ECLI:NL:GHARL:2022:8171

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
21-001333-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en mishandeling van een kwetsbaar persoon met een verstandelijke beperking

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1957, werd beschuldigd van mensenhandel, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een kwetsbaar persoon, [benadeelde partij], geboren in 1985. De verdachte en zijn medeverdachte, zijn vrouw, hebben [benadeelde partij] jarenlang uitgebuit door hem te dwingen om voor hen te werken zonder enige vergoeding. Hij moest zware werkzaamheden verrichten in de oud ijzerhandel en de kringloopwinkel, terwijl hij geen loon ontving. De verdachte heeft [benadeelde partij] ook mishandeld en hem gedwongen om zijn identiteitsbewijs en bankpas af te geven. Hierdoor raakte [benadeelde partij] steeds verder in de schulden en werd hij geïsoleerd van de buitenwereld. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte op verschillende manieren misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie van [benadeelde partij]. Het hof sprak de verdachte schuldig aan mensenhandel, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving, en legde een gevangenisstraf op van 4 jaar en 6 maanden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 270.791,66.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001333-18
Uitspraak d.d.: 22 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 februari 2018 met parketnummer 08-996040-16 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 oktober 2019 (waarna het hof op 18 oktober 2019 een tussenarrest heeft gewezen) en 26 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, naar voren is gebracht.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
In de appelakte heeft de officier van justitie bij het instellen van het hoger beroep een beperking laten opnemen, te weten dat het hoger beroep is gericht tegen “tegen het eindvonnis d.d. 22 februari 2018 alsmede alle ter terechtzitting genomen beslissingen v.w.b. de strafmaat”. Door de advocaat-generaal is ter terechtzitting van 26 augustus 2022 aangevoerd dat daarmee sprake is van een onrechtmatige beperking van het hoger beroep, omdat het hoger beroep alleen zou zien op de strafmaat.
Het hof ziet geen aanleiding om de appelakte anders te interpreteren dan de advocaat-generaal.
De beperking van het hoger beroep is in strijd met artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een (deels) andere bewezenverklaring en kwalificatie en tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:

1.hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 oktober 2015 te [pleegplaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of elders in Nederland en/of op één of meerdere plaatsen in Duitsland

(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A.
een ander, te weten een persoon genaamd [benadeelde partij] (geboren te [geboorteplaats benadeelde partij] op [geboortedatum benadeelde partij] 1985)
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of door dreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of fraude
heeft geworven en/of gehuisvest en/of heeft vervoerd en/of heeft opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde partij] ,
en/of
(sub 4)
door dwang en/of door geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of fraude
[benadeelde partij] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel
door dwang en/of door geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of fraude enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [benadeelde partij] zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
B.
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [benadeelde partij]
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij] :
- opgenomen in zijn/hun gezin en/of
- gehuisvest in een caravan en/of zomerhuisje/schuur en/of
- ertoe verplicht diens paspoort, althans diens identiteitsbewijs, af te geven en/of
- ertoe verplicht diens bankpas af te geven en/of
- ertoe verplicht diens Wajong-uitkering te doen uitbetalen op een bankrekening van hem, verdachte en/of
- angst aangejaagd door aan die [benadeelde partij] te vertellen dat hij, verdachte, in het verleden ernstige delicten had gepleegd zoals moord, mishandeling, vrijheidsberoving en afpersing en/of
- angst aangejaagd door aan die [benadeelde partij] te vertellen dat hij, verdachte, een ander 17 keer met een mes in de buik had gestoken en/of
- meermalen geslagen en/of door een of meer ander(en) doen slaan, althans mishandelen en/of
- meermalen medegedeeld dat er geweld tegen die [benadeelde partij] zou worden gebruikt als deze niet (verder) zou meewerken aan het op diens naam zetten van auto’s en/of
- een scherp voorwerp in diens rug(streek) gedrukt en/of die [benadeelde partij] (daarbij) medegedeeld dat het voor die [benadeelde partij] verboden was om contact op te nemen en te onderhouden met diens familie, vrienden en/of kennissen en/of
- (’ s nachts) opgesloten in een caravan waarin geen sanitaire voorzieningen waren en/of
- ertoe verplicht (’s nachts) diens telefoon aan hem, verdachte, af te geven en/of
- (’ s nachts) opgesloten in een zomerhuisje/schuurtje,
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat hij die [benadeelde partij] ertoe heeft verplicht:
- gedurende 7 dagen per week, althans een groot aantal dagen per week, gedurende 16 uren per dag, althans een groot aantal uren per dag, werkzaamheden voor hem, verdachte, en/of bij bedrijven/een bedrijf van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te verrichten tegen niets meer dan kost en inwoning, althans een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloon en/of
- ‘ op papier’ een pand ( [adres 1] te [plaats] ) op diens naam te (doen) zetten en/of
- 24, althans een of meer auto’s op diens naam te (doen) zetten en/of
- een onderneming ( [onderneming] ) te (doen) registreren en voor die onderneming een of meer bankrekening(en) te openen,
terwijl die [benadeelde partij] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, omdat die [benadeelde partij] :
- over beperkte geestvermogens beschikte (een gemeten IQ van 72) en/of
- een meervoudige persoonlijkheidsstoornis had (gediagnostiseerd met ADHD en PDD NOS), en/of
- zonder het behalen van enig diploma het onderwijs verlaten had en/of
- verslaafd was of was geweest (softdrugs, harddrugs en gokken) en/of
- onder bewind was gesteld en/of
- gedurende enige tijd dakloos was (geweest) en op straat leefde en/of
- hoge schulden had (20 tot 30 duizend euro);

2.hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 oktober 2015 te [pleegplaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
[benadeelde partij] heeft mishandeld, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij] (telkens) opzettelijk geslagen waardoor deze letsel (bloeduitstortingen) en/of pijn heeft ondervonden;

3.hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 oktober 2015 te [pleegplaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk en wederrechtelijk een ander, te weten [benadeelde partij] ,
van diens vrijheid beroofd en/of beroofd gehouden,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij] gedurende vele/meerdere nachten opgesloten in een caravan en/of in een zomerhuisje/schuurtje.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
Inleiding
Het hof geeft hierna eerst een overzicht van de relevante bewijsmiddelen, waarvan de redengevende onderdelen voor het bewijs worden gebruikt. Vervolgens wordt de beoordeling door het hof van de tenlastelegging besproken.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten. Daartoe is - kort gezegd - de betrouwbaarheid betwist van de door [benadeelde partij] afgelegde verklaringen. Volgens de raadsman zijn deze verklaringen om verschillende redenen onbetrouwbaar, onder meer omdat deze vele inconsistenties en tegenstrijdigheden bevatten. De raadsman concludeert dat de verklaringen van [benadeelde partij] niet tot het bewijs kunnen worden gebruikt. Ook de verklaring van [getuige 1] dient van de bewijsvoering te worden uitgesloten, nu de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuige niet heeft kunnen effectueren.
Daarnaast heeft de raadsman de betrouwbaarheid betwist van de verklaringen van - onder meer - de getuigen [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] . In belastende zin kunnen deze verklaringen niet bijdragen tot het bewijs, aldus de raadsman. Ook is de betrouwbaarheid betwist van de door verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en hun zoon [zoon verdachte] afgelegde verklaringen voor zover zij belastend over elkaar hebben verklaard.
Voor wat betreft het onder 1A onder sub 1 tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte één van de in de tenlastelegging vermelde middelen heeft toegepast bij het werven, huisvesten, vervoeren en opnemen van [benadeelde partij] . Voor zover dat wel het geval zou zijn, kan niet worden bewezen dat dit met het oogmerk van uitbuiting is gedaan. Ook voor wat betreft de onder 1A sub 4 tenlastegelegde arbeidsuitbuiting kan niet worden bewezen dat verdachte één van de middelen heeft toegepast. Bovendien was geen sprake van onvrijwilligheid bij [benadeelde partij] . Hij wilde immers zelf wonen en werken bij verdachte en [medeverdachte] . Uitbuiting kan daarom niet worden bewezen.
Ten aanzien van de onder 1A sub 4 tenlastegelegde criminele uitbuiting geldt dat er onvoldoende bewijs is voor het toepassen van één van de middelen en ook voor wat betreft het onder 1B tenlastegelegde moet vrijspraak volgen. Van opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (sub 6) is immers geen sprake, aldus de raadsman. Ook hier geldt weer dat geen sprake was van onvrijwilligheid bij [benadeelde partij] , zodat reeds daarom niet kan worden bewezen dat het ging om uitbuiting.
Voor wat betreft de onder 3 tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft de raadsman ook vrijspraak bepleit. Daartoe is - kort gezegd - aangevoerd dat de vrijheidsberoving van [benadeelde partij] niet wederrechtelijk was omdat hij instemde met zijn opsluiting. Indien het hof van oordeel is dat de vrijheidsberoving wel wederrechtelijk was, heeft de raadsman gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op deze wederrechtelijkheid.
Bewijsmiddelen (ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde) [1]
Het hof is van oordeel dat hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht, wordt weersproken door de bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan door het hof, zoals hieronder wordt weergegeven.
1. Het proces-verbaal intake [benadeelde partij] (d.d. 5 oktober 2015), inhoudende - zakelijk weergegeven - het
relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 2 oktober 2015 spraken wij met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum benadeelde partij] 1985 te [geboorteplaats benadeelde partij] . [benadeelde partij] verklaarde ons dat hij jarenlang is uitgebuit en mishandeld door een man genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1957. Dit alles vond plaats in en rond [pleegplaats] . [benadeelde partij] verklaarde ons het volgende:
Negen jaar geleden heb ik op de kermis in [plaats] [verdachte] ontmoet. Hij had een kermisattractie en ik wilde graag bij hem werken. Dat kon. Ik ging bij hem werken. Na een jaar stopte [verdachte] met de kermis en begon hij een oud ijzerhandel. Ik bleef bij hem werken. Ik kreeg in die tijd een Wajong-uitkering. Dat geld ging naar [verdachte] . Ik werkte en woonde bij hem. Ik werd elke dag opgesloten vanaf acht uur ’s avonds. ’s Morgens mocht ik er weer uit en moest ik werken. Ik werd de hele dag in de gaten gehouden door [verdachte] , zijn vrouw of zijn zoon. Ik kon geen stap zonder hen maken. Tijdens het werk, het verzamelen van oud ijzer, moest ik het zware werk doen, zoals alle dingen op de vrachtwagen zetten, zoals wasmachines. Als ik het niet goed deed, werd ik achter de vrachtwagen met een ijzeren staaf geslagen. Vooral [verdachte] sloeg mij, maar zijn vrouw en zoon deden dat ook.
[verdachte] had veel contacten in de onderwereld van [plaats] . Die criminelen hadden gekeken of ze mij ergens voor konden gebruiken. [verdachte] was de contactpersoon tussen hen en mij. Ze hebben mij gebruikt om een bedrijf op mijn naam te zetten en een woning te kopen. Het bedrijf heet [onderneming] en ik ben bij de Kamer van Koophandel geweest om het in te schrijven. Het bedrijf bestond dus echt en ik was de directeur. Ik heb ook een huis moeten kopen. Dat huis kostte 136.000 euro. Daarvoor is door mij een hypotheek afgesloten. Ze regelden een makelaar en een notaris en het was voor elkaar. Ik werd gewoon meegenomen om handtekeningen te zetten en zo. Ik had geen keus, ik moest dat. Ik werd zo erg mishandeld, misbruikt en uitgebuit dat ik het deed. Als ik het niet deed, sloegen ze mij wel zo hard dat ik het toch deed. Het adres van de woning is de [adres 1] in [plaats] .
Nadat ik een bedrijf op naam had, werd mijn Wajong-uitkering geschorst.
Er loopt nu ook een onderzoek van de FIOD waarin ik betrokken ben. Ik heb veel schulden op mijn naam. Ik heb ook 10 auto’s op mijn naam gehad en van die auto’s veel boetes. Ik heb zelf alleen een bromfietsrijbewijs, dat [verdachte] nog steeds heeft. Hij heeft ook mijn ID-bewijs.
Ongeveer drie jaar geleden schafte [verdachte] een herdershond aan. Die werd zo opgevoed dat hij tegen mij was. Ik moest wel elke dag stront van die hond opruimen. Ik deed dat op een dag niet goed volgens [verdachte] . Toen heeft hij mij in elkaar geslagen met een plank hout en daarna met een ijzeren staaf.
Ik maak veel fouten. Ik ben geestelijk niet in orde. Ik heb een IQ van 72. Dingen moeten mij twee of drie keer worden uitgelegd. Ik weet dat ik een laag denkvermogen heb en dat ik een ontwikkelingsachterstand heb. Ik ben 80% afgekeurd en had daarom die Wajong-uitkering. [verdachte] wist dit.
Alles wat ik jullie heb verteld, gebeurde aan de [adres 2] . Dat is een woonwagenkamp waar nog één wagen staat, die van [verdachte] . Daarbij staan wat schuren en in één daarvan zat ik opgesloten. Ik had een bed, een televisie en een chemisch toilet.
