ECLI:NL:GHARL:2022:8111

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
200.298.142
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering inzake inzage in documenten tussen aannemer en projectontwikkelaar over afwikkeling aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft Bouwbedrijf Van Grunsven B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin een geschil tussen Van Grunsven en MidNed 3 B.V. over de afwikkeling van een aannemingsovereenkomst aan de orde was. De rechtbank had eerder vorderingen van beide partijen deels toegewezen en verrekend, waarbij Van Grunsven een bedrag van € 1.137.409,42 van MidNed moest ontvangen, maar ook zelf een bedrag van € 1.089.000,- moest betalen vanwege te late oplevering. Van Grunsven heeft in hoger beroep een incidentele vordering ingesteld op basis van artikel 843a Rv, waarin zij inzage vorderde in bepaalde documenten om haar standpunten te onderbouwen. Het hof heeft deze vordering afgewezen, omdat Van Grunsven niet voldoende rechtmatig belang had aangetoond en de gevraagde inzage te algemeen was geformuleerd. Het hof oordeelde dat de vordering niet voldeed aan de vereisten van artikel 843a Rv, en dat er geen aanleiding was om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van artikel 22 Rv. De proceskosten van het incident werden toegewezen aan MidNed c.s. en Van Grunsven werd veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.298.142
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, 19.1728
arrest van 20 september 2022
in het incident in de zaak van
Bouwbedrijf Van Grunsven B.V.
rechtsopvolgster van Bouwbedrijf Van Grunsven Erp B.V.
die is gevestigd in Erp, gemeente Meierijstad
die hoger beroep heeft ingesteld en optreedt als eiseres in het incident
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna Van Grunsven te noemen
vertegenwoordigd door mr. K.J.M. Willems
tegen

1.MidNed 3 B.V.

2. Boothstraat 1 C.V

3. Stichting Boothstraat 1 Beheer

die allen gevestigd zijn in Utrecht
die ook hoger beroep hebben ingesteld en optreden als verweersters in het incident
en bij de rechtbank optraden als gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie
hierna samen MidNed c.s. te noemen (in vrouwelijk enkelvoud) en ieder afzonderlijk MidNed, Boothstraat C.V. en Boothstraat Beheer
vertegenwoordigd door mr. P.V. Kleijn

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Van Grunsven heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht op 24 maart 2021 heeft uitgesproken in de zaak tussen partijen en de daarmee gevoegde zaak tussen MidNed en Van Grunsven Beheer B.V. (zaaknummer rechtbank 19.13212).
1.2.
De zaak tussen partijen is in hoger beroep ook gevoegd met de zaak tussen MidNed en Van Grunsven Beheer B.V. (zaaknummer gerechtshof 200.299.098). Het hof heeft in de gevoegde zaken bij het arrest van 21 juni 2022 (verbeterd op 28 juni 2022) een mondelinge behandeling bepaald op 29 maart 2023. Voor het procesverloop in hoger beroep in de onderhavige zaak verwijst het hof naar dat arrest.

