ECLI:NL:GHARL:2022:8206

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
Wahv 200.306.094/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening en informatieplicht van gemachtigde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 4 juni 2021 een beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene stelde dat hij pas op 12 april 2022 op de hoogte was gesteld van de beslissing van de kantonrechter, omdat deze niet tijdig aan hem was toegestuurd. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, had het beroep bij de kantonrechter ingesteld, maar had de betrokkene niet geïnformeerd over de beslissing.

Het hof oordeelde dat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 26 juli 2021 eindigde en dat het beroepschrift van de betrokkene, gedateerd op 16 januari 2022, te laat was ingediend. Het hof benadrukte dat het handelen of nalaten van de gemachtigde voor rekening van de betrokkene komt. De betrokkene had niet aangetoond dat het te laat indienen van het beroep niet aan hem kon worden toegerekend. Het hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de gemachtigde om zijn cliënt tijdig te informeren over belangrijke processtukken en beslissingen. Het hof kan de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie niet behandelen, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.306.094/01
CJIB-nummer
: 235081040
Uitspraak d.d.
: 23 september 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 4 juni 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 september 2022. De betrokkene is verschenen.
De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. Tegen de beslissing van de kantonrechter kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld. Dat volgt uit de artikelen 13, derde lid, en 14 van de Wahv en de artikelen 6:24, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van hoger beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd. Als namens de betrokkene door een gemachtigde beroep is ingesteld, moet de beslissing, zo volgt uit artikel 6:17 van de Awb, in ieder geval aan de gemachtigde worden toegestuurd.
2. De betrokkene voert aan dat hij pas op 12 april 2022 kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de beslissing van de kantonrechter. Die beslissing is in juni 2021 niet door de rechtbank aan hem toegestuurd. De betrokkene merkt op dat andere op de zaak betrekking hebbende stukken, zoals de ontvangstbevestigingen van het ingestelde beroep en de zekerheidsbrief, wel naar hem zijn verzonden. Gelet hierop en op de mededeling van zijn gemachtigde, inhoudende dat de processtukken zowel aan de betrokkene als aan de gemachtigde worden verzonden, stelt de betrokkene zich op het standpunt dat hij ervan mocht uitgaan dat de beslissing van de kantonrechter ook aan hem zou worden toegestuurd.
3. Uit het dossier blijkt dat de betreffende gemachtigde (mr. N.G.A. Voorbach, handelend onder de naam Verkeersboete.nl) namens de betrokkene beroep heeft ingesteld bij de kantonrechter en dat de beslissing van de kantonrechter op 14 juni 2021 aan de gemachtigde is toegestuurd. Deze beslissing is daarmee op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De griffier van de rechtbank was, gelet op het bepaalde in artikel 6:17 van de Awb, niet gehouden de beslissing (ook) naar de betrokkene toe te sturen. Uitgangspunt is dat een behoorlijk en zorgvuldig handelende gemachtigde zijn cliënt tijdig informeert over het verloop van de procedure. Dit heeft de gemachtigde kennelijk verzuimd. Dat de officier van justitie eerder in de procedure bepaalde processtukken zowel naar de gemachtigde als naar de betrokkene heeft gestuurd, maakt dat niet anders.
4. Gelet op het voorgaande eindigde de beroepstermijn op 26 juli 2021. Het beroepschrift van de betrokkene is gedateerd 16 januari 2022. Uit een stempel blijkt dat het op 18 januari 2022 door de griffie van de rechtbank is ontvangen. Het beroep is dan ook niet tijdig ingediend.
5. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
6. Dat wat de betrokkene aanvoert maakt niet dat hem niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Het handelen of nalaten van de gemachtigde komt voor rekening van de betrokkene die deze gemachtigde zelf heeft ingeschakeld. Wanneer de betrokkene van mening is dat zijn (toenmalige) gemachtigde tekort is geschoten in zijn verplichtingen tegenover hem, door hem niet te informeren over de beslissing van de kantonrechter of daartegen niet (tijdig) hoger beroep in te stellen, dient de betrokkene zijn (toenmalige) gemachtigde hierop aan te spreken.
7. Gelet hierop zal het hof het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Het hof kan de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie daarom niet behandelen.

De beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van Swart als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.