Ik heb een aantal weken terug kunnen ontsnappen. [verdachte] heeft ook een kringloopwinkel, waar ik ook moest werken.
Ik begrijp van jullie dat jullie mijn zaak gaan bespreken met de officier van justitie en dat er een kans is dat mijn zaak door de politie in [pleegplaats] wordt gedaan. Ik word hier heel erg bang en angstig van.
Ik wil aangifte doen tegen [verdachte] en zijn vrouw [medeverdachte] . Ze hebben mij uitgebuit, mishandeld en van mijn vrijheid beroofd. [2]
2. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 25 november 2015), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [benadeelde partij]:
V: Kan je ons iets vertellen over je achtergrond. Wie is [benadeelde partij] ?
A: [benadeelde partij] is van kinds af aan gepest. Heeft een lastige jeugd gehad. Later kreeg ik een gokverslaving. Mijn schooltijd was een ramp. Ik was heel impulsief en kropte alles op. Ik kwam ook in aanraking met drugs. Ik heb een aantal jaren stevig aan de drugs gezeten. Het begon met blowen, daarna snuiven en ik gebruikte pillen. Een leraar vertelde mij op mijn 17e dat ik leerplichtvrij was. Toen ben ik meteen gestopt met school.
V: Je had het over een gokverslaving.
A: Toen ik op mijn 16e geld ging verdienen, heb ik mijn geld in de gokkast gegooid. Deze verslaving heeft mij de das om gedaan met betrekking tot mijn familie. Ik werd onhandelbaar en manipulatief. Ik heb op straat gezworven en heb bij verschillende instanties gezeten waar ik begeleid heb gewoond.
V: Tijdens je informatief gesprek had je aangegeven dat je veel fouten maakt en geestelijk niet in orde bent en dat je IQ 72 is. Hoe is dat vastgesteld?
A: Dat is op mijn 10e of 11e vastgesteld toen ik op de basisschool zat. Mijn tante heeft heel veel voor mij geregeld. Zij heeft mij ook onder bewind gezet. Op mijn 18e kreeg ik een Wajong-uitkering.
V: Hoe is deze aangevraagd en hoe is dit vastgesteld?
A: Dit is aangevraagd via begeleid wonen-instanties. Er werd vastgesteld dat ik voor 80% arbeidsongeschikt was. Dit was op basis van mijn ADHD en PDD NOS en mijn lage IQ van 72. Het klopt dat ik toen ook een psychologische test heb gehad. Hierdoor kwam ik in aanmerking voor een Wajong-uitkering.
V: Kun je iets vertellen over de bewindvoering?
A: Mijn tante heeft mij voordat ik over de kop ging onder bewind laten stellen. Ik kreeg door mijn gokverslaving schulden. De onderbewindstelling was in de periode dat ik net bij [verdachte] was. De rechter heeft besloten dat ik onder bewind werd gesteld bij [bewindvoerster] .
V: Kun je ons vertellen hoe je met [verdachte] in contact bent gekomen?
A: Ik ben bij de heer [verdachte] terecht gekomen toen ik in [plaats] was. Daar zat ik in een instelling. Er was kermis en ik wilde altijd al eens mee met de kermis. Ik zag dat [verdachte] zijn schiettent aan het opbouwen was en vroeg of ik mee mocht helpen met opbouwen. [verdachte] zei dat dat mocht. Zijn vrouw was onder de indruk over hoe ik omging met de kinderen en stelde voor dat ik mee mocht reizen. Mijn werkzaamheden zijn begonnen in [plaats] . Dat was in maart/april 2007.
V: Welke afspraken had je gemaakt met [verdachte] ?
A: Dat ik werk voor mijn kost en inwoning en al het geld dat ik had, moest ik inleveren bij [verdachte] . Ook moest ik mijn identiteitsbewijs en bankpas inleveren. Ik heb nog één keer mijn uitkering opgenomen en moest het geld afgeven aan [verdachte] .
Mijn uitkering werd gestort op de rekening die in beheer was van [bewindvoerster] . Ik kreeg leefgeld en dat werd gestort op de rekening van [verdachte] . [verdachte] wist van mijn verslaving en verleden. Ik werk voor hem. Hij sprak af dat ik kost en inwoning zou betalen van het leefgeld dat ik ontving van mijn uitkering en gestort werd op de rekening van [verdachte] . Toen gebeurde er iets. Door omstandigheden werd de lijntrek niet goed afgesloten en werd de quad van zijn zoontje die daarin stond gestolen en toen zei [verdachte] dat ik daar verantwoordelijk voor was, aangezien ik normaal alles afsluit en de sleutels had. Het incident met de quad was ongeveer twee tot vier weken nadat ik daar was begonnen. [verdachte] bepaalde de prijs van de quad op 1.600 euro terwijl hij misschien 500 euro waard was. Dat was het begin dat ik klappen kreeg. [verdachte] was zo verdrietig dat de quad weg was dat ik die avond twee klappen op mijn hoofd kreeg. [verdachte] zei ook: “Je zal nu heel hard moeten werken om dit terug te verdienen.” Dit alles gaf mij een gevoel van angst. [verdachte] vertelde mij verhalen over delicten die hij had gepleegd waardoor ik geloofde dat hij een wapen had. Hij vertelde over moord, mishandeling, vrijheidsberoving en afpersing. Hij heeft de politie bedreigd en heeft iemand 17 keer in de buik gestoken. Na deze verhalen had ik het gevoel dat ik een strop om mijn nek had. Ik mocht ook nooit 10 meter bij [verdachte] vandaan. Als ik op de kermis werkte, waren er andere exploitanten die zicht op mij hielden.
V: Heb je ooit bevestiging gehad van de verhalen die [verdachte] vertelde?
A: Van een neef van [verdachte] hoorde ik feitelijk de bevestiging van de verhalen die [verdachte] mij vertelde.
V: Kun je iets vertellen over de klappen die je hebt gehad voor het verdwijnen van de quad?
A: Ik zag dat [verdachte] tranen in zijn ogen had en dat hij heel kwaad was en toen kreeg ik twee klappen. Hij zei toen: “Jij betaalt hem terug”. Vanaf die tijd heeft hij mijn leefgeld dat ik van mijn uitkering ontving gehouden en mij niks meer betaald.
V: Hoe ervaarde je de klappen in je gezicht?
A: Het was fysiek pijnlijk. Hij sloeg met zijn handpalm op mijn gezicht. Hij heeft ook gezegd dat als ik weer de fout in ging hij mij weer zou slaan en zo hard dat hij mij drie dagen zou opsluiten zodat niemand het zou zien. De kermisexploitanten zagen wel dat ik een blauw gezicht had en vroegen dan wat er was gebeurd. Ik moest dan zeggen dat ik gevallen was. Het klopt dat dit vaker is gebeurd dan één keer.
V: Waarom ben je niet weggegaan?
A: Na het gebeuren met de quad had ik het gevoel dat ik een hondenriem om mij heen had en kon ik niet bij hem weg. Ik heb nooit meer de vrijheid gehad. Als hij er niet was, was zijn vrouw er en anders zijn zoon. [verdachte] vertelde mij dat hij een jongen achter de hand heeft die zijn zaakjes oplost als hij het zelf niet kon doen. Hij dreigde met deze jongen.
V: Waar heb je verbleven na de nacht in de caravan?
A: Ik had mijn eigen caravan gekregen van [verdachte] . Die stond op de camping waar hij woonde. Ik sliep alleen in de caravan. In de woonwagen van [verdachte] stonden hele dure meubels. Ik heb een keer aan tafel gezeten in de woonwagen tijdens het eten en dat beviel hen niet. Daarna mocht ik niet meer komen. Ik kreeg het gevoel dat ik altijd in de gaten werd gehouden. Ze zeiden: “Wij houden jou zo oplettend in de gaten dat je al het geld van de quad aan ons kan terugbetalen”. Ze hadden het altijd over “ons”, nooit alleen over [verdachte] . [medeverdachte] of [verdachte] deed iedere avond de caravan op slot. Aan de binnenzijde was de klink van de deur gehaald. De ramen konden ook niet ver open. Ik kreeg een emmer waarin ik ’s nachts moest plassen of andere dingen doen. Ik kon de ramen niet openbreken, want dat zouden ze horen in de camper.
’s Avonds moest ik mijn telefoon ook inleveren. Dit heeft vijf kermissen geduurd vanaf het moment dat ik mijn telefoon had gekocht. Toen heeft [medeverdachte] drie keer een verkeerde pincode ingetoetst waardoor mijn telefoon was geblokkeerd en heeft [medeverdachte] hem weggegooid. Dit was ongeveer na vijf weken toen ik bij [verdachte] kwam.
V: Met wie had je contact?
A: In de beginperiode, tot aan 22 augustus 2008, had ik regelmatig contact met [stiefvader benadeelde partij] . Mijn vader vond het niks dat ik meereisde met de kermis. Ik was toen al zo bang dat ik de schijn ophield naar mijn vader toe. Ik voelde mij toen al een werkslaaf. Op 24 augustus 2008 werd ik gebeld door mijn vader en toen stond [verdachte] met een scherp voorwerp in mijn rug te prikken. Hij eiste dat ik zou zeggen dat ik geen contact meer wilde met mijn vader of andere mensen uit het verleden. Ik heb toen alle banden verbroken met mijn kennissen, vrienden en familie. [stiefvader benadeelde partij] is mijn stiefvader die ik vader noem. Ik vond het vreselijk toen [verdachte] eiste dat ik geen contact meer mocht hebben met mijn vader.
V: Hoe heb je het ervaren tot nu toe?
A: Als ik iets deed wat [verdachte] niet wou dan kreeg ik klappen. Niet alleen van hem maar ook van zijn vrouw.
O: Volgens aangever is de roepnaam van [verdachte] ‘ [verdachte] ’. Wanneer aangever spreekt over [verdachte] , bedoelt hij [verdachte] . [3]
3. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 1 december 2015), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [benadeelde partij]:
V: Je vertelde dat [verdachte] eerst kermisexploitant was en later niet meer. Kun je vertellen hoe dit is gegaan?
A: Hij was op de kermis aan het werk en hij kreeg in de gaten dat hij hier niet genoeg meer mee verdiende. Toen zijn zoontje [zoon verdachte] acht jaar was, besloot [verdachte] in overleg met zijn vrouw om te stoppen met de kermis en in het oud ijzer door te gaan.
V: Tot wanneer heeft de schuld bestaan van de quad?
A: Tot eind 2009. Maar toen zei [verdachte] dat ik weer andere schulden had in verband met leefgeld en dat die schuld zou blijven. Dit gaf mij het gevoel dat ik niet van de schuld af kwam.
V: In hoeverre was je vrij om te staan en te gaan waar je wilde in de periode dat je meereisde met de kermis?
A: Niet. Hij zei na het verdwijnen van de quad: “Je blijft bij mij werken, totdat ik zeg dat je weg mag”. Ik mocht niet bij [verdachte] naar het toilet. Hij riep vanuit zijn slaapkamerraam als het eten klaar was. Na het eten ging de deur op slot.
V: Waarom ging de deur op slot?
A: Omdat ik dan niet weg kon.
V: Hoe ervaarde jij de huisvesting?
A: Ik voelde mij een gevangene. Op een gegeven moment zei [verdachte] dat de deur ’s nachts open mocht omdat ik mij zo goed had gedragen. Dit was na drie maanden. Toen de deur open was, ben ik naar het dorp Weerselo gegaan. Ik ben naar de kroeg geweest en ik heb geld geleend om te gokken. Toen ik ’s nachts terug kwam, hoorde [verdachte] mij en zei: “Waar was je?” Ik zei dat ik was gaan lopen en hij zei dat we het er morgen wel over zouden hebben. Ik ging met bibberende handen slapen en de deur ging op slot. ’s Ochtends kwam [verdachte] het huisje binnen en hij gaf mij een klap op mijn hoofd. Ik zei dat ik alleen was gaan lopen en toen zei hij: “Dat is niet de bedoeling. Je hoort hier, je werkt voor mij en je leeft hier onder mijn regels”. Vanaf dat moment ging de deur weer op slot. De volgende dag moest ik met pijn in mijn kop aan het werk. Ik moest een zware wasmachine op een bepaalde plek op de aanhanger tillen, maar ik gooide hem op een andere plek omdat dit makkelijker was. Toen gooide [verdachte] een ijzeren staaf naar mijn scheenbeen en zei: “Je doet wat ik zeg”. Mijn been deed pijn en ik liep mank en toen zei hij: “Niet janken en doorwerken”. ’s Avonds op de camping kreeg ik eten, moest ik naar mijn huisje en ging de deur op slot. Vanaf toen sloeg [verdachte] mij als ik iets niet deed wat hij wilde of als ik brutaal was. Het deed pijn. Ik heb er kneuzingen van gehad.
V: Heb jij een arbeidscontract gehad?
A: Nee. [verdachte] had ook mijn uitkering waar ik niet aan kon komen. Als ik iets weigerde, kreeg ik meteen een klap of een slag met een stuk hout op mijn rug. [medeverdachte] en [verdachte] hadden wel eens blauwe plekken op hun handen en daarom gingen ze mij slaan met hout of andere voorwerpen die zij voorhanden hadden.
