Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoekster](de moeder),
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die onder toezicht staan van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De ouders, de vader en de moeder, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen en zijn in hoger beroep gekomen tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland. De vader heeft grieven ingediend tegen de gedeeltelijke uithuisplaatsing van de kinderen in een weekendpleeggezin, terwijl de ouders gezamenlijk in hoger beroep zijn gekomen tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 september 2022 zijn de ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en is er een tolk aanwezig geweest. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende gronden zijn voor een (volledige) uithuisplaatsing van de kinderen. De ouders hebben in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld en wisselingen van woonplek, wat een negatieve impact heeft gehad op de kinderen. De vader heeft hulp ontvangen, maar er zijn zorgen over zijn opvoedingscapaciteiten en de communicatie met de hulpverlening.
Het hof heeft geoordeeld dat de zorgen die ten grondslag lagen aan de eerdere verzoeken tot uithuisplaatsing niet zijn verergerd en dat er ruimte is voor verbetering in de thuissituatie. De beslissing van het hof houdt in dat de vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek en dat de beschikking van de kinderrechter wordt bekrachtigd voor de periode tot 6 oktober 2022, maar wordt vernietigd voor de periode daarna. Het hof wijst het verzoek van de GI tot een machtiging tot uithuisplaatsing af voor de periode na 6 oktober 2022.