, welke hoogte tussen partijen in confesso is. De man voert aan dat in het kader van de regeling ter zake van de alimentatie is afgesproken dat dit bedrag in het geheel door de vrouw zou worden gedragen. Bewijs daarvan is voorshands niet aanwezig. Mr. Knol zal het dossier raadplegen en indien zij de bewust passage vindt die aan Mr. Schuring mededelen/verstrekken. In het geval dit bewijs niet kan worden geleverd zal deze schuld alsnog tussen partijen gelijkelijk worden verdeeld.
De man zal zich ervoor inspannen dat de hypotheekhouder de vrouw op korte termijn uit de hoofdelijkheid ter zake de hypotheek ontslaat.
Indien de definitieve uitkomst van de boedelscheiding neerkomt op de betaling door een der partijen van een bedrag aan de ander zullen partijen welwillend tegenover een betalingsregeling staan die recht doet wedervaren aan de financiële positie van de partij die moet betalen.
Partijen verklaren over en weer – behoudens het voorgaande – niets meer van elkaar te vorderen hebben.”