V: Hoe werd je geslagen?
A: Zowel met de vlakke hand als met de vuist.
V: Hoe was de situatie op het kamp?
A: Het kamp is gevestigd op de [adres 2] in [pleegplaats] . [verdachte] kreeg een tia vlak voordat hij zijn wagen kon plaatsen. Vanaf dat moment werden de mishandelingen erger en sneller achter elkaar.
Als [verdachte] en [medeverdachte] niet in de buurt waren dan lette [zoon verdachte] op mij. Ik had een hondenleven daar. In een later stadium, na zeven jaar, hebben [verdachte] en [medeverdachte] een herdershond aangeschaft. Ik moest de hond uitlaten en zijn stront opruimen. Op de dag dat ik ben weggegaan, kwam [verdachte] in het hondenhok. Daar lag een hoop stront en toen stond [verdachte] met een loden pijp in zijn hand en riep me bij hem. [verdachte] zei: “Heb je de stront niet opgeruimd?” Toen kreeg ik nog een aantal klappen met die pijp op mijn rug. [medeverdachte] kwam toen ook aanlopen en zij gaf mij ook nog zeven klappen met een loden pijp. Daarna in het hondenhok kreeg ik nog een aantal klappen met de hand van [medeverdachte] en [verdachte] . Ik had zo’n pijn en mijn lip bloedde.
Ik heb nooit een cent van [verdachte] gehad. Ik heb ook nog een enorme schuld bij de Belastingdienst omdat ik een bedrijf op mijn naam had door hem. Ik heb maar weinig geld over, want ik heb erg veel schulden doordat er auto’s op mijn naam stonden. [4]
4. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 2 maart 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [benadeelde partij]:
V: Zijn er op dit moment dingen die je kwijt wil?
A: Ja. Vorige week ben ik als getuige bij een zitting geweest. Dit had te maken met het bedrijf dat ik op mijn naam had. Dit heeft te maken met [verdachte] . Deze zaak heeft direct te maken met [getuige 2] . Dit is een FIOD-zaak. Ik moest gaan vertellen wat ik met die zaak [onderneming] wou en de woning die ik op mijn naam had.
V: Kan jij ons vertellen hoe het is gegaan met de woning die jij op je naam had staan?
A: Het had te maken met een woning die zij voor andere doeleinden wilden gebruiken. Volgens mij ging dit om plantages, drugs en witwascriminaliteit. Zij zijn [verdachte] en [getuige 2] .
V: En toen?
A: Ik ben naar de notaris geweest om het huis te kopen. Dat dit allemaal zo makkelijk ging, kwam door makelaar [makelaar] . Die zat in hetzelfde schuitje.
’s Morgens werd ik uit mijn hok gehaald. [verdachte] haalde mij. Hij zei dat ik vandaag met hem naar de makelaar zou gaan. Ik moest meewerken van [verdachte] . Als ik niet zou meewerken, zou hij mij in elkaar trappen of mijn nek breken.
V: Wat deed dat met je?
A: Angst. Pure angst.
V: Kan je vertellen hoe het ging toen je bij de makelaar was?
A: De makelaar was al in het huis dat ik ging kopen. Dit was de [adres 1] in [plaats] . Het contact verliep via [getuige 2] . [getuige 2] belde [verdachte] en zei dat ik naar de [adres 1] in [plaats] moest komen. [verdachte] had vooraf gezegd dat ik in het huis moest rondlopen. Vervolgens zou ik moeten zeggen dat het allemaal goed was. Ik mocht geen foutje maken, want dan zou ik de lul zijn. Dan zou ik in mijn hok in elkaar getrapt worden.
V: Wij hebben informatie opgevraagd bij de politie. Uit één van de mutaties blijkt dat er een anonieme melding was met betrekking tot een hennepkwekerij aan de [adres 1] in [plaats] . Deze mutatie was van 10 januari 2013.
A: Zie je wel. [verdachte] had al eens gezegd dat hij een woning wilde huren voor een hennepplantage.
O: Je zei dat er 13 auto’s op jouw naam stonden.
A: Ik moest onder dwang naar het postkantoor om een auto op mijn naam te laten zetten. Dit gebeurde in opdracht van [verdachte] . Hij kon zelf geen auto’s op naam zetten, want hij had schulden.
V: Hoe ging dat?
A: [verdachte] bracht mij naar het postkantoor, zodat ik met de kentekenpapieren die ik van hem kreeg samen met het geld de auto op mijn naam kon laten overschrijven. Deed ik dat niet, dan kreeg ik klappen. Er zijn achterstanden ontstaan van de betalingen van de verzekeringen van die auto’s. Voor deze schulden draai ik nog steeds op.
O: Wij hebben een politiemutatie van 30 mei 2013, waarin staat dat je bij het politiebureau was om een betalingsregeling te treffen. Er werd toen ook gezegd dat jij meestal verblijft op het adres [adres 1] in [plaats] .
A: Dat klopt. Ik moest dit zeggen onder dwang.
Toen ik was weggevlucht, heb ik vanuit Amsterdam gebeld met de politie [pleegplaats] en zei tegen ze dat ze naar het kamp moesten en dat ze dan konden zien waar ik had gezeten. Als je de poort binnenkwam, kan je naar links. Daar zit een muur en rechts staat de wagen. Als je aan het einde naar links gaat, is er een deurtje van een meter breed. Die trek je naar je toe open en dan kom je op een vierkant stuk van drie bij vier. Daar staat een dakkapel gevestigd aan de schutting. Aan die schutting hing mijn mishandelstok. Dit was een houten wandelstok met een koperen/metalen punt waarmee ik eerst geprikt werd en daarna mee werd geslagen. [medeverdachte] en [verdachte] hebben allebei deze stok gebruikt om mij te slaan. Als je het deurtje in ging, was links het hok waarin ik sliep. Er zat een raampje in dat dichtgeschroefd was aan de buitenzijde zodat ik er niet uit kon. Aan de binnenkant kon ik hierdoor het raampje niet openmaken.
V: Hoe heette het bedrijf dat jij op jouw naam hebt gehad?
A: [onderneming] .
V: Kan je ons vertellen hoe je dit bedrijf op naam hebt gekregen?
A: Ja. Eigenlijk weet ik er niks van. Drie weken voordat ik het bedrijf op naam kreeg, zat ik in de kantine koffie te drinken. Dit was bij het bedrijf van [getuige 6] in Hengelo. Ik zat daar met [verdachte] koffie te drinken. [getuige 6] kwam aan tafel zitten. [verdachte] voerde het woord. Ik was volgens [verdachte] de geschikte kandidaat om geld te verdienen. Drie weken later moest ik mijn nette pak aantrekken. Ik kreeg een A4 waar op stond wat ik bij de Kamer van Koophandel moest zeggen. Alle gegevens die nodig zijn die ik moest doorgeven om een bedrijf op mijn naam te zetten, stonden op dit blaadje. Na het bezoek gingen wij direct naar de ABN/AMRO-bank. Daar moest ik een bankrekening openen. Ik kreeg daar te horen dat de bankpassen naar het huisadres aan de [adres 2] gestuurd zouden worden. [verdachte] moest de bankpassen dan later overdragen aan [getuige 6] . Daarna ben ik met die jongen naar [getuige 2] gegaan. [getuige 2] zei: “Alles geregeld? Nou, prima dan”. Drie weken later moest ik weer een net pak aantrekken van [verdachte] . Toen gingen wij naar de ING-bank. Ik moest nog een rekening openen. Zowel bij de ABN/AMRO als bij de ING ging het om bedrijfsrekeningen voor de zaak [onderneming] .
V: Heb jij zelf pasjes of rekeningafschriften van deze rekeningen gezien?
A: Nee. Die waren bij [getuige 2] . Het hele bedrijf was in handen van [getuige 2] .
V: Waarom heb je de rekeningen geopend en het bedrijf op jouw naam laten zetten?
A: Ik werd bedreigd. Ik werd door die hufter [verdachte] verplicht om mee te werken.
V: Kun je iets vertellen over je werkzaamheden bij de kringloopwinkel?
A: Ik deed poetsen van de meubels, schoonmaken, spullen ophalen, dingen repareren en in elkaar zetten en stroomdingen testen. ’s Ochtends ging ik achterin de bus onder de dekens tussen de meubels met [verdachte] naar de kringloopwinkel. We begonnen rond 10.00 uur. We hadden pauze om 12.00 uur. Iedereen had tot 12.30 uur pauze, maar ik moest om 12.15 uur weer aan het werk. Om 14.45 uur hadden we koffiepauze en ik ging dan naar buiten met een bakje koffie en een sigaret en moest dan weer snel naar binnen. Ik mocht er niet te lang over doen. Slavendrijvers. Soms was ik pas om 23.00 uur klaar. Zelfs in het weekend was ik aan het werk. Ik had nooit een vrije dag. Ik kreeg nooit betaald. Als ik tegenstribbelde, kreeg ik klappen.
Alle post van [onderneming] ging ongeopend naar [getuige 2] . Zodra er post binnenkwam, reed [verdachte] meteen naar [getuige 2] , in de computerzaak aan de [adres onderneming] in [plaats] . [5]
5. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 6 juni 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [benadeelde partij]:
O: Eerder verklaarde je dat je voor [verdachte] in het oud ijzer/metaal hebt gewerkt.
V: Wat kan je daarover vertellen?
A: Het is zwaar werk. Veel tillen. Stress omdat de aanhanger snel gevuld moest worden. Ik kreeg ook regelmatig klappen met het ijzer als ik niet deed wat [verdachte] wilde. [medeverdachte] maakt mij om 07.00 uur wakker. Zij doet de deur van het slot en zegt dat ik mag gaan roken. Ik krijg dan een droge boterham met chocoladepasta en koffie en moet dit in mijn hok opeten. Dan wacht ik tot [verdachte] komt. [verdachte] rijdt dan met mij naar de ijzerwerf. Het afladen duurt anderhalf tot twee uur. De bus ligt vol met rond de twee ton aan oud ijzer. Bij het uitladen stond [verdachte] soms te kijken en ging dan koffie drinken. Ik moest alleen de wagen leeg laden en sorteren. Na het afrekenen reden wij naar Duitsland voor grofvuil. Ik werd door [verdachte] uit de bus gezet om het oud ijzer te verzamelen. Ik moest een kruiwagen halen en dan moest ik van [verdachte] bij de mensen langs gaan om het oud ijzer te verzamelen voordat ze het buiten zouden zetten. We waren meestal rond 11.00 uur in Duitsland.
V: Tot hoe laat liep je in Duitsland?
A: Tot een uur of acht of half negen. We gingen weg als de aanhangwagen vol was. [medeverdachte] ging ook vaak mee naar Duitsland. Zij sloeg mij wel als ik iets deed wat zij niet wilde. Bijvoorbeeld als ik het oud ijzer ergens anders legde dan zij wilde, dan sloeg zij mij met de platte hand, vuist of een voorwerp.
V: Wat verdiende je met het werk voor [verdachte] in het oud ijzer?
A: Niks. Soms kreeg ik een fooi van een klant en dat moest ik dan inleveren bij [verdachte] . Ik was gewoon een lopende, werkende slaaf.
V: Hoe laat kwam je terug bij huis?
A: Meestal waren wij rond 22.00 of 23.00 uur thuis. Als ik eerder thuis was, moest ik daar nog werken tot zeker 23.00 uur om de aanhanger verder te laden met spullen die nog thuis lagen. Als ik klaar was met werken, ging ik douchen in de schuur naast mijn hok. Daarna ging ik mijn hok in en werd ik opgesloten in mijn hok door [verdachte] .
V: Hoeveel dagen werkte je ten tijde van het oud ijzer?
A: Zeven dagen in de week. Ook op zondag werkten wij in Duitsland. [6]
6. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 11 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [verdachte]
Ik heb een tijdje op een camping gewoond. Deze camping heet [camping] . Hier woonde ik met mijn gezin en [benadeelde partij] . Hij heeft al die tijd bij ons gewoond, ook aan de [adres 2] . Sinds 2007 woonde ik op de camping Heideveld. Ook met [benadeelde partij] . Hier hebben we twee jaar gewoond. Daarna zijn we naar de [adres 2] gegaan.
O: We willen even terug in de tijd naar het jaar 2007.
V: Wat kunt u vertellen over uw inkomsten destijds?
A: Toen zat ik op de kermis en daarna heb ik met oud ijzer gewerkt. [benadeelde partij] kwam toen op een gegeven moment bij mij werken.
V: Waar bestonden de werkzaamheden uit?
A: Oud ijzer ophalen langs de deuren. In Duitsland haalden wij grofvuil op dat aan de straat werd gezet door mensen.
V: Tot wanneer hebben jullie werkzaamheden in oud ijzer verricht?
A: Tot eind 2014. Toen zijn we begonnen bij de kringloopwinkel [kringloopwinkel] in [plaats] . [benadeelde partij] was er altijd bij. Hij heeft ook in de kringloopwinkel [kringloopwinkel] gewerkt.
V: Hoe heeft u [benadeelde partij] leren kennen?
