ECLI:NL:GHARL:2022:8108
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontbinding pachtovereenkomst en zelfbewoningsplicht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de ontbinding van een pachtovereenkomst tussen een verpachter en zijn zoon als pachter. De verpachter heeft de overeenkomst ontbonden omdat hij meent dat zijn zoon tekortschiet in zijn verplichtingen, met name de zelfbewoningsplicht van de gepachte bedrijfswoning. De pachtkamer van de rechtbank heeft de ontbinding goedgekeurd, maar het hof is het daar niet mee eens. Het hof oordeelt dat de pachter voldoende in de woning verblijft om het vereiste toezicht te houden, ondanks dat zijn gezin elders woont. De slechte familieverhoudingen worden als oorzaak van deze situatie gezien. Daarnaast heeft de verpachter onvoldoende bewijs geleverd voor andere redenen voor ontbinding, zoals betalingsachterstanden en onderhoudsproblemen. Het hof concludeert dat de pachtovereenkomst niet ontbonden kan worden en wijst de vordering van de verpachter af. De proceskosten worden toegewezen aan de pachter, die in het gelijk is gesteld.