ECLI:NL:GHARL:2022:8232

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
21/00587
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en heffingsrente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 april 2021. Belanghebbende had een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen over het jaar 2011, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning aanvankelijk was vastgesteld op € 221.968. De Inspecteur heeft deze aanslag bij uitspraak op bezwaar verlaagd tot € 152.837, wat leidde tot een vermindering van de heffingsrente. Belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 15 september 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over de winst uit onderneming, die nu is vastgesteld op € 85.404, en het belastbare inkomen uit werk en woning op € 69.237. Het Hof heeft deze overeenstemming overgenomen en de navorderingsaanslag dienovereenkomstig verminderd. Het Hof heeft de Inspecteur ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal zijn vastgesteld op € 3.574. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is aan belanghebbende verzonden.

De uitspraak van het Hof vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur, en bevestigt de nieuwe navorderingsaanslag en heffingsrente zoals overeengekomen door partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/00587
uitspraakdatum: 27 september 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 8 april 2021, nummer AWB 19/6592, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 221.968. Bij beschikking is heffingsrente berekend van € 17.950.
1.2
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 152.837 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot € 11.656.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 september 2022 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. G. Boot, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] en [naam3] .

2.Geschil

Tussen partijen was in geschil of de navorderingsaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil spitste zich daarbij toe op de omvang van de winst, behaald met de bemiddeling in landbouwmachines.

3.Beoordeling van het geschil

Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen dat de winst uit onderneming (vóór ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling) over het jaar 2011 € 85.404 bedraagt en dat het belastbare inkomen uit werk en woning over dat jaar € 69.237 is.
Het Hof zal beslissen overeenkomstig hetgeen partijen ter zitting overeen zijn gekomen.

4.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 538 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting)  wegingsfactor 1  € 269), € 1.518 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759) en € 1.518 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759), ofwel in totaal op € 3.574.

5.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
  • vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
  • vermindert de navorderingsaanslag tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.237,
  • vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig,
  • vermindert het verzamelinkomen tot € 69.237,
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.574 en
  • gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 47 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 134 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. L.R. Zonneveld en mr. J.A. Monsma, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema) (R.F.C. Spek)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 28 september 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.