A: Hij woonde in [plaats] in één of ander tehuis. [benadeelde partij] wilde weg uit het tehuis en vroeg of hij mij op de kermis mocht helpen. Toen ik in [plaats] op de kermis stond, bleef [benadeelde partij] bij mij wonen. [benadeelde partij] maakte al zijn geld op aan drank en eventueel ook softdrugs. Hij gokte ook heel veel. Zijn stiefvader kwam ik een keer tegen op de kermis in [plaats] . Hij vertelde toen dat [benadeelde partij] gokschulden had. Zijn stiefvader heet [stiefvader benadeelde partij] .
V: Waar sliep [benadeelde partij] ?
A: [benadeelde partij] sliep in een caravan. Mijn vrouw en ik woonden in een woonwagen. De caravan waarin [benadeelde partij] sliep, stond naast de woonwagen op de camping [camping] .
Eind 2007 is afgesproken dat ik [benadeelde partij] in mijn gezin zou opnemen.
V: Waar at [benadeelde partij] ?
A: Bij ons in de woonwagen. Op een gegeven moment heb ik dat niet meer gedaan. Ik vond hem te vies om bij ons aan tafel te hebben. Vanaf dat moment at hij in de blokhut.
V: Had [benadeelde partij] inkomsten toen jij hem leerde kennen?
A: Hij had een Wajong-uitkering.
V: Hoe was uw relatie met [benadeelde partij] ?
A: [benadeelde partij] heeft wel eens een trap in de reet gehad. Ik heb [benadeelde partij] misschien ook wel eens een klap of een corrigerende tik verkocht. [benadeelde partij] zei ook dat hij niemand had waar hij naartoe kon.
V: Had [benadeelde partij] een beperking?
A: [benadeelde partij] is niet zoals mijn andere zoons. Ik wist wel dat hij een Wajong-uitkering had.
V: Slikte [benadeelde partij] medicijnen?
A: [benadeelde partij] vertelde dat hij medicijnen slikte toen hij nog in het tehuis in [plaats] woonde.
V: Had [benadeelde partij] een rijbewijs?
A: Nee.
V: Kreeg [benadeelde partij] wel eens boetes vanuit het CJIB?
A: Ja. Hij heeft een paar auto’s van mij op naam gehad. Mijn vrouw en ik hadden een belastingschuld en daarom konden wij geen auto’s op naam hebben.
Ik kreeg de beschikking over de Wajong-uitkering van [benadeelde partij] .
V: Wat bedoel je met dat je de beschikking had over zijn Wajong-uitkering?
A: Van deze rekening op naam van [benadeelde partij] werd elke maand automatisch de huur betaald voor het adres [adres 2] [benadeelde partij] stond op dit adres ingeschreven, anders kon hij geen Wajong-uitkering ontvangen. De rest van het geld van de uitkering nam ik of mijn vrouw iedere maand op van deze rekening. [benadeelde partij] had geen telefoon. [7]
7. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 13 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [verdachte]:
V: Wat ontving [benadeelde partij] voor zijn werkzaamheden van jou?
A: In de periode dat wij werkten in het oud ijzer ontving hij geen geld. Hij kreeg kost en inwoning bij ons. Deze situatie is ook zo gebleven tijdens het werken in de kringloopwinkel. Toen kreeg hij ook alleen kost en inwoning.
V: Waar sliep [benadeelde partij] toen jullie woonachtig waren aan de [adres 2] in [pleegplaats] ?
A: In de unit tegen onze woonwagen aan. De unit bestond uit twee gedeeltes. In het ene gedeelte sliep [benadeelde partij] en in het andere gedeelte stond een douche en toilet. [benadeelde partij] maakte gebruik van deze douche maar niet van dit toilet omdat wij dat niet hygiënisch vonden. In het begin zat [benadeelde partij] altijd bij ons aan tafel. Maar op een gegeven moment waren er mensen en die vonden hem ook stinken. [benadeelde partij] verzorgde zichzelf niet goed. Hij was smerig. De unit waar [benadeelde partij] sliep, was ongeveer twee bij drie meter. Er was maar één sleutel van de unit en die had [benadeelde partij] niet. Hij kon altijd in en uit de unit, maar op een gegeven moment niet meer omdat de gemeente controleerde. Ik had niet bij de gemeente aangegeven dat er nog iemand bij ons woonde. Toen ging de deur op slot en had ik de sleutel. Later, na twee of drie jaar, ging de deur ’s nachts op slot. Dit was omdat [benadeelde partij] ’s nachts de unit uit ging. Hij ging dan zoeken in de vuilnisbakken. Hier sloegen de honden op aan en dan was het hele gezin weer wakker. [8]
8. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 13 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [verdachte]:
V: We willen het hebben over een quad die verdwenen is. Wanneer was dit?
A: Deze quad was verdwenen in de maand juli van het jaar 2007. [benadeelde partij] was er toen al. Ik was kwaad op [benadeelde partij] . Hij had hiervan de schuld. Ik heb gezegd dat hij het terug moest betalen. Uiteindelijk heeft [benadeelde partij] zijn schuld afbetaald.
V: Je verklaarde dat je [benadeelde partij] wel eens een schop onder de kont gaf of een corrigerende tik. Hoe vaak kwam dit voor?
A: Een keer of 5 in totaal. Of maak er 10 van.
V: Hoe werd [benadeelde partij] geslagen?
A: Ik schopte hem op zijn kont of ik gaf hem een douw. Ik heb hem ook wel eens met mijn hand op zijn tand geraakt. Toen had ik hem wel zeer gedaan, want zijn tandvlees bloedde. Ik heb [benadeelde partij] ook wel eens met een plastic buisje van de stofzuiger geslagen.
V: Heb je [benadeelde partij] wel stelselmatig geslagen met de blote hand?
A: Dat kwam wel regelmatig voor. Wel vaker dan wat ik net zei. Het kwam voor dat ik [benadeelde partij] drie of vier keer per week sloeg. [9]
9. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 20 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [verdachte]:
Het opsluiten klopt. Wij deden de deur op slot, anders ging hij ’s nachts aan de wandel. Ik deed de deur wel eens op slot, mijn vrouw ook wel eens en [zoon verdachte] ook.
O: Je eigen zoon [zoon verdachte] verklaarde dat hij [benadeelde partij] ’s nachts wel eens had opgesloten. Dit deed hij op verzoek van jou. Ook je eigen vrouw [medeverdachte] verklaarde dat [benadeelde partij] rond 23.00 uur werd opgesloten als jullie naar bed gingen.
A: Ja, dat klopt.
O: Je vrouw [medeverdachte] verklaarde dat zij elke maand het geld van [benadeelde partij] pinde bij de Hema in [pleegplaats] .
A: Dat klopt. [10]
10. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 21 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [verdachte]:
V: Als [benadeelde partij] iets niet snapte, werd je dan ook boos?
A: Dan begon ik ook te vloeken of te schelden. Of ik trapte tegen de koelkast uit boosheid. Ik gaf hem ook wel eens een schop onder de kont of ik duwde hem dan weg. Het is wel eens voorgekomen dat hij daardoor omviel.
Het klopt wel dat [benadeelde partij] altijd werkte. Hij ging altijd met mij mee. [11]
11. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 26 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [verdachte]:
Het verhaal dat ik iemand heb gestoken met een mes klopt.
O: Je hebt ook verklaard dat je meerdere voertuigen op naam van [benadeelde partij] hebt gezet. Dit vanwege een openstaande belastingschuld.
A: Ja, dat klopt.
O: We tonen je een afleveringsbon van de Wehkamp, gericht aan [benadeelde partij] , [adres 2] te [pleegplaats] .
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Deze goederen waren niet allemaal bestemd voor [benadeelde partij] . Deze spullen zijn gekocht met het geld van [benadeelde partij] . [12]
12. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 17 januari 2018, 2 februari 2018 en
8 februari 2018 van de rechtbank [plaats] , inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [verdachte]
[benadeelde partij] moest het geld voor die gestolen quad inderdaad terugverdienen. In [pleegplaats] woonde hij in een soort unit, van 2 bij 3 meter. Nee, het was niet heel groot. Hij had een ‘pottiepottie’ als toilet, zo’n ding dat je moet leegmaken. Ja, in het begin at hij bij ons in de woonwagen maar later niet meer. [benadeelde partij] werkte een berg eten weg, dat was heel onsmakelijk. Het is wel eens een keer voorgekomen dat ik hem drie of vier keer op een dag sloeg. Het klopt dat er veel auto’s op [benadeelde partij] naam stonden. Ik had een belastingschuld en mijn vrouw ook, daarom stonden de auto’s op naam van [benadeelde partij] . Of de unit aan de [adres 2] ’s nachts op slot ging? Ja, dat klopt. [13]
13. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 11 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [medeverdachte]:
[medeverdachte] is mijn roepnaam. Er heeft een jongen bij ons gewoond, [benadeelde partij] . Hij heeft in een tehuis gezeten voor moeilijk opvoedbare jongens.
V: Wanneer is [benadeelde partij] in uw leven gekomen?
A: In 2007 of 2008. Mijn man heeft [benadeelde partij] leren kennen op de kermis. [benadeelde partij] heeft gevraagd of hij bij ons kon komen werken en dat vond mijn man goed. [benadeelde partij] wilde bij ons blijven, maar hij moest eerst toestemming van het tehuis krijgen waar hij was ondergebracht. Dat was een tehuis in [plaats] .
V: Wat kunt u nog meer vertellen over [benadeelde partij] ?
A: Hij werkte altijd heel hard. Hij was alleen gokverslaafd. In 2009 kwam ik er achter dat hij gokverslaafd was.
V: Hoe woonde [benadeelde partij] na de kermisperiode?
A: Hij heeft een tijdje in de caravan gewoond, naast ons op de camping Heideveld.
V: Waar heeft hij nog meer gewoond?
A: Later kregen wij een nieuw chalet en toen moest de caravan weg. [benadeelde partij] heeft toen bij ons in de schuur gewoond, in een soort van tuinhuisje. In [pleegplaats] woonde [benadeelde partij] in een aparte unit die aan ons huis stond. [14]
14. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 12 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [medeverdachte]:
V: Wat kunt u vertellen over [benadeelde partij] uitkering?
A: Ik weet wel dat hij een uitkering had. Ik kreeg de bankpas van [benadeelde partij] met de daarbij horende pincode. Ik pinde het geld van [benadeelde partij] elke maand bij de Hema in [pleegplaats] .
V: Er is in totaal in de periode van 02-01-2013 t/m 23-09-2015 € 14.000,- opgenomen bij de Hema in [pleegplaats] . Heeft u dat bedrag in die periode opgenomen?
A: Voor de opnames ben ik verantwoordelijk geweest.
V: We zien dat er geld van de rekening van [benadeelde partij] werd overgeschreven naar de rekening van uw man. Hoe zit dat?
A: Dit was voor de leningen die [benadeelde partij] bij ons had. Ik maakte dat via internetbankieren over van de rekening van [benadeelde partij] naar de bankrekening van mijn man.
V: Uw man heeft verklaard dat hij [benadeelde partij] wel eens heeft geslagen. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Hij heeft hem wel eens een tik gegeven.
V: Hoe vaak werd [benadeelde partij] geslagen?
A: Twee tot drie keer in de week.
V: Hoe werd [benadeelde partij] geslagen?
A: Gewoon met de blote hand of met een stuk ijzer als mijn man op de kar stond. Of met een stok of iets dergelijks.
V: Er zou ook sprake van zijn dat [benadeelde partij] werd opgesloten. Klopt dit?
A: Ja, dit klopt. Hij wilde ’s nachts nog wel eens aan de wandel gaan. Wij sloten hem op om 23.00 uur als wij naar bed gingen. [15]
15. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 13 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [medeverdachte]:
V: U verklaarde gisteren na afloop van het verhoor dat u [benadeelde partij] ook heeft geslagen. Hoe is dat gegaan?
A: Als er wat gebeurde, gaf ik [benadeelde partij] een knal. Dit was voornamelijk het geval als mijn man heel erg boos was. Dan deed ik het maar, want ik ben veel minder sterk dan mijn man. Dan zouden de klappen minder hard aan komen.
V: Waar sloeg u hem dan?
A: Ik sloeg hem dan op zijn armen en benen en in zijn gezicht. Dit gebeurde als [benadeelde partij] iets fout had gedaan.
V: Hoe reageerde [benadeelde partij] op de klappen?
A: Als ik [benadeelde partij] in het gezicht sloeg, zei hij: “Au, je doet me pijn”.
V: Hoe hard werd [benadeelde partij] geslagen?
A: Zo hard als ik kon.
V: Had [benadeelde partij] beschikking over geld?
A: [benadeelde partij] had geen beschikking over zijn geld.
V: Wij hebben het idee dat [benadeelde partij] langer werkte dan 7 tot 8 uur per dag. Klopt dit?
A: Ja, dat klopt eigenlijk wel. Als mijn man en [benadeelde partij] naar Duitsland gingen, vertrokken ze rond 7.00-7.30 uur. Zij kwamen in de avond om 22.00 uur terug.
V: Heeft [benadeelde partij] wel eens letsel overgehouden nadat hij klappen kreeg?