2.De kern van de zaak

2.1.
Van Grunsven is een aannemer en MidNed een projectontwikkelaar. MidNed heeft het kantoorgebouw aan de Jan van Foreeststraat 2 in Utrecht (hierna: het pand) in eigendom gehad en vervolgens verkocht en geleverd aan Boothstraat Beheer, die daarbij optrad namens Boothstraat C.V. Boothstraat Beheer is de beherend vennoot van Boothstraat C.V. In de turnkey-/koopovereenkomst hebben MidNed en Boothstraat Beheer (namens Boothstraat C.V.) afgesproken dat MidNed een aannemingsovereenkomst zal sluiten met een aannemer om het pand te herontwikkelen tot een appartementencomplex.
Vervolgens hebben MidNed en Van Grunsven op 1 februari 2017 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten op grond waarvan Van Grunsven in opdracht van MidNed in het pand appartementen heeft gerealiseerd (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst is vermeld dat het pand op 1 februari 2018 zal worden opgeleverd. De oplevering van het pand heeft uiteindelijk op 26 juni 2018 plaatsgevonden.
2.2.
Tussen Van Grunsven en MidNed is een geschil ontstaan over de afwikkeling van de overeenkomst. Zij hebben bij de rechtbank over en weer vorderingen ingesteld. De discussie tussen Van Grunsven en MidNed ziet onder meer op de hoogte van de bedragen aan meer- en minderwerk en op de vraag of MidNed aanspraak kan maken op schadevergoeding vanwege tekortkomingen in het werk en op een boete/korting op de aanneemsom, vanwege de te late oplevering. Van Grunsven heeft bij de rechtbank ook vorderingen ingesteld tegen Boothstraat C.V. en Boothstraat Beheer. Van Grunsven stelt dat zij ongerechtvaardigd zijn verrijkt door de waardestijging van het pand en door de besparing van een deel van de aanneemsom en het meerwerk dat niet is betaald.
2.3.
De rechtbank heeft de vorderingen van Van Grunsven en MidNed over en weer met betrekking tot de openstaande aanneemsom, het meer- en minderwerk en de gevorderde schadevergoeding deels toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van Van Grunsven en MidNed met elkaar verrekend en MidNed in conventie en reconventie veroordeeld tot betaling aan Van Grunsven van een bedrag van € 1.137.409,42. Daarnaast heeft de rechtbank Van Grunsven in reconventie veroordeeld tot betaling aan MidNed van een bedrag van € 1.089.000,- ten aanzien van de boete/korting vanwege de te late oplevering. De rechtbank heeft de vorderingen van Van Grunsven tegen Boothstraat C.V. en Boothstraat Beheer afgewezen.
2.4.
Van Grunsven heeft in hoger beroep een incident ingesteld tegen MidNed c.s. op grond van primair artikel 843a Rv en subsidiair artikel 22 Rv. Van Grunsven betoogt in het kader van de door MidNed gevorderde boete/korting dat MidNed geen schade heeft geleden door de te late oplevering. Van Grunsven doet onder meer een beroep op matiging van de boete/korting. Om haar standpunten in dat kader te kunnen onderbouwen vordert Van Grunsven op straffe van een dwangsom inzage in een aantal stukken.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de incidentele vordering van Van Grunsven afwijzen. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.
Artikel 843a Rv
3.2.
Bij de vraag of de vordering tot inzage/afschrift van gegevens voor toewijzing in aanmerking komt, stelt het hof voorop dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op gegevens van degene die de gegevens heeft. De bepaling stelt de inzage afhankelijk van een aantal vereisten waaraan moet zijn voldaan. De eiser moet een rechtmatig belang hebben bij de inzage. Hij moet inzage vorderen van bepaalde bescheiden over een rechtsbetrekking waarin hij zelf partij is. Artikel 843a Rv biedt verder niet de mogelijkheid voor het opvragen van gegevens waarvan de eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. Maar ook als aan alle vereisten is voldaan, kan de vordering nog worden afgewezen. Dit vanwege zwaarwichtige redenen of omdat kan worden aangenomen dat de eiser ook zonder de gevorderde gegevens kan rekenen op een juiste toepassing van het recht.
3.3.
Van Grunsven vordert ten eerste inzage in de turnkey-/koopovereenkomst van het pand tussen MidNed en Boothstraat Beheer (die daarbij optrad namens Boothstraat C.V.). Volgens Van Grunsven is de latere opleveringsdatum het gevolg van door haar op verzoek van MidNed uitgevoerde aanvullende werkzaamheden. Van Grunsven betoogt dat uit de door MidNed aan haar opgedragen aanvullende werkzaamheden volgt dat de omvang van de opleveringsverplichting uit de turnkey-/koopovereenkomst van MidNed jegens Boothstraat C.V. groter moet zijn geweest dan die van Van Grunsven jegens MidNed. Van Grunsven wil met de koopovereenkomst onderbouwen dat indien zij de aanvullende werkzaamheden niet had verricht MidNed zelf nog diverse werkzaamheden had moeten verrichten, welke zouden hebben geresulteerd in dezelfde latere opleveringdatum (26 juni 2018 of later). Dat maakt dat MidNed geen schade heeft geleden door de te late oplevering, aldus Van Grunsven.
3.4.
MidNed c.s. heeft bij haar antwoordconclusie in incident de volgende stukken overgelegd:
- een brief met bijlage van MidNed aan Boothstraat Beheer van 10 februari 2017 (productie 164);
- facturen van de koop-/aanneemsom van MidNed aan Boothstraat C.V. (productie 165);
- bankafschriften van MidNed (productie 166);
- een brief van 19 november 2021 van [naam1] van 4-Vision (hierna: [naam1] ) met als titel
“Controle betalingsverkeer tussen Boothstraat 1 Beheer B.V. / Boothstraat 1 C.V. / Stichting Boothstraat Beheer - MidNed 3 B.V.”(productie 167).
MidNed c.s. betoogt dat de aanvullende werkzaamheden die Van Grunsven heeft verricht geen onderdeel uitmaken van de in de turnkey-/koopovereenkomst met Boothstraat C.V. overeengekomen koop-/aanneemsom. MidNed c.s. heeft een factuur aan Boothstraat C.V. met nummer 201811 overgelegd ten aanzien van verricht meerwerk voor een bedrag van € 651.025,81. MidNed c.s. wijst erop dat [naam1] in zijn brief heeft vermeld dat Boothstraat C.V. dat bedrag aan meerwerk heeft voldaan bovenop de koop-/aanneemsom. Verder noemt MidNed c.s. dat MidNed in haar brief van 10 februari 2017 aan Boothstraat Beheer schrijft dat het project op 1 februari 2018 aan Boothstraat Beheer wordt opgeleverd. Ook daaruit blijkt dat de omvang van de met Boothstraat C.V. in de turnkey-/koopovereenkomst afgesproken opleveringsverplichting gelijk is aan die van Van Grunsven, aldus MidNed c.s.
3.5.
Het hof is van oordeel dat Van Grunsven geen rechtmatig belang heeft bij inzage in de koopovereenkomst. Van Grunsven heeft onvoldoende toegelicht dat de koopovereenkomst steun kan geven aan haar betoog dat MidNed geen schade heeft geleden door de te late oplevering. Van Grunsven vermoedt slechts dat in het geval zij de aanvullende werkzaamheden niet had verricht, MidNed op grond van de afspraken uit de koopovereenkomst met Boothstraat Beheer na 1 februari 2018 zelf nog diverse werkzaamheden had moeten verrichten om aan haar opleveringsverplichting jegens Boothstraat C.V. te voldoen. Van Grunsven wil dus inzage in de koopovereenkomst om te bezien of daarin de informatie staat die zij veronderstelt, terwijl zij die veronderstelling niet voldoende heeft toegelicht. In het licht van de gemotiveerde betwisting van MidNed c.s. en de daarbij gevoegde stukken, had van haar in de akte uitlaten een duidelijkere toelichting verwacht mogen worden. Artikel 843a Rv biedt voor een
fishing expeditiongeen ruimte.
3.6.
Verder vordert Van Grunsven inzage in:
- alle correspondentie en andere documenten die zijn gewisseld tussen Boothstraat C.V. respectievelijk Boothstraat Beheer met betrekking tot termijnverlenging/bouwtijdverlenging, oplegging van een boete/korting of vergoeding van schade wegens de gestelde te late oplevering van het project;
- alle facturen van MidNed aan Boothstraat C.V. dan wel Boothstraat Beheer en van Boothstraat C.V. dan wel Boothstraat Beheer aan MidNed ten aanzien van het project;
- alle bankafschriften van betalingen van Boothstraat C.V. dan wel Boothstraat Beheer aan MidNed en van MidNed aan Boothstraat C.V. dan wel Boothstraat Beheer met betrekking tot het project.
Met die stukken wil Van Grunsven onder meer onderbouwen dat MidNed door Boothstraat C.V. of Boothstraat Beheer niet aansprakelijk is gesteld voor de gevolgen van de te late oplevering van het project door Van Grunsven en dat MidNed geen (schade)vergoeding heeft betaald aan Boothstraat C.V., zodat MidNed geen schade heeft geleden door de te late oplevering.
Van Grunsven heeft onvoldoende duidelijk gemaakt op welke bepaalde bescheiden haar incidentele vordering precies betrekking heeft. Van Grunsven heeft onvoldoende geconcretiseerd in welke stukken zij naast de door MidNed c.s. vrijwillig in de procedure gebrachte stukken nog inzage wil. De omschrijving van Van Grunsven van de gevraagde stukken is te ruim en te weinig specifiek. De incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv is dan ook niet toewijsbaar.
Artikel 22 Rv
3.7.
Van Grunsven baseert haar vordering subsidiair op artikel 22 Rv. Op grond van dat artikel kan de rechter in elke stand van de procedure partijen, dan wel één van hen, bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden over te leggen. Artikel 22 Rv geeft de rechter een discretionaire bevoegdheid. Van Grunsven kan aan artikel 22 Rv geen vorderingsrecht ontlenen. Het hof ziet op dit moment geen aanleiding om van de bevoegdheid van artikel 22 Rv gebruik te maken.
De conclusie
3.8.
De incidentele vordering zal worden afgewezen. Omdat Van Grunsven in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten van het incident veroordelen.
3.9.
De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Van Grunsven tot betaling van de proceskosten in het incident van MidNed c.s., vastgesteld op € 1.671,- aan salaris van de advocaat van MidNed c.s. (1,5 procespunt x appeltarief II). Deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
4. bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, S.C.P. Giesen en K. Mans, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.