A: Hij was wel eens rood op de plekken waar hij werd geslagen. Wanneer mijn man hem een trap gaf, werd het wel blauw omdat mijn man harder trapt. [16]
16. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 20 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [medeverdachte]:
In de omgang was [benadeelde partij] inderdaad trager.
V: Trager van begrip?
A: Ja, dat wel.
V: Waar bleek dat uit?
A: Als ik zei: “ [benadeelde partij] , ruim de schuur op”, dan deed hij dat niet. Ik moest het dan twee of drie keer zeggen.
V: Wisten jullie toen [benadeelde partij] bij jullie kwam wonen dat hij zwakbegaafd is?
A: Ik wist wel dat hij een achterstand had. Ik merkte dat hij trager was dan normale mensen.
Het klopt wel dat [benadeelde partij] dag en nacht moest werken en dat hij een klap of een schop kreeg als hij niet wilde. [benadeelde partij] stond dag en nacht voor ons klaar.
O: In 2013 is er in jullie gezin een laptop, een LED-televisie, een 90-delige bestekset en een stofzuiger gekocht.
V: Wat weet u daarvan?
A: Ja, dat klopt. Die zijn op [benadeelde partij] naam besteld. De spullen zijn zonder toestemming gekocht van [benadeelde partij] rekening. [17]
17. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 11 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [zoon verdachte]:
Mijn moeder heet [medeverdachte] en mijn vader [verdachte] . Hun roepnamen zijn [verdachte] en [medeverdachte] . Papa heeft [benadeelde partij] vastgehouden en als [benadeelde partij] iets niet goed deed dan kreeg hij een schop onder zijn kont of een klap voor zijn kop. Sinds mijn vader een tia heeft gehad, werd het erger. Toen werd hij agressiever. [benadeelde partij] was al bij ons sinds 2007. Hij is begonnen op de kermis en met ons meegegaan naar de camping in Reutum en later ook naar [pleegplaats] . Hij heeft vanaf 2007 altijd bij ons gewoond. Drie jaar geleden was [benadeelde partij] gaan gokken in het dorp en had hij geld geleend. Papa had tegen [benadeelde partij] gezegd dat dat niet kon en dat hij dan maar beter het hok op slot kon doen. Sinds die tijd ging het hok op slot waar [benadeelde partij] sliep. [benadeelde partij] was altijd bij ons. Mijn vader gaf [benadeelde partij] soms ook een klap met de hand of een schop. Ik heb dat zelf gezien. [benadeelde partij] kreeg wel drie of vier keer per week een trap onder zijn reet en soms ook wel klappen. [benadeelde partij] denkt als een twaalfjarige. [benadeelde partij] stiefvader was in 2007 of 2008 bij ons op de kermis. Die man heet [stiefvader benadeelde partij] volgens mij. Hij had gezegd dat [benadeelde partij] denkt als een twaalfjarige en dat [benadeelde partij] niet helemaal spoorde.
De laatste paar keer voordat [benadeelde partij] was vertrokken, heb ik ook de deur van [benadeelde partij] slaapkamer wel eens op slot gedaan, omdat mijn vader dat vroeg. [18]
18. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 12 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [zoon verdachte]:
V: Je hebt gezegd dat [benadeelde partij] denkt als een twaalfjarige. Was het daarom wel eens moeilijk met hem?
A: Ja. Als je iets uitlegde, moest je het heel goed uitleggen. Anders snapte hij het niet. Soms wel drie of vier keer.
V: Wisten je ouders ook dat [benadeelde partij] dacht als een twaalfjarige?
A: Ja. Ik had dat gehoord van mijn ouders en zij hadden het weer van die [stiefvader benadeelde partij] , de stiefvader van [benadeelde partij] .
V: Hoeveel uur per dag bracht [benadeelde partij] door met jullie gezin?
A: 24 uur per dag, zeven dagen in de week. Hij was er elke dag dus.
V: Wat voor werk deed [benadeelde partij] vanaf het begin dat hij bij jullie was?
A: Eerst op de kermis.
V: En na de kermis, wat deed [benadeelde partij] toen voor werk?
A: Toen zat mijn vader in het oud ijzer. Laden en lossen van de aanhangers en vrachtwagens en een beetje demontagewerk. Dat deed [benadeelde partij] .
V: Je vader haalde veel oud ijzer in Duitsland. [benadeelde partij] ging altijd met hem mee?
A: Altijd. Laden en lossen en zo. Ik moest opletten of [benadeelde partij] de vrachtauto wel goed belaadde. Als hij het niet goed deed, moest ik dat tegen mijn ouders zeggen.
Ik heb een paar keer gezien dat mijn vader [benadeelde partij] een trap gaf, maar dan had [benadeelde partij] iets doms gedaan. [benadeelde partij] moest de kraan aanwijzingen geven over het lossen van de vrachtwagen. Een keer deed hij dat niet goed en toen heb ik gezien dat mijn vader [benadeelde partij] een schop gaf onder zijn kont.
V: Wat voor werk deed [benadeelde partij] in de kringloopwinkel?
A: Laden en lossen van de vrachtwagen, samen met mij.
V: Dus jullie deden het zware werk?
A: Ja.
In de periode dat [benadeelde partij] bij ons was, had hij geen telefoon. Alleen toen hij net bij ons kwam, had hij nog een telefoon.
V: Er zijn ook verklaringen van mensen die zeggen dat jouw moeder [benadeelde partij] wel eens mishandeld heeft.
A: Ik heb één keer gezien dat mijn moeder [benadeelde partij] heeft geschopt. [19]
19. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 13 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [zoon verdachte]:
[benadeelde partij] was altijd aan het werk. Hij had geen keuze. Hij deed alles wat mijn vader zei. Zelfs als hij ziek was, moest hij van mijn vader werken.
V: Stel dat [benadeelde partij] niet was gaan werken, wat zou er dan gebeuren?
A: Dan zou [benadeelde partij] wel een klap of een schop krijgen van mijn vader. [20]
20. Het stamproces-verbaal (d.d. 30 september 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - het
relaas van verbalisant:
Onderzoek Gemeentelijke Basisadministratie (GBA)
Volgens het GBA staan [verdachte] , zijn vrouw [medeverdachte] en de zoon [zoon verdachte] vanaf 18 juni 2009 t/m heden ingeschreven op het adres [adres 2] te [pleegplaats] .
Er is een aantal meldingen gedaan waarbij [benadeelde partij] wordt genoemd. Het gaat om de volgende meldingen:
- 7 juni 2012, melder: [getuige 4] . [getuige 4] heeft op verzoek van zijn vader [verdachte] een auto op zijn naam gezet en heeft nu 1.200 euro aan bekeuringen open staan. Tevens meldt [getuige 4] dat hij een slechte band heeft met zijn vader en dit komt mede vanwege het feit dat [verdachte] een jongeman ( [benadeelde partij] ) bij zich heeft wonen en hij deze jongen zeer slecht behandelt. [benadeelde partij] moet auto’s op naam zetten en ook panden, zodat [verdachte] hier hennepkwekerijen kan inrichten. Doet hij dit niet, wordt hij geïntimideerd of zelfs in elkaar geslagen. [benadeelde partij] zou in één of ander hok slapen bij [verdachte] . [verdachte] heeft de sleutel. [verdachte] heeft het paspoort e.d. van [benadeelde partij] zodat hij geen kant op kan.
- 10 januari 2013: een MMA-melding over een hennepkwekerij aan de [adres 1] in [plaats] . Pand blijkt in eigendom te zijn van [benadeelde partij] . [21]
21. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 11 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 7] en [getuige 8]:
Wij willen u horen als getuige met betrekking tot de familie [achternaam] hier op de camping [camping] .
Mevrouw [getuige 7] verklaarde:
De familie [achternaam] was hier nu ongeveer vier jaar geleden. Daarvoor hebben ze hier vier jaar gestaan.. De hele periode dat ze hier woonden, was die jongeman erbij. [verdachte] was bezig met oud ijzer en hij was veel in Duitsland. Die jongen ging altijd mee.
De heer [getuige 8] verklaarde:
Die jongen ken ik wel. Hij hielp met het oud ijzer en klusjes. Die jongen moest dag en nacht werken. Als hij weigerde, werd hij in elkaar geramd. Zo is [verdachte] . [22]
22. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 23 augustus 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [stiefvader benadeelde partij]:
V: Waar kent u [benadeelde partij] van?
A: Ik heb in 1989 verkering gekregen met zijn moeder, [moeder benadeelde partij] . Ik heb eigenlijk alles als vader meegemaakt.
V: [benadeelde partij] was mee met de kermis, hoe ging het toen verder?
A: Ik ben stad en land af gaan bellen en uiteindelijk kwam ik er na ongeveer twee weken achter met wie [benadeelde partij] was meegegaan. Met pijn en moeite kreeg ik het telefoonnummer van die [verdachte] met wie [benadeelde partij] zou zijn meegegaan. Ik ben naar [plaats] / [plaats] gereden, naar de kermis. Ik had een afspraak gemaakt met [verdachte] dat ik [benadeelde partij] zou komen opzoeken, ook om hem over [benadeelde partij] te vertellen, hoe hij is en wat hij nodig heeft. Toen ik naar [plaats] / [plaats] ging, was [benadeelde partij] ongeveer drie weken bij [verdachte] . Ik heb [verdachte] uitgelegd dat [benadeelde partij] begeleiding nodig heeft.
V: Wat is er verder besproken?
A: Dat ik door zou gaan met het begeleidingstraject en [benadeelde partij] daarvoor zou ophalen. Ook dat de financiën met [benadeelde partij] tante geregeld moeten worden. We hebben nog gesproken over hoe we verder moesten met [benadeelde partij] en ik heb met [verdachte] over begeleid wonen gesproken. [verdachte] zei: “Als je hem meeneemt, dan komt hij niet meer terug. Hij moet een keus maken. Of hij blijft bij mij of hij gaat voor het begeleid wonen”. [verdachte] was niet positief over [benadeelde partij] . Hij vond hem dwars, niet te vertrouwen, niet slim. Het contact daarna was voornamelijk telefonisch met [benadeelde partij] .
V: Hoe lang zijn de telefoongesprekken doorgegaan?
A: Al met al tot zijn verjaardag. Ik hoorde steeds minder van [benadeelde partij] . Ik belde hem nog een dag na zijn verjaardag. Toen was [benadeelde partij] al een kleine twee jaar bij de familie [verdachte] . Ik merkte dat ze schrokken toen ik belde. Ik kreeg [verdachte] aan de lijn. Ik vroeg meteen naar [benadeelde partij] en die kwam vrij snel aan de telefoon. Toen zei [benadeelde partij] : “Ik heb mijn leven hier en jij jouw leven daar, laten we het maar zo houden”. Toen werd ik boos. Ik heb de telefoon erop gegooid. Dat was mijn laatste contact met [benadeelde partij] , tot het belletje van de laatste keer, toen hij was weggelopen op 1 augustus (
het hof begrijpt: 1 augustus 2015). [23]
23. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 12 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 9]
V: Wat is je relatie met de familie [achternaam] ?
A: Ik ben al bijna 16,5 jaar de schoondochter van de familie [achternaam] .
V: Wat kun je vertellen over [benadeelde partij] ?
A: Hij was hun loopjongen, een hond. Het gezin [verdachte] sliep in een woonwagen. Zij vonden [benadeelde partij] een viespeuk en hij mocht ook niet in de wagen. Hij moest ook apart eten. Als hij nog iets af moest maken, dan moest hij dat eerst doen voordat hij eten kreeg. Hij had een eigen bord en bestek en mocht niet van het servies van het gezin eten.
V: Kun je iets vertellen over hoe hij werd behandeld?
A: Hij at altijd apart. Ik heb dit zelf gezien. Als [verdachte] en [medeverdachte] bij ons waren, werd [benadeelde partij] altijd apart van de rest gezet. [benadeelde partij] had een lager IQ dan ik. Dat merkte ik door de gesprekken die ik met hem had en ook als hem 100 keer wat werd uitgelegd, ging het nog steeds mis.
V: Heb je iets gevraagd over het feit dat hij niet bij jullie mocht zitten?
A: Ik heb dat wel eens gevraagd en zowel [verdachte] als [medeverdachte] zei dan dat hij vies was, dom en dat hij homo was. [benadeelde partij] liet dit gelaten over zich heen komen en als hij wat zou zeggen, kreeg hij een klap voor zijn kop. Ik heb twee keer gezien dat [medeverdachte] hem met een vuist of platte hand in het gezicht sloeg. Ik heb dat gezien in de uitbouw van hun wagen.
V: Met wat voor kracht ging het slaan?
A: Het ging met kracht en opzettelijk. Ik heb ook gezien dat zij hem schopte. [benadeelde partij] kromp in elkaar maar zei er nooit iets van.
V: Waar verbleef [benadeelde partij] in [pleegplaats] ?
A: In een schuurtje. Ik noemde het een hok. Ik ben er een keer geweest en ik dacht: hoe kan je hier slapen? Het was zo donker en benauwd.
V: Wat weet jij van zijn werkdagen?
A: [benadeelde partij] moest klaar staan wanneer het de familie uit kwam.
V: Wat weet je van geld met betrekking tot [benadeelde partij] ?
A: [benadeelde partij] had een Wajong-uitkering. Deze uitkering werd ingehouden door [verdachte] en [medeverdachte] . [medeverdachte] had ook de pinpas en pincode. Dat had zij mij verteld. Dat hij als katvanger werd gebruikt, is niet ongebruikelijk voor de familie [verdachte] .
[benadeelde partij] is gebruikt om woningen op zijn naam te zetten waar dan een wietplantage in zat. Logischerwijs heeft hij auto’s op zijn naam laten zetten, want daar hebben ze ook hun eigen zoon [getuige 4] voor gebruikt. [24]
24. Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris (d.d. 7 maart 2017), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 9]:
Op de vraag hoe vaak ik bij de familie [achternaam] thuis ben geweest, antwoord ik: vaak genoeg. Op de vraag of ik heb gezien of de [verdachte] [benadeelde partij] heeft geslagen, antwoord ik: ja, dat heb ik gezien. [medeverdachte] idem dito. Wat ik heb gezien, is één of twee keer. Ik weet dat het vaker is gebeurd. [benadeelde partij] moest 24 uur per dag paraat staan. [benadeelde partij] is ook gebruikt als katvanger om een bedrijf op naam te zetten of woningen. En dan ten behoeve van wietteelt. Ik heb mijn schoonvader hierover horen praten. Zo weet ik dit. Ik ben vroeger wel in zo’n wiethok geweest. Het wiethok was van [verdachte] . Ik heb er wel eens bij gestaan toen [verdachte] [benadeelde partij] sloeg. Het douwen, het schelden, tieren en schoppen heb ik gezien en gehoord. Een schop onder zijn reet heb ik gezien. [25]
25. Het proces-verbaal van bevindingen (d.d. 22 september 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - het
relaas van verbalisant:
Op de beschikking van 31 mei 2007 van de kantonrechter te Alkmaar zag ik staan dat bewind was ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [benadeelde partij] , geboren [geboortedatum benadeelde partij] 1985 en dat [bewindvoerster] [naam bewindvoeringsbedrijf] is benoemd tot bewindvoerster.
Op een brief van 16 februari 2011 verstuurd door [bewindvoerster] aan [verdachte] zag ik staan dat zij, naar aanleiding van hun telefonische contact, de beschikking van de motorrijtuigenbelasting aan [verdachte] doen toekomen. Tevens zag ik staan dat in de brief aan [verdachte] wordt medegedeeld dat [benadeelde partij] geen auto’s op zijn naam mag hebben staan en niet mag handelen in auto’s. [26]
26. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 26 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 10]:
V: Wat is jouw relatie met [benadeelde partij] ?
A: [benadeelde partij] is mijn neefje en de zoon van mijn zus. Voordat hij verdween, regelde ik zijn financiën en toen heb ik hem onder bewind laten stellen.
V: Hoe is dat verder gegaan met de bewindvoering?
A: [verdachte] had met de bewindvoerder afgesproken dat hij huishoudgeld zou krijgen voor de opvang en verzorging van [benadeelde partij] .
V: Hoe was je contact met [benadeelde partij] ten tijde van zijn verblijf bij [verdachte] ?
A: Ik kon hem niet bereiken. Zijn telefoonnummer was afgesloten. Ook als ik via [verdachte] belde, werd er niet meer opgenomen. Ik heb hem ook nog proberen te benaderen via Twitter, Hyves en Facebook maar dit leverde niks op. [benadeelde partij] zat altijd veel op social media maar vanaf toen niet meer.
V: Wanneer heb je [benadeelde partij] weer voor het eerst gezien en gesproken?
A: Vorig jaar augustus.
V: Wat vertelde [benadeelde partij] over zijn schulden die hij toen had?
A: [benadeelde partij] had al heel snel zijn verhaal verteld van de FIOD en daarna kreeg ik daar ook brieven van en deurwaarders. Hij heeft schulden bij de belasting, de Wehkamp (aankoop via internet). Hij heeft ook een schuld bij de NHG van 30.000 euro. Bij de Wehkamp 8.000 euro. Door de woning zijn ook een aantal schulden ontstaan zoals achterstallige gemeentebelastingen en waterschapsbelasting. [27]
27. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 12 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 5]:
Bij aanvang van het verhoor deelden wij de getuige mede dat wij hem wilden horen in verband met [verdachte] .
V: Wij tonen getuige een foto.
A: Ja, dat is [benadeelde partij] . Zij huurden een deel van de winkel voor een kringloopwinkel. Dat was ongeveer een jaar terug.
[benadeelde partij] werkte heel hard. Als iets zwaar was, dan vroeg [benadeelde partij] om hulp en dan zeiden ze: “Dat kan je zelf”. [benadeelde partij] mocht niet hier naar de wc omdat hij vies was. De familie wilde de wc niet delen met [benadeelde partij] . [28]
28. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 12 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 11]:
[benadeelde partij] was niet heel goochem. Beetje minder hersens. Beetje zwakbegaafd. Dat merkte ik aan hoe hij praat of hoe hij lachte. [29]
29. Het proces-verbaal van bevindingen (d.d. 27 juni 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - het
relaas van verbalisant:
Op 25 mei 2016 werd op grond van artikel 126nd Wetboek van Strafvordering een vordering afgegeven door de officier van justitie t.a.v. de SNS-bank voor de verstrekking van gegevens van: [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum benadeelde partij] 1985 te [geboorteplaats benadeelde partij] . Op 20 juni 2016 zijn door de SNS-bank de gevorderde gegevens verstrekt.
Onderzoek bankgegevens [benadeelde partij]
Ik, verbalisant, zag in de verstrekte transactiegegevens het volgende:
- periodieke overmakingen van het UWV betreft de Wajong-uitkering van
[benadeelde partij] in de periode 23-01-2013 t/m 23-09-2015 voor een totaalbedrag van
€ 20.031,28;
- periodieke overmakingen in de periode 21-01-2013 t/m 20-03-2015 van de Belastingdienst, betreft voorschot zorgtoeslag [benadeelde partij] voor een totaalbedrag van € 2.009,00;
- in de periode 23-01-2013 t/m 23-10-2014 wordt er maandelijks contant geld opgenomen voor een totaalbedrag van € 14.690,00. Opvallend is dat de opnamen steeds plaatsvinden bij de geldautomaat van de Hema-vestiging te [pleegplaats] ;
- de opnamen vinden steeds plaats vlak na de bijboekingen van de Belastingdienst en het UWV. Opvallend is dat vrijwel in de meeste gevallen het totale bedrag (afgerond) wordt opgenomen wat op dat moment op de rekening staat;
- in de periode 23-07-2014 t/m 23-01-2015 maandelijkse overboekingen naar
[verdachte] voor een totaalbedrag van € 1.125,29 met de omschrijving “zoals afgesproken”. [30]
30. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 14 juli 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 2]:
Ik ken [verdachte] al langere tijd. Dat is niet van gisteren.
V: Deed u zaken met de heer [verdachte] ?
A: Ik heb wel bemiddeld. Mensen in het oud ijzer willen altijd wat verdienen. Zo ook [verdachte] . [verdachte] kende een jongen, die een elektronicabedrijf had. [verdachte] wilde er wel tussen blijven om zelf iets te verdienen. [verdachte] vertelde dat er een jongen bij hem werkte die een bedrijfje heeft. De jongen van [verdachte] heet [benadeelde partij] . [31]
31. Het proces-verbaal van verhoor (d.d. 20 april 2016), inhoudende - zakelijk weergegeven - de
verklaring van [getuige 12]:
V: Klopt het dat u de verkoopbemiddeling heeft gedaan voor het pand aan de [adres 1] te [plaats] ?
A: Ja, dat klopt. Dit huis is vrij snel verkocht. Er kwam een aantal kijkers, waaronder meneer [benadeelde partij] . Hij had iemand bij zich. Op 27 april 2012 is de koopovereenkomst door de heer [benadeelde partij] getekend hier op kantoor. [32]
Oordeel hof
De betrouwbaarheid van het bewijs
De verdediging heeft de betrouwbaarheid betwist van de verklaringen van aangever [benadeelde partij] en van vele getuigenverklaringen.
Het hof stelt voorop dat de in deze zaak afgelegde verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. De enkele omstandigheid dat in verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. De tegenstrijdigheden in de verklaringen kunnen bijvoorbeeld te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht zijn onder invloed van emoties of ontstaan zijn door het tijdsverloop.
Het hof stelt vast dat de verklaringen van [benadeelde partij] en de verschillende getuigenverklaringen op ondergeschikte punten verschillen vertonen, maar dat deze verklaringen op hoofdlijnen consistent zijn. De verklaringen van [benadeelde partij] zijn uitgebreid, gedetailleerd en maken een authentieke indruk. Zijn verklaringen worden - zo blijkt uit de inhoud van alle hiervoor weergegeven bewijsmiddelen - op essentiële onderdelen bevestigd door andere getuigenverklaringen, maar op belangrijke punten ook door de verklaringen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en hun zoon [zoon verdachte] . Ook de verschillende getuigenverklaringen die het hof tot het bewijs heeft gebezigd vinden op onderdelen (over en weer) steun in andere bewijsmiddelen. Dit volgt ook uit de inhoud van de bewijsmiddelen die het hof heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de door de verdediging betwiste verklaringen te twijfelen, voor zover het hof deze verklaringen tot het bewijs heeft gebruikt. Het hof zal daarom niet overgaan tot bewijsuitsluiting van enige verklaring.
Feit 1
Vrijspraak van de handeling “werven” en het middel “fraude”
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat verdachte vrijgesproken moet worden van de tenlastegelegde handeling “werven” en van het middel “fraude”.
Voor wat betreft het “werven” geldt dat [benadeelde partij] zelf aan verdachte heeft gevraagd of hij bij hem mocht komen werken. Hij is dus niet door verdachte geworven. Evenmin kan worden vastgesteld dat bij verdachte al direct sprake was van een oogmerk van uitbuiting toen [benadeelde partij] hem om werk vroeg.
Het hof spreekt verdachte vrij van het middel “fraude” omdat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat [benadeelde partij] door de in de tenlastelegging genoemde frauduleuze handelingen is gehuisvest, opgenomen en/of vervoerd dan wel is gedwongen of bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten.
Beoordelingskader
​Uit de wetsgeschiedenis van art. 273f Sr en de jurisprudentie over dit wetsartikel volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. De strafbaarstelling van mensenhandel stelt het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De in art. 273f Sr verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die van art. 273f Sr deel uitmaken.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de tewerkgestelde in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige werknemer in Nederland pleegt te verkeren.
Met betrekking tot het bestanddeel ‘een kwetsbare positie’ geldt dat dit begrip in de wet is gedefinieerd in die zin dat daaronder wordt begrepen: “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan”.
Het in art. 273f, eerste lid, Sr voorkomende bestanddeel (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van uitbuiting van strafbare activiteiten.
Blijkens de wetsgeschiedenis doelt deze bepaling op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij, waarbij als voorbeeld wordt genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden.
Uit jurisprudentie volgt dat (het oogmerk van) uitbuiting moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van art. 273f, eerste lid, aanhef en onder sub 4 Sr. De verweten gedragingen kunnen eerst dan als mensenhandel als bedoeld in art. 273f, eerste lid, aanhef en onder sub 4 Sr worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat is voldaan aan de voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [33]
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van art. 273f, eerste lid, Sr, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is. [34]
Toepassing - sub 4
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen volgt dat de omstandigheden waaronder verdachte en medeverdachte [medeverdachte] [benadeelde partij] lieten werken en waaronder [benadeelde partij] bij hen verbleef zodanig waren dat sprake was van uitbuiting. Het gaat daarbij om de volgende omstandigheden:
- [benadeelde partij] moest jarenlang zeer lange werkdagen maken (soms zelfs tot 23.00 uur ’s avonds). Het ging om fysiek zwaar werk (o.a. in de oud ijzerhandel).
- [benadeelde partij] ontving geen loon voor de werkzaamheden.
- Als [benadeelde partij] zijn werk niet goed deed, werd hij mishandeld, uitgescholden of op een andere wijze vernederd.
- [benadeelde partij] woonde bij verdachte en [medeverdachte] in een (te) kleine ruimte, waarvan de deur ’s nachts vaak op slot ging.
- De Wajong-uitkering van [benadeelde partij] werd door verdachte en [medeverdachte] ingenomen. Het volledige bedrag van deze uitkering werd van [benadeelde partij] rekening gehaald en verdachte en [medeverdachte] bepaalden wat er met dit geld gebeurde.
- Verdachte en [medeverdachte] kochten spullen op [benadeelde partij] naam en van zijn rekening voor hun eigen huishouden, waardoor [benadeelde partij] in de schulden kwam.
- Door verdachte werd [benadeelde partij] als katvanger gebruikt: [benadeelde partij] moest auto’s op zijn naam zetten (omdat verdachte dit vanwege een belastingschuld niet zelf kon), maar ook een bedrijfspand en een woning. Als hij niet zou meewerken, werd hij mishandeld. Verdachte heeft [benadeelde partij] hierdoor het criminele circuit in getrokken (door de FIOD is [benadeelde partij] zelfs als verdachte aangemerkt in een fraudeonderzoek). Bovendien werden de hypotheeklasten van de genoemde woning niet betaald, waardoor [benadeelde partij] nog dieper in de schulden kwam.
- [benadeelde partij] kon geen kant op. Hij had geen telefoon en hij moest zijn bankpas en ID-kaart afgeven. Ook mocht hij geen contact meer hebben met zijn familie en zijn vrienden. Zoals gezegd, werd hij ’s nachts vaak opgesloten in de schuur waar hij verbleef en kon hij op die momenten ook letterlijk geen kant op.
Het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in staat waren [benadeelde partij] uit te buiten, was een gevolg van de kwetsbare positie waarin hij zich bevond ( [benadeelde partij] was - onder meer - zwakbegaafd en hij had schulden), het geweld dat door verdachte tegen [benadeelde partij] werd gebruikt en het dreigen met geweld, waardoor angst ontstond bij [benadeelde partij] en hij zich gedwongen voelde te doen wat verdachte en [medeverdachte] van hem verlangden, zoals de lange werkdagen maken. Door verdachte werd [benadeelde partij] daarnaast nog gedwongen om auto’s, een bedrijf en een pand op zijn naam te zetten. Uit de bewijsmiddelen - zoals deze hiervoor zijn weergegeven - blijkt dat verdachte en [medeverdachte] allebei wisten dat [benadeelde partij] in een kwetsbare positie verkeerde. De verdediging heeft opgemerkt dat sprake zou zijn van vrijwilligheid bij [benadeelde partij] en dat uitbuiting daarom niet bewezen kan worden. Het hof deelt deze opvatting niet. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat [benadeelde partij] werd gedwongen om voor verdachte en [medeverdachte] te werken en dat zij bovendien op verschillende manieren misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie waarin hij verkeerde. Het ontbrak [benadeelde partij] dus aan de mogelijkheid om een bewuste keuze te maken en van vrijwilligheid kan daarom niet worden gesproken.
Het hof acht bewezen dat verdachte het onder 1 sub 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Sub 1
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte en [medeverdachte] [benadeelde partij] met de in de tenlastelegging genoemde middelen (dwang, geweld, dreiging met geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie) hebben gehuisvest en vervoerd en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting. [benadeelde partij] werd vervoerd zodat hij zijn werkzaamheden (waarvoor hij niet werd betaald) ten behoeve van verdachte en medeverdachte kon verrichten. Hij werd dus vervoerd met het oogmerk van uitbuiting. Door [benadeelde partij] te huisvesten konden verdachte en medeverdachte zijn slaap- en werktijden bepalen. Zij hielden door het huisvesten niet alleen controle over de activiteiten van [benadeelde partij] , maar ook over zijn uitkering waarover zij konden beschikken en [benadeelde partij] niet. Door hem te huisvesten konden verdachte en medeverdachte dus maximaal profiteren van [benadeelde partij] . Het huisvesten gebeurde dus eveneens met het oogmerk van uitbuiting.
Dat ze [benadeelde partij] konden blijven huisvesten en vervoeren met het oogmerk van uitbuiting had onder meer te maken met de angst die hij voelde (als gevolg van het geweld en de bedreigingen) en met de kwetsbare positie waarin [benadeelde partij] zich bevond. Hij had geen geld, geen contact met familie en geen eigen woning en vervoer. Het was dus voor hem moeilijk om zich aan de situatie te onttrekken en ’s nachts was het zelfs onmogelijk omdat hij opgesloten werd.
Het hof acht bewezen dat verdachte het onder 1 sub 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Zoals hiervoor al is overwogen, spreekt het hof verdachte vrij van het onder sub 1 tenlastegelegde “werven”.
Sub 6
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [benadeelde partij] geen loon ontving voor al het werk dat hij voor verdachte en [medeverdachte] heeft moeten doen. Alleen al om die reden hebben zij opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting van [benadeelde partij] . Daarnaast hebben zij - onder meer - de Wajong-uitkering van [benadeelde partij] afgepakt en heeft verdachte nog voordeel getrokken uit de uitbuiting van [benadeelde partij] door hem te dwingen om auto’s, een onderneming en een pand op zijn naam te laten zetten. Ook het onder 1 sub 6 tenlastegelegde is daarmee bewezen.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt voor wat betreft de onder 1 tenlastegelegde mensenhandel. Hoewel medeverdachte [medeverdachte] niet voor alle onderdelen van de feitelijke uitwerking in het tenlastegelegde verantwoordelijk wordt gehouden, was haar aandeel in het huisvesten/opnemen (met het oogmerk van uitbuiting) en (het profiteren van) de uitbuiting van zodanig gewicht dat van medeplegen kan worden gesproken. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde sub 1, 4 en 6 was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen, zoals deze hiervoor zijn weergegeven, leidt het hof af dat verdachte [benadeelde partij] in de tenlastegelegde periode meermalen heeft mishandeld. Feit 2 is daarmee bewezen. Aangezien deze mishandelingen voornamelijk plaatsvonden door verdachte of zijn medeverdachte buiten aanwezigheid van de ander, zal het hof verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen van feit 2.
Feit 3
Het hof leidt uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen af dat verdachte en [medeverdachte] [benadeelde partij] in de tenlastegelegde periode herhaaldelijk hebben opgesloten in de ruimte waarin hij verbleef.
Volgens de verdediging was deze vrijheidsberoving niet wederrechtelijk omdat [benadeelde partij] met de opsluiting zou hebben ingestemd. Het hof verwerpt dit verweer. In de eerste plaats omdat niet is gebleken dat [benadeelde partij] telkens met de opsluiting heeft ingestemd. Maar ook als dat wel zo was, is het hof in de gegeven omstandigheden van oordeel dat die instemming niets afdoet aan de wederrechtelijkheid van de opsluiting. Zoals het hof hiervoor reeds uitgebreid heeft overwogen, hebben verdachte en [medeverdachte] op verschillende manieren misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [benadeelde partij] verkeerde. Ook is overwogen dat [benadeelde partij] figuurlijk gezien geen kant op kon, onder meer vanwege het geweld dat tegen hem werd gebruikt, de dreiging met geweld en het feit dat zijn bankpas en ID-bewijs waren ingenomen. Als het ware, was [benadeelde partij] geheel afhankelijk gemaakt van verdachte en [medeverdachte] . Dat maakt dat de opsluiting naar het oordeel van het hof wederrechtelijk was, ook al zou [benadeelde partij] (op momenten) met die opsluiting hebben ingestemd. Door de verdachten is nog verklaard dat [benadeelde partij] ’s nachts alleen werd opgesloten om te voorkomen dat de honden en de buurhonden gingen blaffen als hij de schuur verliet en bovendien om te voorkomen dat [benadeelde partij] de straat op ging om geld te lenen bij mensen. In dit verband overweegt het hof dat dit doel dat de verdachten naar eigen zeggen voor ogen stond op geen enkele wijze rechtvaardigt dat de deur van de slaapruimte ’s nachts op slot werd gedaan.
Door de verdediging is ook nog aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de wederrechtelijkheid van de opsluiting. Dit verweer faalt, omdat het opzet - gelet op de delictsomschrijving van artikel 282 Sr - niet gericht hoeft te zijn op de wederrechtelijkheid. Het opzet hoeft enkel gericht te zijn op het op slot doen van de deur en dat kan zonder meer worden bewezen.
Gelet op het voorgaande, verklaart het hof bewezen dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.hij in of omstreeksde periode van 1 maart 2007 tot en met 31 oktober 2015 te [pleegplaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of eldersin Nederland en/of op één of meerdere plaatsenin Duitsland

(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
A.
een ander, te weten een persoon genaamd [benadeelde partij] (geboren te [geboorteplaats benadeelde partij] op [geboortedatum benadeelde partij] 1985)
(sub 1)
door dwang en/of geweld en/of door dreiging met geweld en
/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met een andere feitelijkheid en/ofdoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
en/of fraude
heeft
geworven en/ofgehuisvest en
/ofheeft vervoerd en/of heeft opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde partij] ,
en
/of
(sub 4)
door dwang en
/ofdoor geweld en
/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofdoor dreiging met geweld en
/of een andere feitelijkheid en/ofdoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie
en/of fraude
[benadeelde partij] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
, dan wel
door dwang en/of door geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of fraude enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [benadeelde partij] zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en
/of
B.
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [benadeelde partij]
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [benadeelde partij] :
- opgenomen in
zijn/hun gezin en
/of
- gehuisvest in een caravan en/of zomerhuisje/schuur en
/of
- ertoe verplicht diens
paspoort, althans diensidentiteitsbewijs
,af te geven en
/of
- ertoe verplicht diens bankpas af te geven en
/of
- ertoe verplicht diens Wajong-uitkering te doen uitbetalen op een bankrekening van hem, verdachte en/of
- angst aangejaagd door aan die [benadeelde partij] te vertellen dat hij, verdachte, in het verleden ernstige delicten had gepleegd zoals moord, mishandeling, vrijheidsberoving en afpersing; en/of
- angst aangejaagd door aan die [benadeelde partij] te vertellen dat hij, verdachte, een ander 17 keer met een mes in de buik had gestoken en
/of
- meermalen geslagen
en/of door een of meer ander(en) doen slaan, althans mishandelenen
/of
- meermalen medegedeeld dat er geweld tegen die [benadeelde partij] zou worden gebruikt als deze niet
(verder)zou meewerken aan het op diens naam zetten van auto’s en
/of
- een scherp voorwerp in diens rug(streek) gedrukt en
/ofdie [benadeelde partij] (daarbij) medegedeeld dat het voor die [benadeelde partij] verboden was om contact op te nemen en te onderhouden met diens familie, vrienden en/of kennissen en
/of
- (’s nachts) opgesloten in een caravan waarin geen sanitaire voorzieningen waren; en/of
- ertoe verplicht (’s nachts) diens telefoon aan hem, verdachte, af te geven en/of
- (’ s nachts) opgesloten in een
zomerhuisje/schuurtje,
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat hij die [benadeelde partij] ertoe heeft verplicht:
- gedurende
7 dagen per week, althanseen groot aantal dagen per week, gedurende
16 uren per dag, althanseen groot aantal uren per dag, werkzaamheden voor hem, verdachte, en/of bij bedrijven/een bedrijf van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te verrichten tegen niets meer dan kost en inwoning
, althans een arbeidsbeloning ver beneden het wettelijk verplichte minimumloonen
/of
- ‘ op papier’ een pand ( [adres 1] te [plaats] ) op diens naam te (doen) zetten en
/of
-
24, althans een of meerauto’s op diens naam te (doen) zetten en
/of
- een onderneming ( [onderneming] ) te (doen) registreren en voor die onderneming een of meer bankrekening(en) te openen,
terwijl die [benadeelde partij] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, omdat die [benadeelde partij] :
- over beperkte geestvermogens beschikte (een gemeten IQ van 72) en
/of
- een meervoudige persoonlijkheidsstoornis had (gediagnostiseerd met ADHD en PDD NOS)
,en
/of
- zonder het behalen van enig diploma het onderwijs verlaten had en/of
- verslaafd was of was geweest (softdrugs, harddrugs en gokken) en
/of
- onder bewind was gesteld en
/of
-
gedurende enige tijd dakloos was (geweest) en op straat leefde en/of
- hoge schulden had
(20 tot 30 duizend euro).

2.hij in of omstreeksde periode van 1 maart 2007 tot en met 31 oktober 2015 te [pleegplaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of eldersin Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen,
meermalen,
althans eenmaal,
[benadeelde partij] heeft mishandeld, immers
hebben/heeft hij
, verdachte, en/of zijn mededader(s)die [benadeelde partij]
(telkens
)opzettelijk geslagen waardoor deze
letsel (bloeduitstortingen) en/ofpijn heeft ondervonden;

3.hij in of omstreeksde periode van 18 juni 2009 tot en met 31 juli 2015 te [pleegplaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of elders in Nederland,

tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, en/of alleen,
meermalen,
althans eenmaal,
opzettelijk en wederrechtelijk een ander, te weten [benadeelde partij] ,
van diens vrijheid beroofd
en/of beroofd gehouden,
immers hebben
/heeft hij,verdachte
,en/of zijn mededader
(s)die [benadeelde partij] gedurende
vele/meerdere nachten opgesloten in een
caravan en/of in een zomerhuisje/schuurtje.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel in vereniging, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte voor de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het hof verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In dit verband heeft de raadsman gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte (zoals de negatieve media-aandacht en het feit dat alle bezittingen van verdachte zijn verkocht of vernietigd) en de overschrijding van de redelijke termijn.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de straf gaat het hof uit van de strafdoeleinden, te weten de vergelding, speciale en generale preventie. Het hof is van oordeel dat, gelet op die doeleinden, de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur passend en geboden is. In verband met die strafdoeleinden acht het hof voor strafoplegging in mensenhandel - voor zover relevant in deze zaak - de volgende omstandigheden van belang:
  • de mate waarin inbreuk is gemaakt op de autonomie van het slachtoffer;
  • de periode waarin sprake is geweest van uitbuiting;
  • het aantal slachtoffers dat is uitgebuit;
  • de omstandigheid dat sprake is van een georganiseerd verband;
  • de wijze (zoals de mate van geweld) waarop het slachtoffer is gedwongen/bewogen de werkzaamheden te doen;
  • de leeftijd en/of kwetsbaarheid van het slachtoffer;
  • het aantal dagen per week en het aantal uren per dag waarop er gewerkt moest worden;
  • de werkzaamheden die verricht moesten worden;
  • de werkomstandigheden;
  • de hoeveelheid geld die werd afgedragen;
  • het percentage van de verdiensten dat moest worden afgedragen;
  • de rol van verdachte met betrekking tot die uitbuiting (vervulde hij een kernrol of was hij ‘slechts’ faciliterend);
  • de houding van de verdachte (heeft hij inzicht getoond in het kwalijke van zijn gedrag);
  • relevante recidive.
Ten aanzien van de vergelding gaat het om de ernst van de feiten.
Verdachte en zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] , hebben zich jarenlang schuldig gemaakt aan mensenhandel ten opzichte van de verstandelijk beperkte [benadeelde partij] . [benadeelde partij] bevond zich in een kwetsbare positie. Niet alleen vanwege zijn verstandelijke beperking ( [benadeelde partij] is zwakbegaafd), maar ook omdat hij kampte met verslavingsproblematiek en omdat hij schulden had. Mede door toedoen van verdachte raakte [benadeelde partij] steeds meer geïsoleerd van de buitenwereld. Hij beschikte niet over een telefoon, hij moest zijn identiteitsbewijs afgeven en hij mocht geen contact meer hebben met familieleden en vrienden. Gedurende een zeer lange periode - meer dan acht jaar - hebben verdachte en [medeverdachte] [benadeelde partij] gedwongen om voor hen te werken, zonder dat daar ook maar enige vergoeding tegenover stond. [benadeelde partij] moest zwaar werk verrichten, hij maakte zeer lange werkdagen (soms tot 23.00 uur in de avond) en hij werkte meer dan vijf dagen per week. Zoals gezegd, ontving hij geen loon. Als [benadeelde partij] zijn werk niet goed deed, werd hij mishandeld of uitgescholden. Door verdachte is [benadeelde partij] ook gebruikt als katvanger: hij moest auto’s, een bedrijf en een pand op zijn naam laten zetten. Als gevolg daarvan kwam hij steeds dieper in de schulden terecht, terwijl verdachte juist financieel voordeel genoot. Bovendien hebben verdachte en [medeverdachte] de Wajong-uitkering van [benadeelde partij] afgepakt en gebruikt voor hun eigen huishouden. Het onderkomen van [benadeelde partij] bij verdachte en [medeverdachte] was ondermaats: hij verbleef in een (te) kleine ruimte naast het woongedeelte van verdachte en [medeverdachte] . De deur van die ruimte ging ’s nachts vaak op slot, zodat [benadeelde partij] geen kant op kon. Met dit handelen hebben verdachte en [medeverdachte] jarenlang inbreuk gemaakt op de menselijke waardigheid, de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. De strafbare gedragingen hebben een grote impact gehad op het leven van [benadeelde partij] . Verdachte en [medeverdachte] hebben [benadeelde partij] uitgebuit, wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en mishandeld. Daarbij hebben zij zich uitsluitend laten leiden door winstbejag voor zichzelf en geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van hun handelen voor het welzijn van [benadeelde partij] . Verdachte heeft bovendien op geen enkel moment te kennen gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn gedrag.
Gelet op de ernst van de feiten is uit oogpunt van vergelding een langdurige gevangenisstraf geboden.
Ten aanzien van de generale preventie is eveneens een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats. Duidelijk moet zijn dat voor uitbuiting zoals in deze zaak heeft plaatsgevonden, langdurige gevangenisstraffen worden opgelegd.
Ten aanzien van de speciale preventie overweegt het hof het volgende.
Het hof houdt rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juli 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit werkt derhalve niet strafverhogend of -verlagend.
Het hof houdt verder in strafmatigende zin in de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Zo is het hof gebleken dat deze strafzaak (ook) veel impact heeft gehad op verdachte en [medeverdachte] . Zij hebben erg geleden onder de voor hen negatieve media-aandacht die deze zaak heeft gehad en daarnaast zijn zij hun huis met volledige inboedel kwijtgeraakt als gevolg van deze strafzaak.
In alle hiervoor genoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van 5 jaar (met aftrek van voorarrest) passend en geboden is. Echter zal het hof nog een korting op de straf toepassen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn (zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is de redelijke termijn overschreden). Hoewel de overschrijding met name zijn oorzaak vindt in de onderzoekswensen van de verdediging, is deze overschrijding ook een gevolg van het niet willen of kunnen verschijnen van de getuigen op de oproepen voor hun verhoor, zodat steeds nieuwe data voor de verhoren gepland moesten worden. Het hof is van oordeel dat een korting van 10% moet worden toegepast. Dat betekent dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Deze straf is aanzienlijk hoger dan de straf die het hof aan medeverdachte [medeverdachte] heeft opgelegd. In dit verband overweegt het hof dat verdachte een nog kwalijker rol heeft gespeeld dan zijn partner. Verdachte was degene die tijdens het werk altijd bij [benadeelde partij] was, hem instructies gaf, hem controleerde en hem uitschold en mishandelde als [benadeelde partij] het niet goed deed. Bovendien is het hof in deze zaak tot een ruimere bewezenverklaring gekomen dan in de strafzaak van [medeverdachte] . De tenlastegelegde onderdelen die zien op het op naam van [benadeelde partij] zetten van auto’s, een pand en een bedrijf - kort gezegd de criminele exploitatie van [benadeelde partij] - zijn alleen in deze zaak bewezen en niet in de zaak van [medeverdachte] . Naar het oordeel van het hof leveren deze onderdelen van de tenlastelegging een ernstig onderdeel van het verwijt op en is het strafverschil tussen beide verdachten mede daarmee te verklaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn - onder meer - begaan met behulp van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven wandelstok. Deze wandelstok behoort de verdachte toe. Het hof zal deze wandelstok daarom verbeurd verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 491.115,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 40.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de vordering verhoogd met een bedrag van € 38,05 in verband met het opvragen van medische informatie bij de huisarts. Op grond van het bepaalde in artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering is een dergelijke verhoging evenwel niet mogelijk. De totale vordering van de benadeelde partij in hoger beroep waarover het hof dient te oordelen bedraagt derhalve de oorspronkelijke € 491.115,44.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen.
De raadsman heeft primair betoogd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet voor toewijzing in aanmerking komt vanwege de bepleite vrijspraak van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kort gezegd omdat onvoldoende duidelijk is waaruit de opgevoerde schade bestaat en hoe deze is opgebouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Anders dan de rechtbank heeft gedaan, zal het hof de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding van materiële schade gedeeltelijk toewijzen, te weten tot een bedrag van € 245.791,66. Dit bedrag bestaat uit de volgende schadeposten:
- € 194.464,97 aan niet-ontvangen brutosalaris (exclusief de gevorderde wettelijke rente ad € 79.749,09);
- € 3.075,- aan toeslagen van de Belastingdienst;
- € 48.251,69 aan opgebouwde schulden.
Naar het oordeel van het hof zijn deze schadeposten voldoende onderbouwd en komt dit deel van de gevorderde vergoeding van materiële schade voor toewijzing in aanmerking. Voor wat betreft de gevorderde wettelijke rente ad € 79.749,09 (onderdeel van de gevorderde vergoeding voor niet-ontvangen brutosalaris) geldt dat een beoordeling van dit deel van de vordering te ingewikkeld is en daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de materiële schadepost ad € 125.574,69, die ziet op de Wajong-uitkering die de benadeelde partij zou moeten terugbetalen, overweegt het hof dat op dit moment niet duidelijk is of het UWV (mede gelet op de zeer bijzondere omstandigheden van de zaak) ooit tot terugvordering van dit bedrag zal overgaan. Daarom zal het hof de benadeelde partij ten aanzien van deze twee bedragen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Voor wat betreft de gevorderde vergoeding van immateriële schade overweegt het hof het volgende. Er was sprake van een langdurige financiële exploitatie van de benadeelde partij. De financiële schade wordt gecompenseerd door toewijzing van (een groot gedeelte van) de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade. Naast de financiële exploitatie werden ook forse inbreuken gemaakt op de lichamelijke integriteit en bewegingsvrijheid van de benadeelde partij. Als gevolg van deze inbreuken is immateriële schade ontstaan. Uit het dossier volgt dat na de tia van verdachte in 2010 de bedoelde inbreuken zodanig in ernst en frequentie toenamen dat vanaf toen de immateriële schade moet zijn ontstaan. Deze situatie duurde tot 2015. Het hof begroot die schade op € 5.000 per jaar en gaat uit van een totaalbedrag van € 25.000 aan immateriële schade. Gelet op vergelijkbare jurisprudentie acht het hof het redelijk en billijk om dit bedrag toe te wijzen.
Voor het overige deel, het bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte is tot vergoeding van de hierboven genoemde schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 270.791,66. In de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] zal het hof de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 221.276,39. Dit bedrag is lager dan het bedrag dat in deze zaak wordt toegewezen, omdat een deel van de door de benadeelde partij opgebouwde schulden naar het oordeel van het hof uitsluitend aan verdachte toegerekend kan worden en niet aan [medeverdachte] . Het gaat dan om de bedragen die verband houden met de woning in [plaats] die [benadeelde partij] op zijn naam moest zetten en de schulden die bij [benadeelde partij] zijn ontstaan omdat hij auto’s op zijn naam moest zetten van verdachte. Daarnaast is het hof van oordeel dat in deze zaak een hoger bedrag aan immateriële schade dient te worden toegewezen, omdat verdachte een groter aandeel heeft gehad in de tenlastegelegde feiten dan [medeverdachte] . Het voorgaande brengt met zich dat het hof de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal toewijzen tot het bedrag van € 221.276,39 (het deel dat ook wordt toegewezen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] ) en dat de vordering voor het overige deel - een bedrag van
€ 49.515,27 - niet hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 47, 57, 273f, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 270.791,66 (tweehonderdzeventigduizend zevenhonderdeenennegentig euro en zesenzestig cent)bestaande uit
€ 245.791,66 (tweehonderdvijfenveertigduizend zevenhonderdeenennegentig euro en zesenzestig cent)materiële schade en
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro)immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het bedrag van
€ 221.276,39aansprakelijk is.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 270.791,66 (tweehonderdzeventigduizend zevenhonderdeenennegentig euro en zesenzestig cent)bestaande uit
€ 245.791,66 (tweehonderdvijfenveertigduizend zevenhonderdeenennegentig euro en zesenzestig cent)materiële schade en
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro)immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het bedrag van
€ 221.276,39aansprakelijk is.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
360 (driehonderdzestig) dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 oktober 2015.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven wandelstok.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. M.L. Plas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 22 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L. Plas is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 september 2022.
Tegenwoordig:
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. J.E. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. R. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter sluit het onderzoek en spreekt het arrest uit.
De voorzitter deelt mede dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens - tenzij anders aangegeven - verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 6640-2016-1155 (Zaak Lure), gesloten en getekend op 30 september 2016 door [naam] , als algemeen opsporingsambtenaar en rechercheur werkzaam bij de Inspectie SZW.
2.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal intake [benadeelde partij] , p. 415 e.v., inhoudende het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] .
3.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 418 e.v., inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] .
4.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 427 e.v., inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] .
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 434 e.v., inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] .
6.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 445 e.v., inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] .
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 99 e.v., inhoudende de verklaring van [verdachte] .
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 110 e.v., inhoudende de verklaring van [verdachte] .
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 113 e.v., inhoudende de verklaring van [verdachte] .
10.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 119 e.v., inhoudende de verklaring van [verdachte] .
11.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 129 e.v., inhoudende de verklaring van [verdachte] .
12.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 141 e.v., inhoudende de verklaring van [verdachte] .
13.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 17 januari 2018, 2 februari 2018 en 8 februari 2018 van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank [plaats] , inhoudende de verklaring van
14.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 189 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
15.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 196 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
16.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 202 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
17.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 206 e.v., inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
18.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 246 e.v., inhoudende de verklaring van [zoon verdachte] .
19.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 260 e.v., inhoudende de verklaring van [zoon verdachte] .
20.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 287 e.v., inhoudende de verklaring van [zoon verdachte] .
21.Het in de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal, p. 12 en 14, inhoudende het relaas van verbalisant [naam] .
22.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 498 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 7] en [getuige 8] .
23.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 491 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 13] .
24.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 459 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 9] .
25.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank [plaats] d.d. 7 maart 2017, inhoudende de verklaring van [getuige 9] .
26.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, p. 574 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [naam] .
27.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 464 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 10] .
28.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 506 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 5] .
29.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 357 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 11] .
30.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, p. 516 e.v., inhoudende het relaas van verbalisant [naam] .
31.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 317 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
32.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor, p. 450 e.v., inhoudende de verklaring van [getuige 12] .
33.HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
34.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.